geheel heiland 3,00. IJperseh Weekblad. voor stad 2,50, LAiBHECHT. Tg.SE DB PRIX ZoiMag, 23 Januari 1881. X 5 centiemen het nummer. lsle jaar N° 52. OP 500 EXEMPLAREN. KUNST- EN LETTERNIEUWS. 1881, De Weduwe. (1) (PLICHT EI* LIEFDE Vervolg. Stockhem, 29 Juli. Dat ik riet in uwe armen kan vliegen dat ik aan uw broederhart r.u niet kan weenen. om 't genot zulker verhevene, oneindige wellustdat ik deze overmaat van vreugde alleen moet dragen Ach mijn hart be zwijkt onder 't gewicht van dit edele voorvalhet moet breken. Hendrik, zij is de mijne Uit haren lieven, sidderenden mond beefde de ver- kiaring harer liefde zij lag tegen mijne borst, en war me kusjes dorst ik op hare zachte lippen leggen.... Wij zaten beiden, zwijgend en in zoete gedachten weggezonken, op de groene bank in 't hofprieeltje. De zonne zonk juist achter de boschbergen weg, en in de verte trok eene schaar der onzen voorbij de laatste (I) Naar het Hoogduitsch van Körners Woldemar. Due Doom, Stinissenj, Kantonalen Schoolopziener te Kor- trijk. In 1879 dan was hij nop: onderwijzer I .aan eer-o vriie school in genoemde stad gaf 8 adressen pour plus am pies renseignements a l'agent d'affaires. E. L. STAGIER Rue du plat, 8, a Ypres, qui se trouvera, a compter du 15 Novembre 1880, dès 10 heures du matin, tous les Lundis, a Dixmude, Ilötel de la poste aux chevaux. Les Mardis a Nieuport, Hotel du Pélican. Les Mercredis a Eurnes, Ilötel de la rhéto- rique. Les Vendredis a Poperinghe, a Ia message- rie. Les Jeudis et samedis a Yprës, Rue du plat 8. Qu'on se le dise. Vlaantlerens Dichters. (Jacob Stinissen.) I. In een vorig Nr hebben wij H. Daems, J. Stinissen, J. Van Droogenbroeck en E. Hiel als voorname Dichters voor kinderen genoemd. Heden zeggen wij eenige woorden over Jacob zonnestraal vergulde nog even de blinkende geweeren der ridders. Toen hoorde ik in mijn binnenste ais eene geestes- stemme, die sprak Gij zult huiswaarts keeren gij zult niet langer hier blijven. Diepe zwaarmoedigheid beving mij. De goede Dora had mijne droefheid alras bemerkt, en mijne onrust poogende te verjagen, vroeg zij mij zeer deelnemend, en met eene engelensteinme Wat deert u toch, Lambrecht Dan maakte ik haar mijn duister voorgevoelen ken baar, en eindigde zuchtend met de vrage Zoudt ge mij een enkelen traan wijden Stil was het in dit oogenblik. Ik vatte hare hand hevig beefde zij door al hare ledematen, en bezag mij droevig warme tranen, die heur harteleed verrieden, blonken in hare oogen. Ik kon mij niet langer inhouden; mijne aandoening steeg ten top vóór hare voeten wierp ik mij neder, en uit mijne ziele galmde het af gebroken Dora Dora Ach, ik kan niet langer zwijgen ik bemin u Op dit oogenblik vloog zij begeesterd in mijne armen, en onze lippen verzegelden dien heiligen bond en toen wij ons eindelijk na deze zielsvervoering weèr bezagen, hoe gevoelde ik mij De avondschemering was reeds gevallen en wiegde K waarin^ écjambre 1880. Echte schoolman!... ware kindervriend!, is de Heer Jacob Stinissen moet men na het lezen van zulk een gedichtje uitroepen. de geheele aarde in zoeten sluimer doch in mijne borst, gloeide een eeuwige dag de morgenstond mijner zalig, heid was aangebroken. Ach En hoe was thans mijne Dora Glorierijk scheen zij vóór mij te staan de geest eens hoogeren levens zweefde rond haarde uitdrukking juffer, en nu stond zij voor mij gelijk de seraf eener de glans eener heilige. Eerst was zij die volmaakte der verzaligende liefde stond in haar wezen evengelijk betere wereld. Het schuchtere, meisjesachtige was in de verzeke ring der eeuwige liefde tot een heilig vertrouwen op eigene zielskracht veranderd. Met hare lieve ouders heb ik nog niet gesproken maar ik hoop, dat zij ons heilig geluk toch niet zullen verijdelen. Zij zijn door zulke groote, door zulke tee- dere liefde aan Dora verbonden, dat zij hare toekomst, noch hare gelukstar niet zullen verduisteren. Hendrik, zoo gij ooit die zalige stonden beleefd hebt, waarin de liefde twee bevende harten bedwelmend samentrekt en in de hoogste zaligheid dompelt; zoo gij ooit het goddelijk woord ik bemin u van de lippen eener geliefde hoordet suizen dan, dan kunt ge u mijne vreugde, mijne wellust voorstellen dan kunt gij de eindeloosheid van zulk gevoel begrijpenvan zulk goddelijk gevoel der gelukkig gewordene, dei- zaligmakende liefde. f Wordt voortgezet.) DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen. De prijs van net abonnement is fr. 2-50 voor stad. - fr. