"stadsnieuws. SOOIÉTÉ DES GARDES CIYIQÜES D'YPRES Société Royale des Francs Arbalétriers. YERSCHILLIGE TIJDINGEN. Hoe rein en kuiscli bewaart ge uwe zeden, Hoe vrolik klinkt er nog de vlaamsche zang, Gij hebt een schoon, een prachtig schoon verleden, Want gij, neen, bukte nooit voor vreemde dwang! Ik heb u lief en fier klopt mij het harte, Omdat ik kind ben van uw lieflik oord. Ach! gierden om mij heen de storm der smarte En joeg het lot naar vreemde streek me voort; Aan u bleef ik, gehecht met ziel en zinnen, En roemen zal ik u mijn leven lang, O! Kempenland! ik wil u eeuwig minnen, Want gij, neen, bukte nooit voor vreemde dwang! O! Kempenland, ik zing mijn lied met blijheid, Mijn harte juicht gij schenkt mij kracht en moed; Op uwen grond daar heerscht de eedle vrijheid Zij is uw droom, uw heil, uw hoogste goed! En daar waar 't volk de vrijheid mint is 't krachtig, Rijst welvaart, nijverheid bij blijden zang; O! dierbaar land, zoo schoon, zoo rijk en machtig, Blijf eeuwig vrij voor vreemde wet en dwang. IJperen, 1870. Ph. Caluwaert. Vlaamsche Schouwburg van IJperen. Indien wij ooit te IJperen eene puike tooneelver- tooning te zien kregen, is het zonder tegenspraak die van Zondag laatst. Onze bij uitstek knappe Vlaam sche Ster welke, zooals elkeen genoegzaam weet, in haar midden autisten van eersten rang telt, sloot op plechtige en luisterrijke wijze den door haar uit geschreven Festival. Het diep doordacht als wel geschreven tooneelstuk Martha de Krankzinnige dat zij tot elks voldoe ning meesterlijk wist op te voeren, strekt haar en mede de talentvolle schrijfster ter eere. Betere keus kon er niet gedaan worden om den dorst naar goud eene der grootste kwalen onzes tijds, zedelijk gespro ken, te keer te gaan en te schandvlekken. Als voorstander onzer Moedertaal en der veredeling van onzen Ylaamschen volksgeest, weten wij onze vooruitstrevende Vlaamsche Ster dank voor het goede dat zij, hier ter stede, ter zedelijke opbeuring- onzer volksklasse, te weeg brengt. Zij bewees eens te meer, dat zij voor andere tooneelmaatschappijen niet hoeft onder te doen, ja zelfs, het publiek is daar om ons gezegde te staven hare goede faam weet te handhaven en meer dan eene harer zusters in de schaduw stelt en verreweg overtreft. Welke tooneelmaatschappij zou er niet fier op zijn over artisten te beschikken als de heeren: G. Maillard, J. Vandendriessche en K. Deweerdt? Elk van hen toch vertolkte zijne rol ten beste mogelijk, bij zooverre dat wij hier openlijk verklaren en dit lijdt geen tegen spraak dat zij zich stoutweg met artisten van beroep mogen meten. Wie zou M. G. Maillard in zijne deftige rol van Graaf Hector Van Vlierbeke, de fortuinont- vreemder zijner zuster, wel kunnen overtreffen Welke tooneellist zou het durven wagen M. Vanden driessche. in die van Willem, zoon van Martha, na te bootsen Zou er wel een artist gevonden worden, die M. Deweerdt, in die van Frank, bediende van graaf Hector, met geen benijdenswaardig oog zou nakijken MM. Deraedt en Delmotte, ofschoon geene hoofdrol vervuld hebbende, verdienen eventwel eene eervolle ven sloegen zij de zwaarden en helmen aan spaanders, ja, verbrijzelden allen tegenweer alsof het glas ware; maar ook de Fransclien deden wonderen van dapper heid, daar zij arglist en wreedheid met een hardnekkig gevoel paarden. Het was een schouwspel zonder weder gade! Het was een akelig geluid, dat noodgeschrei der gekwetsten, dat geklikkak der wapenen, dat sissen en kraken van 't losdonderend grof geschut dooreenge- mengeld te hooren 1 Woedendst vocht een Fransche officier; een schoone jongeling, sterk gespierd en edel van gestalte; dikmaals stond Lambrecht hem recht in 't gezichtmaar immer werd hij van hem afgescheiden. Geluk! de vijanden kondén Lambrechts wakkere schutters niet langer weerstand bieden. Deze werpen zich in't slot en blijven immer voorwaarts dringen maar de Fransche officier verdedigt den ingang met woedende vertwijfeling, als gold het hem 't hoogste goed zijns levens te vrijwaren. Nu schiet Lambrecht met alle geweld op hem af; de officier wijkt met de zijnen de schutters dringen verder 't slot in, en Lambrecht blijft zijn hardnekkigen tegenkamper van kamer tot kamer