Brier van den Heer
Minister BR0QUEV1LLE.
KOMITEIT der VLUCHTELINGEN van DIXMUDE
Vergadering van Zaterdag
Voot* onze vrouwen
en meisjes.
74
(Vervolgt.)
Duinkerque 28 november 1914.
Niemand meer dan ik, neemt deel in het
ongelukkig lot der bevolking van Dixmude.
Maar er op nadenkende, zult gij begrijpen,
ik ben er van overtuigd, dat de Minister van
oorlog U op dezen oogenblik niet kan ter
hulpe komen. Opgeslopt als hij is door de
menigvuldige plichten van zijne taak, welke
is, aan het leger te bezorgen al wat het
noodig heeft en aldus mede te werken aan
de vaderlandsche verdediging.
Geiief dus de raad welke ik U geef: U in
mijnen naam tot mijn Collega van Binnen-
landsche zaken te wenden bijzonderlijk gelast
zich bezig te houden met de slachtoffers van
verschrikkelijken strijd, niet te aanzien als
een teeken van onverschilligheid.
Ik zie dat gij de toekomst, met moed inziet.
Het Gouvernement zal zijn beste doen, U
‘te helpen op het gunstigst oogenblik, het is
uit ganscher harte dat ik U mijnen doelmati-
gen steun zal aanbrengen.
Geloof aan mijne oprechte gevoelens, enz.
(get.) de BROQUEVILLE
--
Een Herderlijke Brief van Kard. Mercier.
VERMANING TOT ZEDIGHEID.
Onze H. Vader de Paus Benedictus XV
betreurt in zijn jongsten Wereldbrief de on-
bondenheid der zeden van den dag, welke
aan de heidenscbe zinnelijkheid doet denken,
en hij vraagt aan de priesters van op den
predikstoel tegen die algemeene strekking
krachtig op te treden.
De apostelen verdeelden de oude wereld
onder zichzij hebben er het Evangelie,
de boetvaardigheid, de zelfverzaking, de
kuischheid, de zedigheid, de onderlinge
stichting gepredikt; nadat zij eene stad of
eene streek hadden veroverd, zette de uitge-
lezene schaar die zij daar lieten, de evangeli
sche prediking voort, door haar voorbeeldig
leven, en zoo vermocht spijts bloedige vervol
gingen en sluwe ketterijen, het christendom,
kelder eene veiligere schuilplaats vonden.
Later kwamen nog vluchtelingen, die reeds
van de kanten van Mechelen naar Beerst ge
komen waren en nu wederom werden opge
jaagd. Allen werden in het klooster opge
nomen.
Rond 1 uur namiddag hield het vijandig
kanongeschot op.
heid uitgevonden, waarom zaaien ze nu, zoo
onverbiddelijk, dood en vernietiging op den
evenmensch? Gods inzichten zijn ondoor
grondelijk.
En zoo gingen de uren voorbij, en ’t werd
donker, en ’t werd middernacht en nog later
en nog altijd knalden de geweerschoten en
ronkten de mitrailleuzen in die bange dui
sternis.
Eindelijk om vijf uren ’s morgens werd
alles doodstil. Het tempeest scheen uitgeloeid.
We bedankten God omdat Hij ons had ge
spaard gedurende die 13 lange uren. We
gingen boven wat voedsel gebruiken. Schade
was er aan het klooster niet gedaan. Slechts
een of twee geweerkogels waren door de
vensters gevlogen.
De tusschenpoos was van korten duur.
Rond 5 1/2 uren hooren we een schrapnel
boven het klooster ontploffen, en de beschie
ting der stad neemt een aanvang. We trekken
naar onze bange eenzaamheid van den kel
der. En daarboven was het een leven van de
andere wereld. Een zwaar, dof gebrom, ge
volgd als van het zoeven van een sterken
wind door de spleten eener deur, en eindelijk
eene vreeselijke ontploffing, die het harte
eerst samentrekt van schrik, maar aanstonds
weer verruimt als we ons nog in ieven voelen.
En zoo volgt de eene ontploffing na de
andere.
Op eens springen we allen te gelijk op. Zoo
vervaarlijk is de slag. Stukken steen en ijzer
botsen met geweld op de ijzeren plaat van
den kelder, waarachter we verborgen zitten,
’t Is schrikkelijk!
Om 12 1/2 uren, een zenuwachtige snok
aan de bel, tot driemaal hernomen. We
bezien elkander. Zijn het fransche soldaten
die ons komen verwittigen? Of zijn het
Duitschers, die ons misschien komen ophalen?
In Gods naam! We loopen naar de deur.
