geheel het land 3,00. sch Weekblad voor stad 2,50. Zondag 20 Maart 1881. 5 centiemen het nummer. OP 500 EXEMPLAREN DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen De prijs van liet abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Insertion bij akkoord aan geringen prijs. Vlaamsch letterkundig Album. Met medewerking der voornaamste Zuidneder- landsche schrijvers, met 2 portretten en 3 fac simile 's. Prijs f. 3,00. Het verschijnen van het letterkundig Album zal met vreugd in de geschiedenis der neder- landsche Letterkunde aangeteekend worden. Veel, oneindig veel wordt er gewrocht tot de heropbeuring onzer schoone Moedertaal, maar, zooals de heer Uitgever bemerkt. - onze krachten zijn zoo verdeeld dat, niettegenstaan de al het levensvuur dat de Vlamingen bezielt, onze Vlaamsche zaak toch weinig vooruitgaat. Die krachten, onbekend of miskendvan al de kampers uit de verschillende scharen, eens'sjaars naderbij elkander te brengen, zegt hij verder, zoo in betrekking met malkanderen te stellen; die verspreide krachten vereenigen; de ontwikkeling van jongere talenten bevor deren den stand en gang van onze Vlaamsche Letterkunde door bewijzen aantoonen dat alles is ons doel Alwie in het harte Vlaanderen bemint, zal dit doel edel, ja grootsch heetcn. De krachtvereeniging op der kunsten ge bied mag het synthesis der Vlaamsche herle ving geheeten worden. Dit is sedert lang onze volkomene overtuiging. Van de grondstelling zien wij nu op de bewerking neêr. Slaan wij het Album open. Eerst groeten wij vol eerbied het welgelij kend portret van Vlaanderens groote dichteres Vrouw Vanackere. Dan valt het oog op den fac-simile-brief van den vorst der Vlaamsche romantische School, Hendrik Conscience, aan wien het Album opgedragen is. Het boek voort doorbladerend vindt men een kort overzicht der letterkundige beweging op een aantal voorname Dicht- en Prozestuk- ken van de beste Nederduitsche schrijvers, en staat stil, op een nawoord van den heer uit gever des Albums. In het midden des werks wordt men door het schoon portret van den betreurden dichter van Gudrun verrast. Onder het opzicht van den stofFelijken kunst vorm moet men het Album van 1881 sierlijk ja zeggen wij prachtig heeten. Zelfs durft men zich afvragen of men niet iets van die pracht aan wat meerderen omvang hadde mogen slachtofferen. Was hier kwestie van eene volledige studie op het Album, wij zouden nu den aard en den vorm der letterkundige gewrochten moeten besprekëri. Daar dit buiten ons bestek valt, zullen wij eenige schitterende namen ophalen, welke een gedacht over de ingehouden stuk ken kunnen geven. Zoo noemen wij Vrouw Vanackere, Eng. Van Oye, Wazenaar, Al brecht Rodenbach, Pol De Mont, Em. Hiel, G. Gezelle, A. J. Cosyn, Karei Boogaerd, KDe GheldereTh. -Coopman, V.A. Dela Montague,Ad. Burnaert, H. V. (Hugo Ver- riest Gvstaaf Heg hers, Teirlinck Signs enz. enz. Onder vele opzichten vinden wij het A Ibum, van den moedigen heer De Seyn ver boven het Jaarboekje van Vader Rens nochtans valt er ook nog wel iets op de uitgaaf te zeggen. Vooreerst diendt het overzicht der Vlaam sche kunstbeweging met meer nauwkeurigheid opgemaakt te worden. O. a. leest men dat de Vlaamsche Letterkunde in 1880 drij verliezen ondergaan heeft Drij? en Blieck dan?... Helaas! reeds vergeten, of niet medcgeteldNochtans, men zal in latere dagen de grootsche zangen van Blieck als goddelijke akkoorden aanwijzen. Zijn werk zal den tijd doorstaan. Een twee de gebrek is de afwezigheid van een aantal namen in de kunstwereld hoog geroemd. Een werk als het Album moet geene liefelingen hebben, ook geene vijanden. Wij weten het wel, de haast met welke het Album ter wereld moest komen is eenigszins de oorzaak van de aangewezen gebreken, die overigens met