achtervolgen, waar iedermaal een nieuwe strijd aanvangt. Tevergeefs roept Lambrecht hem toe, dat hij zich toch zoude overgeven, maar in stede, dat hij een antwoord ontvangt, blijft de jonge officier des te woedender kampen. Beide strijders zien thans het rookend bloed uit vele wonden druipen... maar in dit oogenblik schijnt het Lambrecht toe, alsof hij in de nabijheid Dora's stemme hoort. Hij spant zijne laatste krachten in, en, een forsche dolksteek plofc zijnen tegenkanter roerloos ten gronde!... Wordt voortgezet.) melding. Voegen wij erbij dat zij, en dit is, onzes dunkens, niet te veel gezegd, het hoogergenoemd drie taal van nabij op de hielen volgen. Maar vergeten wij ook niet MM. Ed. Maillard en Dethoor, twee jongelingen, die veel voor de toekomst beloven en in Martha ruimschoots bewezen, waartoe zij bekwaam zijn. Mevr. Ghysbrechts en Daanens, alsook Mej. Daune, wiens kunstroem niet meer te maken is, speelden als naar gewoonte, op hoogstverdienstelijke wijze. Wij moeten hun zooveel te meer lof toezwaaien, omdat zij gewetensvol het hunne bijdroegen tot het welgelukken van 't voortreffelijk tooneelspel dat het IJperscli publiek zoozeer beviel. Maar wat ons vooral een waar genoegen deed, is te mogen bestatigen, dat al de tooneellisten wel hunne rol van buiten wisten en weinig of niets af te dingen viel, voor wat de zuivere uitspraak betreft. Wij achten het ons als eene heilige plicht den heer Voorzitter der Vlaamsche Ster», die, wij zijn er van ten volle overtuigd, met hart en ziel zijne maat schappij is toegedaan en al doet wat in zijne macht is om haar in eer en aanzien te doen stijgen, hartelijk te bedanken. In zijne beknopte, maar welgepaste rede voering, welke hij, alvorens tot de plechtige uitreiking der prijzen over te gaan, uitsprak, liet hij genoeg blij ken hoezeer hij ons Vlaamsch Tooneel, om der wille onzer schoone en zoetluidende Moedertaal, genegen is. Hierna overhandigde hij aan elke maatschappij, die aan het Festival deel genomen had, een zilveren eermetaal en een herinneringsdiploma, en wist er zeer gepast een woordje van lof en aanmoediging bij te voegen. De Voorzitter van Hoop en Liefde van Antwerpen, gaf eene veelbeteekenende antwoord, waar in hij de getuigenis aflegde, dat onze Vlaamsche Ster artisten van eersten rang bezit. De voorzitter van De Noordstar van Brussel, vond dat ze van wege ons stedelijk Bestuur wat meer ondersteuning en aanmoediging verdient. Vervolgens ging men over tot de trekking der premiën. De eerste, ter waarde van 100 fr. viel tendeele aan «De Jonge Tooneelliefhebbers van Schaarbeek»-, die van 75 fr., aan Het Nederlandsch Tooneel, van Gent; de andere, beloopende tot 50 fr., aan de Fonteinisten insgelijks van Gent. Niettegenstaande er zich vele IJperlingen naar Brng- ge hadden begeven, was er, van 's menschen geheugen, norit zooveel volk in de Tooneelzaal aanwezig geweest. Dit pleit voor de belangrijkheid van het aldaar opge voerde tooneelstuk en voor den goeden naam die onze Vlaamsche Ster bij het IJpersch publiek, voort durend blijft genieten. Reistor. Vrijdag laatstleden hebben de heeren Officieren on zer Burgerwacht bijeengekomen om over te gaan tot de kiezing van drij kandidaten voor de plaats van Adjudant-Majoor, in vervanging van den heer Ligy, ontslaggever. De heer A. Ligy, zoon des ontslaggevers, werd als eerste kandidaat uitgeroepen; de heer Toussaert als tweede en de heer Hallinckx als derde. DISCOURS prononcé sur la tombe de M. J. Ommeslagh, Messieurs, Cette tombe, trop tót ouverte, ne peut se fermer sans qu'une voix amie vienne adresser un dernier adieu au pauvre défunt dont nous déplorons la perte. Au nom de mes collègues, il m'incombe de remplir ce douloureux devoir, et de rappeler ici cette carrière qui vient d'être brisée. Joseph Ommeslagh, né a Ypres le 5 Janvier 1834, fut, dès que l'age le lui permit, inscrit au nombre des élèves de notre Ecole primaire. Doué d'un esprit vif et pénétrant, il sut d'abord profiler dans la plus large mesure possible de l'instruction qu'il recut; ensuite il se suppléa a lui-mème et développa encore ses connais- sances. A 17 ans, il fut nommé surnuméraire au bureau de l'Octroi, cette branche si ardue, si difficile