Verschillige vrouwspersonen en kinderen
staan op straat te roepen en te weenen en
wijzen naar den hoek der straat. Hartver
scheurend schouwspel. Dikke rookwolken,
en donkerroode vlammen slaan uit het huis
van Mn,eVermeulen op het einde derWoumen-
straat, langs den kant van' het hospitaal.
Langs den anderen kant der straat stijgt ook
een dikke rookwolk op. De vijand wil de
stad vernietigen.
De weenende personen werden in het
klooster toegelaten waar ze in den sterken
behoorlijke prijzen en volgens tarief aan-
koopen, dan komt ons komiteit weder in
werking.
Vader overste is vandaag tot aan Caaskerke
kunnen geraken; hij zegt ons dat de duitschers
gisteren inden leegeweg niet waren, maar dat
onze legers langs dezen kant van den Yzer
gekampeerd zijn en de vijand buiten stad,
langs Eessen.
Volgens Vader Overste kon bemerken is de
noordstraat langs den westkant nog al ge
spaard gebleven, zijn klooster staat nog recht.
Niemand het woord meer vragende verlaten
wij de zaal in de goede hoop welhaast onze
geboortestad te mogen terug zien.
Vergadering van Donderdag
3 December 1914
om 3 ure namiddag
Mijnheer Ghijssaert geeft lezing van eenen
brief ons gestuurd door den Heer Minister
van Oorlog bij denwelken hij ons zegt deel
te nemen in onzen rouw, maar dat hij voor
’t oogenblik ons niet kan ontvangen, daar hij
te veel bezigheid heeft met den oorlog, ons
aanwakkerende een onderhoor te vragen bij
den Minister van Binnenlandsche zaken.
Wij hebben dan, zegt Mr Ghijssaert seffens
denzelven brief gestuurd aan den Heer
Minister van Binnenlandsche zaken welke
wij aan Mr deBroqueville verzonden hadden.
De heer Vader overste der Broeders meldt
ons dat hij 10 kos boter voor ons heeft aan
gekocht aan fr. 4.50 de kilo. Er zijn ook nog
60.000 ks kolen op wagon ter statie van
Adinkerke toegekomen.
Mr Charles Bever kan ons de volgende
koopwaren bezorgen, geleverd ter Panne
Haring de ton van 3oo stuks 35 franken.
Hollandsche kaas aan 2,60 fr. de k°boter
aan 4,20 fr. de k°bruine zeep aan den
hoogsten prijs van o,5o fr. per k°; wijn aan
0,75 fr. de flesch.
De heer Vader Overste heeft vandaag nog
eens getracht onze stad te bereiken, maar te
Caeskerke gekomen werd hij met zijne gezel
len aangehouden, doch na voldoenden uitleg
zijn zij op vrije voeten gesteld geweest.
Niets meer te bespreken zijnde wordt de
zitting om 4 ure gesloten.
28 November 1914
om 5 ure namiddag.
Den Heer Schepen Ghijssaert neemt het
woord en zegt dat hij met eene afveerdiging
bij den heer Burgemeester der Panne geweest
is om hem te vragen dat er ons een gedeelte
van petrol die voor de gemeente toegekomen
was, zou afgestaan worden.
Wij werden bij den heer Burgmeester zeer
wel ontvangen en hij beloofde ons afstand te
doen van een gedeelte petrol er bij voegende
dat er in ’t korte ook nog koffie en suiker
zou toegekomen zijnin deze goede hoop
namen wij afscheid toen vader Overste dezen
morgen den volgenden brief ontving
Het gedacht ingewonnen hebbende van
verschillige leden van den Gemeenteraad op
uwe vraag van gisteren avond, is er beslist
de vluchtelingen van Dixmude op geene
verschillende wijze konden behandeld worden
dan deze van andere plaatsen.
Ik zie mij dus, Heer Lamotte, in de treurige
verplichting U dit slechte nieuws te melden
en bid U aan de verzekering mijner hoog
achtende gevoelens te willen gelooven.
Wij zijn dus gansch teleurgesteld!
Wij vernemen dat de prijzen der koopwaren
door de overheid zijn vastgesteld geweest en
dat de winkeliers verplicht zijn den tarief
hunner koopwaren in hunne magazijnen aan
te plakken, maar de neringdoeners ver
klaren dat zij hunne waren aan de getaxeerde
prijzen niet kunnen geven.
Vader overste zegt ons dat hij dezen namid
dag 2000 kilos aardappelen aangekocht heeft
te Avecapelle aan 8 franken ’t honderd te
huis geleverd.
Er wordt beslist eenige dagen af te zien en
kunnen wij de levensmiddelen aan geene
MIJNHEEREN
AM. CH. EL’G. D. ALPH. CL. F. V.
G. O. D. M.