geheel het land 3,00. IJ perseli Week blad voor stad 2,50. Zondag 13 Maart 1881. 5 centiemen het nummer. OP 500 EXEMPLAREN. KUNST- EN LETTERNIEUWS. DE KUNSTBODE VAN ÏJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, ÏJperen De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen 'den regel 5 centiemen. Reklamenden regel 15 centiemen. Insertien bij akkoord aan geringen prijs. Schrikbeeld. Wij zaten ons getweèn aan tafel En aten vroo en welgemoed Plots klonk de huisbel naar en treurig Mijn gd ging openen met spoed! Déar stond een vrouw in zwarten mantel! Zij vroeg eene aalmoes', wen ze een hand Te voorschijn bracht misvorremd. Tot ijselijken knuist verbrand En mijne gh kwam wéér verslagen; Zij zegdeMan, ga zelf en geef. Ik ging en gaf, en, God des hemels Gij weet waarvoor 'k nu schrik en beef!... Doch neen, o Heer! wil ons niet straffen Met een verminkt, rampzalig wicht; Want slechts zijn handjes voor het z woege u Zal het ontvangen met het licht O neen! de hoop, die ons deed jubelen, Was veel te groot, te godlijk zoet, Opdat GijOpperheer! zoudt willen Dat 't hart vol wee ons eindloos bloed' Pedro. Vader's zegen. Slaap kallem nu, mijn allerliefste wicht Geen leed zal u in uwe ruste raken Uw vader heeft zijn beê tot God gericht: Een engelkijn zal op uw wiegje waken! Pedro. Hemelling! Dit dichtje werd gemaakt voor het kindje van mijnen vriend Al. Boudry, en uitgegeven in den Dichterlij ken Scheur kalander en opgenomen door de edele Juffer J. C. W. de Boer, bij Bom te Amsterdam. Natuur versierde zich met bloemen Toen ik bij U op aarde trad! Ik zou de wereld lustdal noemen En zoeken naar het vreugdepad! Doch neen!... Een engel riep mij tegen: Slechts snood bedrog en bang verdriet Vindt gij op aarde!... Blijf daar niet. O! kom met mij omhoog gestegen: Ginds zingen wij Gods vreugdelied! En zóó ben ik vanU gescheiden!... O weent niet: Zalig is mijn lot!... Ik zal U, ouders! hier verbeiden: Ik leef nu in den schoot van God! Komen, Mei, 1880. P. P. Denys. De Storm! (Na den storm van 12 Maart 1876.) Het heeft gestorremd met geweld Op stede en veld! Er liggen daken afgevlogen, En huizen, boomen neêrgeveld! Men zou wel denken dat een helscli vermogen Heel de aarde heeft in roer gesteld! Nu is het al weêr stil op aarde; Nochtans, hoe licht de storrem zicli bedaarde, Liet hij op zijne schreden na! Verwoesting, rampen, scha Het stormt soms ook in 't menschelijk hart, Wen het gefolterd wordt door wanhoop en door smart Niet minder hevig is die storm, Hoewel maar zedelijk in vorm, En wat hij nalaat, op zijn schreên Dat weet de mensch en God alleen Hoe is 't mooglijk dat een mensch, Tegen Godes wil en wenscli. Zoo kan handel' Dat hij, tegen rede en recht, Zijnen evenmenscli bevecht In zijn wandel Beste vriend, te goede trouw Dompelt ons in druk en rouw Hierbeneden. 't Booze van die gulden leus, Die men zegt een wijze keus, Dan vermeden. IJperen. Komen. P. I'. Denys. Vriendschappelijke waarschuwing. Aan mijnen Schoonbroederden Heer Karei Erffelynck. Hoe leugenachtig zijn de menschen Hoe graag beknibblen ze elke daad Wat zij soms voor zich zeiven wenschen, Beschouwen ze als verderflijk kwaad Bemoeid zijn met een anders zaken, Schijnt ieders doening hier op aard Men kan toch steeds niet blijven waken Op 't geen geschiedt in eigen haard Voor hen is leugentaal geen zonde Het strooi te zien in buurmans oog, Hem tot in 't diepst zijns harten wonden, Is voor hen enkel liefd'betoog. Den balk niet zien in de eigen ooge, Wordt hedendaags toch zeer gemeen Zijns naasten ondergang beöogen, Is thans de wensch van groot en kleen. Waarde, sedert ik u ken En met u in vriendschap ben, Min ik 't leven. 'k Zou voor zoo een boezemvriend, Die mij tot een broeder dient, Alles geven. 'k Word het langs om meer gewaar, Zulke vrienden vindt men raar, Op onz' dagen. Is het honing of wel gal Die men spuwt thans overal Durf 'k u vragen. Weet men nog van liefdepand, Die ons schonk met milde hand, De Albehoeder is 't niet menigmaal gebeurd, Dat een broêr had 't hart verscheurd Van zijn broeder De wisselaars. Leo had eenen top gekocht, voor zeven cent en halfeen schoone gele top, met een zwart kopken aan, en met een as van staal. Daar zit een orgelke in, dat speelt, wanneer hij draait, een toontje zoet en fijn. Wilt gij, zei Nijs voor mijnen bal'? <- zie eens hoe hoog hij springt! hij is van kaoutchou en hij kost wel een halve frank. (Daar loog hij als een Jood liij kostte maar vijf cent.) Met al die schoone praat, kreeg Leo goesting nog hij schonk hem top en pees, en speelde met den bal. Maar lang en duurde 't niet, eer hij het kaatsen beu werd, en den top weggaf voor eene grove koord, waarmêe men paardje speelt. Hij liep zich nu in schuim, en zweet, en wilde dan alweer wat ander spel aanvangen. Zijne koord verwisselde hij voor vier marbollen, die hij gauw verloor, met - paar of niet Dan kwam hij boos en laf bij Nijs, die nog zoo groot als hij niet was hij greep den top en wilde voort. Doch Nijs, die vechter was en driftig als een liaan, Vloog Leo in het haar nu rolden ze op den grond en huilden'overluid.... De onderwijzer trok die oorlogslui vaneen, en vroeg, wat hen nu zoo als honden vechten deed De jongens legden 't uit zij kregen elk een les te schrijven, na de klas. De top werd nog verbeurd verklaard, als oorzaak van 't geschil Wanneer gij groot zult zijn, mijn knapen lief, doet niet als Leo deed, en wissel uwen manken os voor geen versleten ezel uit! Wie nooit tevreden is krijgt daar nog reden toe hij wisselt immer uit, tot hij geen kruis meer heeft noch duit. En eens op 't strooi, ga, scharrel maar in 't haar DE KUNSTBODE G. Rotiers.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1