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamendén regel 15 centiemen. Insertien bij akkoord aan geringen prijs. KUNSTBODE Heur aangezicht is bleek.haar peinzend voorhoofd, koud. Een dikke vloed van vlechten goud Omgloort heur. Laas Ge ziet de voren, Hoe fijn ook ingedrukt, des onheils en der smart En, mocht ge uw blikken wenden door heur hart, Yan de onvermoedbre pijn, de diepe en breede sporen. Haar wimpren, half geluikthare oogen, dof en groot En om heur lippen, jong en rood, Een pijnlik-droeve lach, bij poozen, De zwarte keurze prangt haar loden, eng en dicht En toch, 't is of heur ruggraat kromt en zwicht, Daar zuchten, stond bij stond, uit haren boezem loozcn. De kin op hare hand, vermagerd, dor en blank, Zoo volgt ze, een sphinx, die droomt, den gang Van 't denken, schoor, 't heur hart benauwde Eu door haar tenger lijf. bij wijlen, gaat een ril. Alsof 't onlangs gebeurde, stom en stil, Van bittre droefheid vol, weer voor hare oogen grauwde. Haar armstoel, vreemd van vorm, met kussens, fulp en zacht, Omvatbaar gansch als in een vacht Van dons, van 't hoofdeind tot den gronde. En de avondzon dringt door, van uit den westerkant. En dekt met stralen gouds blazoen en wand, Eu, in den donkren hoek de groote en wijde sponde. Nog krikt de ronde haard met vlammen, breed en dicht, Die, flilikrend, dooi' hun laaie licht, 't Gebloemte op raam en ruit vergrooten. En langs den schoorsteen slaapt een Deensche hazewind, Oud jachthond, ruw van pels, des huizes vrind Den spitsend kop vooruit, en rustende op zijn pooten, Eensklaps, daar steekt oen kleine guit Zijn hoofdje langs 't gordijnenstreentje Hier ben ik, hier en wipt vooruit Do zaal in, tripplend op één beentje, Hier, lieve moeder, is uw kleentje (1) Naar het Fransch van Jacqués Normand. Zie Le Moni- tear Beige van 23 December 11.N° 358, bladz. 4783. (ii Dan, naar den armstoel heen der vrouw, Gelijk een ree zoo licht en luchtig, Men ziet een kind, gedost des rouw. Op hare knieën klimmend, vluchtig, Zijn lieve moeder kussend, duchtig, En bij den zilverklank die.- zoete kindertaal, Luiddreunend d or de breede zaal, Ontwaakt ze en ddert ondertusschen. Maar neen, ze lacht en vorlf, dat iets haar droe*" Ze omarmt het blonde kind, en du'jtf DlVr Hem, zoo gul en warm, gelijk de moedeU-Li Ui' Hare oogen glinstren, vol van vr^ En kleurt, met nieuwt Het fijne weefsel door u Haar vastgeboeide hart is weer verlet- Haar smart gelenigd, ja,heur d, Jqq Nu zij 't aanbeden kind voelt aan haar bo. En hij, de jager, de oude en touwe hazewind, 1 er Wanneer de stemme klinkt van 't kind, Tot bij bet vuur der eikenheesters. Kijkt op met goèlik oog, en snuffelt om en rond, En geeuwt en rekt zich langs den warmen grond Springt recht, en komt, en likt de hand zijns jongen meesters. Een ruiter spiedt het af van uit zijn breed paneel. Omfloerst met treurend zwart en geel. En rouwloof op zijn gulden ramen. Om zijnen knevel speelt een glimlach, fier enteer, En droevig ziet hij toch op beiden neer, Op 't lieve tweetal, dAar zijn zoon en weêuw te zamen. IJperen, 31-12-80. 3. 15. Z. Er vele zedelesjes staan. Aanvaardt ze, leest ze goed En leert er ook van buiten Prent de moraal van allen Zeer diep in uw gemoed. En zoo gij dan in later tijd, Wanneer gij groote mensclien zijt, Die kleine lessen niet vergeet, En steeds u braaf en eerlijk toont, Dan acht ik mij voor 't geen ik deed Genoeg beloond. Kortrijk, Maart 1879. J. S.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1