gemak in den volgenden jaar gang kunnen hersteld worden. Wij bevelen en dat zonder camaraderie de uitgaaf van den heer De Seyn aan alwie den gang onzer rijzende literatuur gewetens vol wil volgen. Inzonderheid bevelen wij dat werk aan onze geërde ambtgenoten, die bij het volk de voor kampers van den nationalen strijd Vlaan derens verheerlijking moeten wezen en toch niet strijden kunnen zonder de kennis van het ordewoord des dags. Komen, 1881. P. P. Denys. Den Heere P.P. Deny s-Callewaert,bij de geboorte zijns eersten zoons. Refrein. Verheffen wij nu jubeltonen Aan 't murmelende Leiestrand Een frissche, knappe, Vlaamsche kerel Is met den vloed hier aangeland lste Roeplet. Omtrent vierduizend jaar geleden, In 's Nijls ritselend ranke riet, Daar wiegde een korfken op de baren. En, ach 't gekreun een kind verried. Verheffen wij nuRefrein) 2de Roeplet. Het kind waste op in mann'ren zalen, nocii zuchtte om Israel's verdriet.... Al hoorde hij niets dan vreemd gebrabbel, oer vadren taal verzaakte hij niet Verheffen wij nu... Refrein 3de Roeplet. Gij ook, gij nieuw lings aangestrande, Hoort waalsch van in uw wiegje reeds Doch Vaders taal en Vlaamsche zeden Zijn U 't heiligst aan 't harte steeds! Verheffen wij nu... Refrein Maart, 1881. Georges Callebert. KINDERPOËZIE. Ujkkransje. Op den dood van mijn afgestorven Dochtertje. Gister waart ge nog vol leven, Kindjen, ons zoo lief en teêr Alles is thans naar en droevig, Engel, die hier zijt niet meer. Gister sprak ik u nog, kleine, Want ik had nog hoop in 't lot Wreed bevroed ik thans uw afzijn, Want gij, Engel, zijt bij God. Uit der Heemlen hooge woning Blikt gij op ons allen neêr Ziet ge uw broêrtjes tranen vlieten Rent ge uw moeders liartezeer Leest ge in mijn gefolterd harte, Dat u zegt hoe wij op aard' Immer nog uw dood beweenen, Rindjen, ons toch all' zoo waard Smeek en bid den Allerhoogste, Dat Hij ons voor onheil hoed' Dat Ilij mildelijk ons zegene, Sterke onz' overzwakken moed. Bid en smeek dat God ons geve, Na den strijd der aarsche woon 't Oord waar wij u zullen vinden. Waar men leeft voor 's Heeren troon 's Menschen Beeld! [Aan mijnen Vriend E. Verhille-Van Oost.) In mijnen tuin staat er een perelare, Door mijnen hovenier, voor eengejaren, Op eenen witten dorenstruik geënt. Welnu, alwie 't verschil van houtsoort kent, Ontwaart terstond dat, tot twee voet beneden, De stam nog doren is, en dat op heden De perenent veel dikker is gegroeid Dan de eerste wilde stam, die als vermoeid, En wonderschoone kruine draagt vol takken, bldren, Een rijke vruchten die, als 't ware Met dubbele levensjeugd en frissclie kracht Dan groeien in een weelderige pracht Zeer dikwijls, als ik na het daaglijksch werken, Mijn tuin doorwandel wen mijn geest gered In volle vrijheid zich dan op de vierken Der wondre droomen en verbeelding zet, Word ik tot bij den vruchtbren boom gedreven, Wiens samenstel 'kzoo even heb beschreven. Ja, denkend, droomend, luistrend sta ik daar Dan stil hij mijnen schoonen perelaar, Die dringend schijnt te smeeken dat 'k de takken Zou snoeien van zijn eersten wilden stam, Opdat zij niet zijn vrijen groei verzwakken Noch zijne bovenleden zuigen lam, 'k Verlos hem dan van zijne kwade twijgen En hij schijnt dan vol dank tot mij te neigen', Als woü hij, in zijn sprakeloos bestaan, Mij eene wondre tale doen verstaan Ik hoor dan: Mensclikunt gij uw beeld met lezen In mij die hier op dorenstam gerezen. Door elk om mijne vruchten word geprezen Waart gij als ik geen kind eens der natuur En zoudt gij wel zoo groot zijn op dit uur, Werd ge ook niet eens gegriffeld door beschaving En zoo gebracht ter goddelijke ontslaving'? Zoudt gij in hart en hoofd het blakend vuur IJperen. G. Rotieks.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1