ïJuerseh
geheel het land 3,00.
voor stad 2,50.
Zondag 8" Mei 1881.
5 centiemen het nummer
jaar
N° 15.
OP 500 EXEMPLAREN
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
9de
DE KUNSTEODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen
De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde
adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regil 15 centiemen. Insertjen bij akkoord aan geringen prijs.
Aubade
A ia Princesse Stephanie
Zesde Vervolg.
Deze woorden boorden Quinien in het herthij keek
de straat af, en zag den jongen man in vollen zwier
komen aangestapt. Zijne schitterende kleederen waren
met strepen, sluiers, galon en pluimen opgesmukt,
zwierig en kunstig gekrulde hairlokken golfden over
zijnen sneeuwwitten liemdeband, op zijne schouders.
Aan de zijde droeg hij een breed zweerd maar aan des-
zelfs kunstig bewerkte scheede en prachtige ingelegde
handhaaf, zag men dat liet meer tot pracht dan tot
ernst diende. Zoo kwam' hij, ten hoogsten over zich
zeiven voldaan, de straat af, overtuigd als hij was van
den goeden indruk dien zijn voorkomen maken moest.
Quinten's bloed bruischte op, zijne vingers Krompen
Krampliaehtig rond het ijzer dat hij in de hand hield,
en hij had moeite om aan eene begeerte te weerstaan
die van het opgepromete mannetje, tot spijt zijner
trotschheid de straat af te jagen.
Margareta had hem gezien zij ti'OK zich als ver
schrijft terug, en stootte het venster toe. Was het
schriic of was 't vreugde, den schoonen minnaar te zien?
Quinien wist het niet, maar zijn bloed stroomde nog
Antoine Ci,esse
Het doode Hondje.
heviger naar zijne borst. Nu was de blinder de smids
knechten genaderd die, waarschijnlijk om hem te plagen
zich een wenig verder dan naar gewoonte met werk
op do straat gesteld hadden, dusdanig dat hij er bijna
niet kon voorbij gaan.
Plaats ï'iep de vreemde, en stampte den gast
weg, die naast hem stond.
Ho lio riep de smid, niet zoo haastig, gij kunt
wachten tot dat wij met het ijzer klaar zijn.
Wachten schurken een man zoo als ik, wach
ten en daarmede drong hij voorts. Schurken riep
Quinten, hij die dit zegt is zelf een schurk! en gij mogt hon
derdmaal een zwaard aan de zijde dragen, aan de hand
met mij zoo gij er den moecl toe hebtDe vreemde
deinsde terug, de dreigende houding des jongelings,
zijn vlammend oog, het lang ijzer, dal hij in de hand
hield, alles verschrikte den pronker. Laat af, riep
hij, laat af, het was zooniet gemeend! Blijf mij met
uw ijzer van het lijfen zoo met eenen had hij de deur
bereikt en hevig aangeklopt.
Lafaard riep Quinten vertoornd, en wierp liem,
terwijl hij haastig in huis sluipte, de ijzeren staaf ach
ter de hielen, die klinkend op de treden van de deur
neêrviel, en de smeders zonden hem een luidruchtig
hoongelach achterna. Maar Quinten lachte niet. Dat
was trouwens zijn medeminnaar. En, Margareta,
dacht hij, zou zoo een likspek beminnen, of aan hem
opgeofferd worden En het eene kwam hom zoo
afschuwelijk voor als het ander hij verdiepte weder
Van Vlaanderen wil ik zingen.
in zijne sombere gedachten, het gevoel van zijn onge
luk en lichamelijke afmatting kwamen terug. Van
kwartier tot kwartier nam zijne krankheid toe. Vol
medelijden zeiden hem zijne makkers van den pronker
aftewacliten. Hij deed zich gewelde aan om te werken,
maar het ijzer ontzonk zijne vermoeid hand.-Het sloeg
twaalf, de knechten verlieten den winkel, er was geen
vreemde te zien. Gaat hij misschien den ganschen dag
tot De Brindt's blijven Gaat hij misschien heden liet
huwelijk besluiten? dacht hij, en deze vragen vielen
hem als een sieea op het hart. Hij kon zich niet meer
recht houden, en een zijner makkers leidde hem be
hulpzaam naar zijne moed r, die over den ziekelijken
toestand van haren zoon verschrikte.
Onderwijl had DeBrindt den opgesierden jonker zeer
heuschelijk onthaald, en daar hij zijn schrik en onstel-
tenis bemerkte, vroeg hij 'of hem iets onaangenaams
was wedervaren De Bos was wellicht met een gansche
vertelling klaar, hoe hem de smidsgasten moedwillig
beledigd hadden, en hoe hij hun van zijnen degen had
willen geven, en er echter voorbijgangers waren tus-
schen gekomen, die hem, in weerwil zijner gereclitige
gramschap, ovcrliaald hadden weder den degen in de
scheede te steken, en zijnen weg voort te zetten. De
Brindt zag een zijner leerlingen, die aan het venster
gezeten was alles gezien had, schalksweg lachen ook was
hem de bleekheid van De Bos en het beven zijner hand
niet ontgaan, dus geloofde hij van het verhaal zoo veel
hij wilde. Intusselien was hij weder aan zipnen ezel
eccécutée par la Société chorale /'Orphéon, lors de la fête d'adien
offerte a la princesse Stephanie.
