IJpersch Weekblad
ETSYS
IA
I
geheel het land 3,00,
voor stad 2,50.
I
OP 500 EXEMPLAREN
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
Zondag 3 April 1881.
5 centiemen het nummer
2dl jaar N° 10.
DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen
De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fir. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde
adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Insertion bij akkoord aan geringen prijs.
Aan een lief Meisje.
De Eerste Communie.
Eerste Vervolg.
In deze zwaarmoedige gedachten was hij tot buiten
de-stad gedwaald, waar zich voor hem, in de avond
schemering, de breede stroom en de uitgestrekte
vlakte opdeden. De wilgen die rond de blinde klippen
en Waterloo pen groeiden, stonden daar, als grauwe
spoken, met hunne gekromde tronken en donkere krui
nen niets verhief zich op de eenzame vlakte, tenzij
hier en daar aan den verren gezichteinder den kerk
toren eens afgelegen dorps, en de in zijne nabijheid
met hoornen overgroeide gehuchten, waar ook reeds
het leven en de beweging in den schoot des slaaps ge
zonken lagen. De nacht spreidde het vale doodskleed uit.
Treurig was zijn gemoed, treurig zag er alles uit
wat hem omringde. De aanblik der sluimerende natuur
stemde krachtig met zijne gemoedgesteltenis overeen,
hij voelde een nieuw geheimvol leven in zijne borst
ontstaan, en tevens den wensch om zijne gewaarwor
dingen ecne gedaante te geven en uit te drukken. Maar
de palen, waarin zijne vermogens besloten waren, deden
hem dadelijk de hoopeloosheid inzien, van ooit te vol
doen, noch aan die verlangens, noch aan een veel onge-
duldigeren wensch die er zich steeds aanhechtte. H ij
zette zich op eenen steen aan den oever neder, en
overpeinsde hoe zijn duister leven, van zijne kinder
jaren af, vreugdeloos voor hem was afgeloopen in ar
moede en nederigen stand van den anderen kant dacht
hij aan den strijd,dien hij met zich zeiven liaduittestaan,
door zijn ongelukkige liefde voor een meisje, dat hij
nooit mocht hopen te bezitten en door vereering vooi'
eene zijne kunst, waarin hij nooit mocht hopen zich te
oefenen noch te verluisteren.
Ondertusschen was de volle maan opgegaan en be
scheen alle voorwerpen: schoon het gansch uitzicht van
liet heelal nog iets sombers in zich had, kwam echter
met dit bleek licht eene weldoende kalmte in zijne zie!.
'T was hem alsol zijn hemelsche Vader, van uit de
helderblauwe wolken, met. zijnestarrenoogen vriende
lijk op hem nederblkite. Op O.-L.-V.-Kerk sloeg met
langzame toonen een tamelijk gevorderd avonduur,
zijne moeder kwam hem te binnen, en hoe zij naar
zijne terugkomst niet ongeduld zou gewacht hebben.
Hij stapte naai' de poort toe en begaf zicli door de een
zame straten, voorbij de gesloten huizen, waar reeds
meest alom de lichten uitgedoofd waren, naar de afge
legene woning der arme weduwe, die in liet maanlicht
op den drempel der deur naar liem zat te wachten.
Deze vrouw was nederig maar zindelijk aangedaan
Zij droeg een grof zwart wollen kleed, met een span
nend lijf en wijden rokhaar moederlijk oog blikte
tevens tevreden en treurig te vreden, omdat zij haar
zoolang verwachte kind zag aankomen, en treurig over
de neerslachtigheid, die zij in hem bemerkte. Het was
Aan mijnen waarden en geëerden vriend, den
Heer P. Van Hauwaert, Voorzitter van het Werk-
mans-Genootsckap Geluk in 't werk naar aan
leiding zijner voortreffelijke redevoering, uitgespro
ken op het inhuldigingsfeest dezer maatschappij,
in het gewezen lokaal der Philharmonie, te Gent.
Werken en Sparen.
zaterdagavond hij gat haar zijn werkgeld, waarvan
hij zich niet veroorloofd had het minste voor zich zeiven
uit te geven. Eene traan blonk in hare oogen, een stil
gebed steeg uit hare ziel ten hemel want vrouw
Geertruid hield haren zoon voor krank of aan ziel, of
aan lichaam, of aan beide, dat wist zij nietmaar dat
zag zij, dat het niet goed met hem ging. Zij hoopte en
betrouwde op God, want de goede kinderen heeft hij
lief: hij zelf heeft hen eene belofte gedaan en haar
Quihten was zoo een deugdrijke zoon
Het kleine avondmaal was spoedigen meest altijd
zwijgend geëindigdwas spoedig enmeest altijd
zwijgend geëindigdwant Quinten was niet veel
van zeggen, en sinds eenjgen tijd nog stiller ge
worden' Tweemaal had hem de moeder tot eten
aangemaanden tweemaal gevraagd of hein iets scheel
de? maar bekwam weinig voldoening en beide legden
zich te bed, het hoofd vol gedachten en liet hart vol
kommer. Terwijl de gedachten aan de zichtbare verkwij
ning van haren zoon. liet gemoed der moeder nog lang
doorwoelde en wakker hielde,n joeg de diepe smart
en zielspijn den slaap uit 's jongeiings oogen want
in den duisteren nacht, wanneer geene bezigheid, geene
noodwendigheid noch beweging- van hetgeen ons om
ringt, ons van onze sombere gedachten aftrekt, dan staat
liet verdriet en kommer vrij, zich van den eenzamen
rnenseh te bemachtigen. Iedere smart dringt dieper in
ons gemoed, en elke angst wordt pijnlijker ja de hoop,
die wij bij den dag uit onze krachten of onze juiste
waardering der omstandigheden putten, schijnt ons- te
1 V
I-M
I
Meisje, 'k waan in 't eeuwig ruim te zyèven
'K voel me in 's hemels Meienglans herleven.
