OP 500 EXEMPLAREN KUNST- EN LETTERNIEUWS. Zondag 27' Juni 1880. 5 centiemen het nummer. lste Jaar N° 23. ID IE j jfpE^SCH W EE KB BAD DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen. De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.—Alle artikelen, verslagen oi'mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Insertion bij'akkoord aan geringen prijs. De Opening der nationale feesten. In ons vorig n° hebben wij, bij plaats gebrek, van de opening der nationale feesten niet geproken. Heden deelen wij hierover een woordje aan onze geëerde Lezers mede. Woensdag dus, 16 dezer, heeft de opening der na tionale nijverheids-tentoonstelling met groote plechtig heid plaats gehad. Van 1 ure reeds hadden deofliciéele Overlieden, alsook het diplomatiek korps in hunne tribunen plaatsgenomen, waar Koning Leopold zich weldra met zijn gevolg aanbood. Ka de redevoering aan den Koning gedaan, antwoor- de Hij met de welsprekendheid, welke elk hem ken merk*. Daarna werdt de groote kantate van P. Benoit op woorden van J. De Geyter, door niet min dan 1200 zan gers en instrumentblazers in open lucht uitgevoerd. Na deze uitvoering werd Peter Benoit eene kroon aangeboden. Nu een woord over de Jubel-kantate van P. Benoit. De befaamde Vlaamsche maestro heeft een verheven en grootsch gewrocht, hem ten vollen, even als der omstandigheid die ze hem ingaf waardig, voortgebracht, Deze meesterlijke muzikale schepping voor de opene lucht voor een drievoudig monster orkest, omvattende al de karrakterische middelen, welke wij bezitten; Fanfaren, Harmonie, Symphonie en Koor, is uit drie wel afgeteekende deelen samengesteld: A). Bene eigentlijke jubelmasch voor orkest alleen: Het nationaiiteidsgevoel, leidende tot vóbr den troon Belgiës Genius de scharen, die elk het hunne medebrengen tot verheerlijking van het Vaderland. Een uitbundig jubelend thema opent het werk op een algemeen fortissimo der drie orkesten. Dit brengt den aanhoorder met eenen slag teenemaal in de stem ming waarin heel-het werk is opgevat. (B). Het tweede gedeelte, voor orkest en koor, is is de Jubelkantate geënt op de marsch: het woord komt hier zich hier voegen bij den klank: de verza melde reien van Vaderlanders, Dichters, Kunstenaars, Nijveraars, Landbonwers Visschers enz. enz. brengen dank en hulde aan den Geest, die waakt over 'tland, omdat hij de Geest is der Vrijheid 1 Heet deze tweede periode is een nieuw en door slaande bewijs van de buitengewone meesterschap, die Benoit bezit over den vorm. Al do zangvormen waarin de verschillige takken van Nijverheid en Kunst elk naar hun eigen aard zich uiten, zijn zuiver declamatief hetgeen niets afdoet aan den melodischen zwier, waarvoor de gedichten van De Geyter uitstekend ge schikt zijn, en dien wij in Benoit kennenen zij komen voor het meerendeel zich plaatsen op de marsch- motieven der eerste periode. Dit brengt soms treffende contrasten teweeg tusschen zang en orkest; het geval doet zich reeds voor bij iden aanhef van den Genius «Mijn doehteren, mijn zoonsin wat jubelende scha ren, komt gij allen tot mij, tot uw Vader gevaren (Cf. Het derde deel van het werk is de logieke ge- volkstrekking, en in zekeren zin de synthesis van de twee eerste gedeelten, het drukt den Vaderlandschen stempel op het jubelfeest. Dit gedeelte is doorvlochten met een Vaderladsch lied eene volksmarsch en een volkslied, welke beurtelings door deuitvoerende groe pen aangeheven en herhaald worden. Hierop volgt eene laatste dooreenvlechting van de die karak teristieke themas in hun geheelhet Vader lands ck lied in de klaroenen der tweeden groep, de Vols- march in het hoog blaaswerk, het Volkslied in de bassen, en fanfaren schateren van het eene orkest over het andere. Die wonderlijke combinatie, waarin ook de stemmen hunne rol hebben, leidt eindelijk tot eene breede herneming van het Vaderlandsch lied, Unnis- sono door al wat zingt, blaas strijkt.en roffelt, een unissono dat klinken moet over de grenzen, immers, men weet hoe Benoit voor massen schrijven kan. (Naar de ontleding van E. Keuwels). Pedro. Het leven der Roos. Op eenen blijden lentemorgen Wanneer de dauwdrop lag gesproeid, ond ik een roosje in 't dal verborgen, Daar tusschen 't malsche kruid gegroeid Ik smaakte een zöet genot te staren Op 's roosjes stam en blaren Die zoo behoorlijk schoone waren! F.He était de ce monde oü les plus belles choses ont le père destin Et rose, elle a v'écu ce qui vive'nt les roses l esprace d'un matin. (Malherbe).

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1880 | | pagina 1