Vers ten nouveau pays, princesse,
Kraporte nos derniers adieus,
Jit que notre hymne d'allégresse
Te dise nos regrets, nos vcuux.
Oh! notre soeur, oh! notre tide
Que le bonheur guide tes pas
Enfant* de la méme familie,
Nous songerons a toi la-bas!
Fleur que vit naltre la Belgique,
En Autriche tu vas porter
Tes vertus, ta grace pudique.
Qui pourra te voir sans t'aimer?
Que ton destin soit sans mélange;
Oh! fille du Roi citoyen,
Ta more est Reine par le bien
De ton peuple sois le bon ange
F.t notre voix résonne,
Demandant au Seigneur
Que sa bonté te donne
La gloire et le bonheur
Musiq-.-.e d'ALFRED Tllviax. Paroles d'E. Beauvin.
A PROPOS DE LA FÈTE POPULAIRE DU 2 MAI 1881.
Un grand Prince a toi va s'unir;
II t'a donné son ame entiére
De l'hymen que Dieu va bénir,
Noble enfant, la Belgique est fiére.
Roi. peuple, le coeur transporté,
Veulent te féter dans la rue
lei, futuie Majesté,
Dans ta jeunesse et ta beauté,
O'èst le pays qui te salue.
Le rossignol est de retour
Ainsi que la gente hirondelle;
C'est leprintemps: partout l'amour
Redit sa chanson immortelle.
La lleur, sous des cieux éclatants,
A la fleur répond toute émue
La nature a des vceux ardents....
Pour sourirc a tes dix-sept ans.
C'est le printemps qui te salue
Comme ta rnère, pour charmer,
Tu nous parais la grace mem?
Dans l'Empire oü l'on va t'aimer,
Songeau petit coin oü'l'on t'aifne.
Auprês du tröne, enfant, tu vois
Les ambassadeurs tére nuo;
lis représentent a la fois
Et les Nations et les Rois
C'est le monde qui te saluo.
Mons 1881.
(Naar aanleiding van den heer Ed. Lefever's groepje
in 't IJpersch Museum.)
Hoe! gij kleine schaamle Philax,
Blaft gij dan niet, meer?
Zijt. gij weer verstoord op Lijsje
Lijsje mint u teêr!
- Doe uw zwarte kijkjes open;
- Lach mij nog eens aan;
- Ach! gij blijft maar altijd slapen.
Wilt.mij niet verstaan.
- Onder 't witte linker pootje
- Klopte gistren iets
- Was 't misschien uw aardig zieltjen
>i Heden voel ik niets....
En ge hebt koud gelijk de steenen
En gij zijt zoo flauw.
Moeder lief, zeg toch aan Lijsje.
Wat hem schorten zou t
Moeder zag het angstig kindje
Met een traan in 't oog,
En zij streelt de lieve konen
Van twee parels droog.
- - Lijsjen, zei ze en kuste 't mondje,
Dat het kind heur bood;
- Hij zal nooit en nooit meer kijken
T lieve diertje.... is dood.
Dood vroeg 't meisje in stomme wanhoop.
- Eng'lijn ween maar niet;
'k Zal een andre Philax koopen
Dien ge ook gaarne ziet.
't Kindje weende niet, het blikte
Zwijgend naar omhoog,
En men zag hoe moeders boezem,
Hijgend zich bewoog.
•Langer kou het wicht niet kropperi:
't Snikte kermend luid
En daar gleed het doode hondje
Zijne armpjes uit.
Moeder, laato! laat het weenen,
Laat liet met zijn' smart
't. Voelt des levens eersten rouwe,
in zijn kinderhart.
Zoolang nis ik kan zingen,
En 't ktinstvuur in mij brandt,,
Wil ik van Vlaandren zingen.
Van 't schoone Vlaandrenland!
O!daar ben ik géboren
Daar steeg er 't eerst en luid;
Het schoonste lied der diehtren,
Mijn vrijen boezem uit!
Daar heb ik stil aanbeden,
Een alderliefste kind.
Daar heeft mij i vurig harte
Recht teederlik bemind.
1 n Vlaandren ligt een gaarde
Met heldenbloed gemest;
Daar hebben onze vadren
De Vi ij beid trouw bevest!
Trek vrij naar andre oorden.
Dwaal over wei en zand
Ge vindt geen rijker lusthof
Dan 't rijke Vlaandrenland.
Geen goeder trouwer vrinden,
Aan deugd en plicht gehecht;
Geen knapen koenen struiscliër,
Geen beter heil en recht
Geen vaderen zoo deugdzaam
Geen kinderen zoo goed:
Beminnend al wat schoon is,
En edel van gemoed.
Geen meisjes, maisch en schooner,
Trouw aan de min verpand-;
Geen moederen zoo minzaam
Als in het Vlaandrenland!
1 n Vlaandren wil ik sterven
En zonder roem en lof
Begraven worden ginder
Op 't groene doodenhof!
H. D.
Ph. üaluwaert.
nb"?
v-Vyq