Als uw liefdeblik ter ziel mij daalt
Wellust adem ik als lentedauwe,
Wen uw' oogenspiegel, zuiver blauwe,
'Teigen beeld mij tegenstraalt
Snarenklank uit verre paradijzen,
Harpentoon, van waar de sterren rijzen.
Spelen in mijn liefdedronken oor
Wanneer, van uw gloênde rozenlippen.
Zilvertonen aarzlend henenglippen,
Voelt mijn zangster 't herdersuur!
'K zie de Liefdeknaap zijn wiekjes reppen
'K zie en boom en struik den grond ontwippen,
Als door Godenzang met heil bezield
Dwarlend schijnt mij de aarde voort te draaien,
Wen 'k u in den vluggen kring mag zwaaien.
Waar de bonte landjeugd krielt
Lonkjes aan uw maagden oog ontweken,
Mochten 't barre steen een' klacht inspreken,
En de rots een zucht van teedre pijn
Ach die zaalge di'oon zou waarheid wezen.
Meisje kon ik u in de oogen lezen
Meisje;' meisje mijn
Schiller Die Entzückung. H. D.
Gelegenheidsdicht.
Het is een dag vol heil en zegening,
Die ons vereenigt in familiekring
Een dag, waar goddelijke vreugdestralen
Te midden van ons allen nederdalen
Op 't hoofd van een door ons aanbeden kind,
Dat heden zijn bestaan met God verbindt!
Ai.brecht
Een harpakkoord mag heden klinken
Ter eer der wijsheid en der deugd.
Die V als kind reeds uit doen blinken
Tot aller heil, tot aller vreugd
Dit vreugdakkoord moet ook verklaren
Welk heil u thans te beurte viel
Hoe de Opperheer der eriglensoharen
Bezit nam van uw reine ziel
Helaas waar vindt men woorden
Voor 't grootsch geheim in U geschied t
Doch. 'k zoek de wondervolle akkoorden,
Die mij een heildroom achterleit
In Codes tempel stonden we allen
Gebogen voor den Opperheer,
Toen eensklaps daar een stémmenschallen
Onz' ziel verhief tot 's hemels sfeer.
En uit de gulden hemelzalen
In oogverblindend licht, en gloor
Daar zagen wij Gods Zone dalen
Omringd daar 't schittrend englenkoor.
En clan vóór 't outer van den Ileere
Lag de aardsche jeugd in 't stof geknield
Gij ook, Albrecht, gij boogt daar neére
Door goddelijke vreugd bezield
Miljoenen engelen omtogen
Die hemelreine kindrensehaar
En leidden Jezus 't Alvermogen
Tot ieder kind in vreugdgebaar
Als wij tot U Hem zagen treden,
U voeden met zijn vleesch en bloed
O wat al wondre zaligheden
Bewogen ons geschokt gemoed
Geen menschlijk woord zal ooit verklaren
Welk diep geheim daar werd volvoerd,
En wat ons hart al mocht ontwaren
In sprankelenden gloed vervoerd
O Albrechtop dien stond vol zegen
Steeg onze bede tot den Heer,
Opdat. Hij U langs stille wegen
Geleide door het aardsche meer
Opdat Gij voort in deugd en wijsheid
Steeds streven moogt naar eer en plicht.
Waarin, voor Kind voor Jeugd en Grijsheid
't Geheim der menschen welvaart ligt
Komen.
P. P. Dents.
VOLKSLIED.
let of wat leg ik op zij
Van liet weinig dat ik wiune
'k Leef met. vrouw, in zoete minne.
Toch zoo vroolijk en zoo blij.
's Morgens is mijn eerste zang
Sparen doe ik sedert lang
Mijne kindren min ik teer
'k Kwijt getrouw mijn vaderplichten
'k Moet dus voor geen ondank zwichten
'k Blijf bevrijd van hartezeer
Daarom is mijn liefste zang
Sparen doe ik sedert
Sparen staat mij zeer wel aan.
Wat ook mijne werkgezellen
Op mijn reekning al vertellen
Nooit verlaat ik deze haan
Want ik houd aan mijnen zang
Sparen doe ik sedert lang
Na het werk keer ik naar huis
Om een handje toe te steken,
Zonder verder 't hoofd te breken
Waartoe noodig dat gedruis
's Avonds dan is weer mijn zang
Sparen doe ik sedert lang 1
Waarom vrouwtje niet veel stookt,
Moeten mijn gebuurs niet weten
Heb 'k geen lekker rijkmanseten,
'k Zeg u, 't smaakt mij wat zij kookt
Daarom luidt steeds mijn gezang
Sparen doe ik sedert lang 1
1 i
Si)