et si ingrate de 1'Administration. Mais bientót son mérite se fit jour: aussi il devint successivement employé de 2e et de lre classe. II occupa ces fonctions jusqu'en 1860, époque a laquelle, par suite de l'abolition de l'octroi, il passa au Secretariat de la Ville. II y resta attaché jusqu'è, ce que, vaincu par la souf- france, il fut forcé de l'abandonner. II lutta, cependant, jusqu'è la dernière extrémité: et, il y a peu de temps encore, nous le vimes se trainer jusque dans nos bu reaux, pour nous dire que, bien que l'heure de la re traite ne devait apporter pour lui ni soucis ni inquiétu- des matérielies, il espérait pouvoir encore travailler avec nous! Triste et touchante illusion, mais qui dénote son amour pour le travail, ie dévoüment ses fonctions et son amitié pour ses collègues. Oui, nous qui avons pu l'apprécier de prés, nous pouvons le proclamer ici au milieu de tarit d'amis entourant son cercueil, Joseph Ommeslagh était un coeur d'or. Mais, si l'af- fection était sa qualité maitresse, il n'était pas moins recommandable par la fermeté de son caractère, qui ne connut jamais ni tergiversations, ni faiblesses. En ou tre, il a su se rendre utile; et si sa carrière fut courte, elle n'en fut pas moins bien remplie. Sa vie nous laisse un enseignement: c'est que chacun, dans sa sphere d'activité, peut passer ici-bas en laissant. après soi quelque chose de plus qu'un simple souvenir. Cher et regretté coliègue! que eet éloge soit notre parole d'adieu! Votre mémoire nous sera chère et vous vivrez toujours dans notre souvenir. Adieu, Joseph Association Agricole de I'arrondissement d'Ypres. L'Association Agricole est convoquée en assemblee générale, Mercredi 2 Mars 1881, a 10 1/2 h. du matin. A 11 heures concours pour la race chevaline. Le 16 Mars, assemblée générale pour la distribution de graines et semences. Et après, grand concours pour la race bovine. Le Samedi, 19 Mars, M Deleu, instituteur en chef a Messines, donnera une conférence sur les falsifications du guano. 16e Tir de la période d'hiver 20 Février 1881, HAUT TOTAL. Dumon A. 25. 25. 25. 20. 25. 120 Leclercq Th. 25. 15. 25. 20. 25. 110 Ligy F. 25. 20. 25. 15. 25. 110 Ligy A. 20. 20. 25. 20. 20. 105 Swekels L. 15. 20. 20. 20. 15. 99 BAS TOTAL Tyberghein J. 5. 5. 1. 1. 1. 13 Poot H. 1. 5. 10. 5. 1. 22 TIR DU LUNDI 14 FÉVRIER 1881: AU CERCLE Concours offert par les 2 Commissaires. HAUT TOTAL. M. Vandevyver. Prix. BAS TOTAL. M. Vanlerberghe. Prix. AUX OISEAUX. M. Vandendriesche. Prix. M. Deweerdt. Prix. TIR DU MERCREDI 9 FÉVRI ER. HAUT TOTAL. M. Bafcop. 25. 25. 25 25. 100 25 prix. M. Maillard. 25. 25. 25. 25. 100 3 1/2 BAS TOTAL. M. Derudder. 1. 1. 1. 3. 6 prix. Brussel. De gemeenteraad van Brussel heeft besloten dat eene kiezing op 28 Maart zal plaats heb ben om te voorzien in de vervanging van twee raads- heeren De heer Orts, overleden, en den heer Vander- straeten, welke zijn ontslag gegeven heeft. Brugge. De gezondheidstoestand van den heer J. Van Iseghem, lid der kamer van volksvertegenwoor digers en burgemeester van Oostende, wordt van dag tot dag slechter. Kaartzienster. Men meldt uit CharleroiEr wordt alhier veel gesproken over de aanhouding van eene kaartzienster, vrouw L.., beschuldigd van talrijke aftroggelarijen. De zaak wordt zeer geheim gehouden. De betichte wordt eiken dag naar het justitiepaleis ge bracht om onderhoord te worden. Naar verhaal, heb ben talrijke dames van Charleroi zich door de kaart zienster laten bedriegen men spreekt van eene, die haar aanzienlijke sommen, tot 3000 fr. in eens, gege ven, om van haar huis en van hare familie de ongeluk ken te verwijderen, waarmede men haar bedreigd had. Proces. Mevrouw Hamoir, de weduwe van den ingenieur die den dood gevonden heeft bij de proef neming van den train-éclairspant een proces in tegen den Staat voor de rechtbank van Verviers zij eischt van den Staat eene som van 300,000 fr. Ontdekking. Men meldt uit Luik Bij de op gravingen in de oude kerk van St. Denijs, alhier EMPLOYÉ A L'ADMINISTRATION COMMUNALE, PAR M. I. DUCORNEY, AU NOM DES COLLEGUES DU DEFUNT, LE 24 FÉVRIER 1881. ->£3atK>OCOaSac»- AU BLASON VAB.IÉ BARRAGE

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 2