I
4
De slag van Dixmude
A
w
3o
31
•W
i
gaat
eens-
men
Gij hebt ze zien gaan, met den dood in het herte,
Met tranen in de oogen en hangende hoofd,
Die vaders die zwoegden voor vrouw en voor kinders,
Van huis en bestaan, nu van alles ontroofd.
Gij hebt ze zien ijlen, den heiligen last van
Hun dierbare kroost aan het herte gedrukt,
Die moeders, in al hunnen weedom, gelukkig
Omdat hunne schat aan ’t gevaar was ontrukt.
Gij hebt ze zien machtloos ten gronde bezwijken
Om nooit meer van onder uw .chauw op te staan,
Die zieken, van schrik en van mgste g< legen,
En gij, ge bleeft rechte, mijn lindekenslaan.
Gij strektet uw schuttende bladerenkruinen
Al over dat voortvliedende ongeluksweê,
Onmachtig om, tegen ’t barbaarsche geweld, te
Beschutten het volk van uw stervende steê.
Gij hebt ze zien staan, in den bloedrooden nachtlucht
Der laaiende woonsten en kerken in vlam,
Die krijgers, met wrok in het hert, onverschrokken
Den vijand bedegen tot stremmenden dam.
Gij hieldt, met ons leger de wacht aan den Yzer
’t Orkaan loeide voort door uw takkengij stondt
Er geknot en gekneusd en ontbladerd te bloeden,
Maar wortelvaste in onzer vaderen grond.
Uw jongens van over den Yzerstroom zagen
Hoe dat uw koppen, door schot ende schroot,
In splinters gewrongen, daar knoppig en knoestig,
Verarremoed stonden, zoo schamel en bloot.
Ge en draagt nu geen kruine noch bladerentooi meer
Ten lialven geknakt of ten gronde geveld
En wilt gij niet stervenuw wortelenpezen
Die zuigen nog 't zap uit het bloedige veld
En waar slechts een knuist van uw stam uit den grond kijkt
Daar schieten weer scheuten en ’t leven er bloeit.
Het zinnebeeld zijt ge van ’t oude Dixmude
Dat nieuw uit zijn puinen, ten zegedag, groeit.
Jos. Van Ryckeghem.
EEN AKELIGE NACHT
Vervolg van Kortemaand 1918
Van geheel de compagnie waren er
maar een vijftig man en de krijgsgevangen
aan den anderen oever van den Yzer gerocht.
De anderen vielen in ’t water of, werden ten
deele neergeschoten door de Belgische mi-
trailleusen van den lieutenant Pollet. Eenigen
liepen terug in de stad en verdoken zich in
de kelders
Intusschen loopen de Duitschers die over
de vaart gerocht zijn al huilen en tieren
voort langs de kalsijde van Caeskerke.
Op 8oo meters ongeveer van de Hooge-
Brug, in het huis van Aug. Monteyne is
de fransche staf van het 2 regiment fusiliers-
marins gevestigd. Daar bevinden zich
scheepskapitein Varney, lieutenant Monneau,
een militaire doktor, een almoezenier en
eenige onder-officiers. Verrast in hunnen
eersten slaap en niet wetende wat dit huilen
en tieren beteekent zijn allen opgestaan.
Dr Duguet en de aalmoezenier Le Helloco
gaan eerst buiten, maar van als ze de deur
opengedaan hebben weerklinkt eene salvo
geweerschoten en beiden vallen neder, ba
dend in hun bloed. Dr Duguet is doodelijk
getroffen en sterft na eenige minuten; de
aalmoezenier valt in onmacht na de absolu
tie aan zijnen vriend gegeven te hebben.
In de Belgische ambulantie niet ver van
de fransche afgezonderd, wordt men ook de
Duitschers gewaar:
Eensklaps, zegt E. H. V..., hooren wij
een helsch lawijt, en wij hooren de soldaten
al huilen en tieren aanstormen. Wij begrij
pen niet wat er gaande is. ’t Is donker
nacht, de stoutsten springen buiten om op
de Divisie te vernemen wat er gebeurt, an
dere vluchten.
De eenen worden krijgsgevangen gemaakt,
de anderen doodgeschoten of gekwetst
dit was het lot van die zich buiten waagden.
’t Rumoer neemt nog immer toe. Een
onzer brancardiers ontsteekt licht,
naar de glazen voordeur en wil de deur
eventjes opentrekken en pafpaf
schiet dwars door de deur, doch 't schot
had zijn doel gemist. Wij bleven nu in het
duister verscholen tot bij het mor ilicht
éer wij ons op straat durfden wagen
Intusschen vervoorderen de Duitschers
hunnen weg langs de kalsijde van Caesker
ke; maar het geschot, het geroep en getier
en het geschal der clairons zijn hun
voorafgegaan en aan den travers geko
men bij Caeskerke-Statie botsen zij tegen het
bareel dat de soldaten gesloten hebben en
worden er met geweerschoten onthaald.
Ziende dat het met hun gedaan is, stuiven
de Duitschers uiteen en vluchten inden
donkeren weg zonder nochtans hunne ge
vangenen te laten ontsnappen.
Een half uur daarna gaat een officier van
de fusiliers-marins eenen Belgischen
doctor opzoeken om major Duguet en de
aalmoezenier Le Helloco te verzorgen. Hij
vind twee Belgische doctors die met hem
méégaan, legt een der gekwetsten op een ber
rie en draagt hem met een der doctors naar
de ambulantie. Zij hebben nog geen twee
honderd stappen gedaan of de Duitschers
springen uit een gracht langs de kalsijde en
nemen de drie mannen gevangen. Eene
patrouille fransche soldaten, aangevoerd
door Kapitein Jeanniot die zonder achter
docht nabij de steenbakkerij Monteyne voor
bijtrekt wordt insgelijks omsingeld en ge
vangen genomen.
De Duitschers hebben waarschijnlijk
krijgsgevangenen genoeg, want hun aan
voerder reeft aanstonds het bevel ver
der op te trekken. De krijgsgevangenen
moeten vooropgaan om den weg te wijzen
naar de vijandelijke linies maar geen een
onder hen die spreken wil en het is zoo
donker en zoo slijkig dat, als het daglicht
aanbreekt, geheel de bende nog uit de wei
den die Caeskerke-Statie omringen niet ge
rocht is.
Eensklaps staan de Duitschers en hunne
gevangenen vóór een détachement fransche
soldaten. Zullen zij zich overgeven, zullen
zij zich tegenweeren De Duitsche bevel
hebber aarzelt een oogenblik maar 't en
duurt niet lange. Zijn besluit is genomen
vermits de krijgsgevangen niet willen spre
ken, zullen zij hunne stilzwijgendheid duur
bekoopen en koelbloedig geeft hij bevel aan
zijne mannen, de krijgsgevangenen omver te
schieten. En terw’l zijne soldaten met hun
geweer de gevat nen afmaken neemt de
woestaard zijn rev. 'ver en schiet den com
mandant Jeanniot lor den kop
Gansch dit drama heeft nog geene mi
nuut geduurd en die er getuige van zijn
I