UNE BELLE CARABINE
YERSCHILLIGE TIJDINGEN.
UIT HET SLOT VAN DANBST.
TAFEREELEN-
(Vervolg).
Ill
Gisteren avond dwongen mij mijne familie betrekkin
gen het vrijbusch te doortrekken, en wanneer ik do
Munnedreefop stapte, zag ik een schouwspel dat mij met
ijzing vervulde. Zes mannen droegen er een verminkt
en bloedend lijk weg, terwijl men eene huilende wan
hopige vrouw huiswaarts leidde. Toen ik naardien ijse-
lijken moord vroeg, antwoorde men mij dat over eene
halve ure de Woudheer, die met den boschwachter in
de dreef wandelde, door moordenaars, die uiteen zwart
gesloten rijtuig gestapt waren, werd aangevallen. De
moedige boschwachter had zijnen heer verdedigd, maar
wasonderdendolkderstroopersdoorboordteraarde ge
vallen, juist op het oogenblik dat de knechten uit het
Woudkasteel op het noodgeschreeuw der aangetasten
kwamen toegesneld. Dan ontvluchtten de moorders
den Woudheer, sprongen in hun rijtuig en verdwenen
tussclien de wegen des Wouds. Heden hier over klap
pend, zei men mij, dat er te Noorden Frankrijk, ineen
ondoordringbaar woud, dat men Ardennen woud heet
eene wreede bende roovers schuilen, en dat het waar
schijnlijk van die uitzendelingen zijn, welke hier in
deze streek rondloopen, en misshien, heer Graaf.
Hier werd zijne vertelling aigebroken.
De graaf sprong wanhopig recht, een gil ontsnapte
zijner borst, en in dreigende gebaren sprong hij zijn slot
binnen, stapte de wapenzaal in en gebood hem alleen
te laten. Hij liet zich in eenen zetel vallen; zijn hoofd
viel moedeloos op zijne borst; en ü'anen vielen lekend
op den grond.
Hij moest aan pijnlijke folteringen overgeleverd zijn;
hij scheen tegen zich zeiven te worstelen, bij wijlen
knarzetande hij van gramschap en woede; dan weêr
kwam eene uitdrukking van deernis op zijn gelaat!
Van tijd tot tijd mompelde hij onverstaanbaare woor
den, en dan werden zijne aandoeningen sterkeren zijne
gebaren geweldigerJa, die moordenaarsDat helsch
gespuis! Ardennen woud, gromde hijEensklaps sprong
hij weêr recht en stapte nu met rasse dan met trage
stappen door de zaal. Hij stond weêr stil en zei: Ver
lossen! Hoe? Onmogelijk!Ach God Maar
mijne Machteld mishandeld, onteerd Mijn Robert bij
de rooversVerlossen?Ja, ten koste mijns levens
Geen tijd verlorenIk zweer het... Ik zal mijnedierbre
panden uit de handen der snoodaars dood of levend
rukken!En een slagzwaard grijpende en het aanzijne
zijde hangende, als hadde hij een onveranderlijk besluit
genomen om een allergewichtigst ontwerp ten uitvoer
te brengen, stapte hij met vasten stap uit het slot over
het achterhof en verdween alleen door éene geheime
achterpoort, tusschen de boomen van, het kasteel
bosch.
IV.
Op de kruinen der Ardennen in Frankrijk verheffen
zich heden nog groote en duistere wouden. Doch dit
zijn slechts geringe overblijfsels van het reuzenwoud
dateensbij Sclieldboorden begin nam, dan zich uitbrei
dende naar het noord-oosten, bergen en dalen overdek
kende, tot bij den Rijnstroom voortging waar het
Ardennenwoud van de groote duitsche wouden afbrak.
