Zondag 20 Juni 1880. 5 centiemen het nummer. lste Jaar N° 22.
DE
jjJpsï^scH Weekblad.
OP 500 EXEMPLAREN.
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
DEI KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles
Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, ÏJperen. i)e prijs van hét abonnement is fir. 2-50 voor stad.
fir. 3-00'Vóór geheel liet land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde
adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 'centiemen. Insertion
bij akkoord aan geringen prijs.
Raad aan den Kunstbode.
Goeden dag Mijnheer, de Kunstbode
Ik groet u zeer vriendelijk. Mijnheer
Gij kent mij zeker nog niet?
Gelijk gij zegt, Mijnheer!
Ik ben Alfons Denckers,. en woon in de S' Pieters-
straat, waar ik reeds tweemaal de eer gehad heb u te
ontmoeten.
Ik ben gelukkig, met u nadere kennis te maken,
waarde Heer Denckers
Dat is ook mijne vurigste begeerte. Ik zou u willen
eenige raadgevingen gevenwant ik stel zeer veel be
lang in u.
Ik benu dankbaar, Mijnheer! Ik zal uwe raadge
vingen met gënoegen aanhooren.
Zeer wel zoo, Mijnheer de Kunstbode. Vooreerst
zal ik u mijn gedacht zeggen over uwe geboortedan
dan wil ik een woordje reppen over de diensten, die
gij zondet kunnen bewijzen, en zoo eindigen met het
geen gij zoudet moeten doen om, volgens mij, eenege-
iukkige toekomst te mogen te gemoet zien.
Spreek waarde Heer Denckers, ik ben u duizend
maal dankbaar.
Mijnheer de Kunstbode, luister. Uwe geboorte is
volgens mij een veel beduidend feit. In meest alle
Steden bestaat er een orgaan voor de Kunstminnaars.
In Ieperen hadden wij zulks niet, en nochtans onze Stad
moet het onder opzicht van Kunsten voor geene andere
onder doen.
Helaas! Mijnheer Denckers, de Kunstsmaak is hier
bij het volk ingesluimerd, zoo niet uitgestorven.
Uitgestorven! neen maar ingesluimerd. Gij zult'
hem opwekken, doen herleven, met in den volkszin,
zonder ronkende, onverstaanbare woorden en wen
dingen, van Kunst en Kunstvoorbrensels te spreken.
Gij zult aan iederen Kunstminnaar de gelegenheid
geven, om over het eene en liet ander zijn gedacht uit
te drukken.
En wat denk gij van hetgeen ik tot nu gedaan heb,
Mijnheer Denckers?
Uwe eerste pogingen zijn proeven, die niet te mis
prijzen zijn. Het volk leest met genoegen de gedichtjes
en de eenvoudige verhandelingen over de lokale voort
brengsels der Kunst. Het mengelwerk eene ware
avondvertelling staat ook zeer wel aan.
Ik bedank u, Mijnheer Denckers.
Nochtans, Heer Kunstbode, er valt nog het eene en
het andere te verbeteren. Ik raad u aan nog wat uit
te rekken, en bij de stoffe, die gij ons mededeelt, de
volksvermaken der stede en omstreken, alsook liet
lokaal en algemeen nieuws te vertellen.
Dat is een wijze raad voor welken ik u zeer dank
baar ben. Ook zal ik denzelven met genoegen volgen.
Ik moet u zelfs bekennen dat ik reeds over deze twee
punten ernstig heb nagedacht. Een ding hield mij hier
in nog tegen de politiek! de kunst-en vriedscliap-
doodende politiek
Ah! Heer Kunstbode!... breng op het heilig gebied
der kunst geene politiek. Tracht te leven voor het
goedeheï ware nnhet sehoone. Eerbiedig al wat te eer
biedigen is; vereer alwat hulde verdient; zeg steeds
hetgeen gij wel weet met liet inzicht goed en nut te
stichtenwees de vriend van alwie het met de kunst
goed meent, en zoo zult gij' liet vertrouwen verdienen
en winnen; Gij zult in de familiën toegelaten worden,
en voor de oogen van ouderling en kindvan moeder
en dochter met rein gelaat, met ongemaakte houding,
het hart vol goede meeningen en den mond vol goed
nieuws mogen verschijnen.
Dank!., duizendmaal dank! goede Heer Denckers
Ik volge voortaan stipt uwen raad.
Tot wederziens, Heer Kunstbode Tot weder -
ziens Mijnheer Denckers.
Goede Harten.
Het volk stroomde uit liet heilig huis van God
Een blinde man zat op den grond te beven
En had, Hebt medelijden met mijn lot
I)e Heer zal u het dubbel wedergeven
De rijke ging voorbij, en gaf geene acht
Op d'armen, blinden man, die zijne bede
Gestaag herhaalde als eene diepe klacht,
Gelovend, ih den naam van God, den vrede
ln t'huisgezin, den zegen op het kroost,
En, in den druk, de liuipe Gods en troost!
Jaja! hij ging voorbij, en gaf geen aclit
Op 's ouderiings gekerm en nare klacht!
TT
KUK3ÏB0DE