Te midden van dit woud, in een rotsachtige ondoor
waadbare plaats, schuilde eene bende roovers, welke
verre en bij schrik verspreidde. Zij alleen kenden de
donkere wegen en de onderaarsche gangen des kuils,
en moest ooit iemand zoo onbezonnen wezen, hunne
schuilplaats te naderen, hij het op eene schrikkelijke
wijze met de dood betaald hebben. De overste der roo
vers, dien zij kappitein noemden was een monster van
Wreedheid. Voortijds leenheer van een klein landgoed
in de Ardennen, gebruikte hij zijne laten tot tot niets
dan plunderen en moorden, en werd hiervoor van
zijnen opperheer zijn goed ontnomen en verdreven.
Dan sloot hij zich met eenen hoop baanstroopers aan
en ging met hun in het donker Ardennenwoud eene
schuilplaats zoeken. Nu was hij reeds oud, en deelde
dadelijk in het rooven en moorden niet meer; maar
bleef in den kuil, gaf er zijne bevelen, zond zijne gezel
len uit en sloeg in den kuil alles gade. Buiten de
mannen die met. hem ingekomen waren, schaakte men
jongens om ze in den moordkuil tot roovers op te kwee
ken.
De baanstroopers, welke Machteld en Robert schaak
ten, waren geene andere dan uitzendelingen van den
Ardennenkuil. Reeds verscheidene dagen hielden zij
zich rond Danest op, en gingen door de donkere bos-
schen van slot tot slot alles afspieden; maarzij vonden
het Woudslot even als Danestslot te wel bewaakt, en
met te veel mannen voorzien om eenen aanval te wa
gen. Na den mislukten aanslag op den Woudheer uit
'tVrijbosch, waren zij het Danestslot gevlucht, en
zouden den naasten nacht naar hunnen kuil terug kee-
ren. Maar eensklaps knalt het geschut der jagers, en
galmt het gehuil der jachthonden op eenigen afstand
van hun, en niets anders denkende dan eene vervol
ging te duchten te hebben, rijden zij in volle vlucht
Brozekewaart op, en komen langs de weide voorbij,
waar zij de gravin met haar zoontje in de eenzaamheid
zien wandelen. Moeder en zoon stoutelijk schaken en
dan zuiderwaarts voortvluchten was het werk van
eenen enkelen stond. Nauwelijks hadden de roovers
hunne slachtoffers in het rijtuig, of zij stopten den mond
der gravin, die mishandeld werd, en haar zoontje in
de handen der wreede beulen zag overgeleverd van
vrees, deernis en wanhoop, bewunsteloos nederzakte.
A un milicien malheureux.
Pendant deux ans eritiers, travailler en esclave;
Au durs labeurs du jour, ajouter ceux du soir
Se coucher fatigué; se lever comme un brave,
Plus courageux encor, plein d'un nouvel espoir
Amasser franc par franc, par un constant courage,
Par une longue lutte, un appoint assez fort
Pour qu'au jour oh viendra le hasardeux tirage
L'on se trouve l'abri d'un mauvais coup du sort
Depuis deux ans, ami, telle est ton existence!...
Tu n'es pas un instant sorti du droit chemin;
Vie honnête et, je crois, digne de recompense:
Mais la justice hélas, n'est pas soeur du distin
Le distin? Mais, ilvient, oh cruelle ironie,
AnnihiIer d'un trait ces efforts de deux ans
Un numéro fatal détruit l'économie
Qni coüta taut de mal, de pénibles instants
Qui le sort est souvent capricieux, stupide,
C'est pourquoi nous devons toujours nous prémunir,
Et sails, pour cela même, être avare ou cupide
Réserver un peu d'eau pour la soif a venir
Quand un jour ie malheur soudain ne nous épargne
Surprises, ni chagrins; lorsqu'avec cruauté
11 frappe et frappe encor, c'est alors que l'épargne
Devient un vrai rempart contre l'adversité
D'ailleurs je suis certain qu'en cette cirConstance
Tu ne quitteras pas la route du devoir
Ta male volonté, ta loyale constance,
De nouveau te rendront le courage et l'espoir
J. C,
1880.
OCCASION.
SYSTÈIÏIE FLOBERT.
-A. VENDRE
s'adresser nu bureau de ce Journal.
-cxp O--?-