QUINTEN iETSYS. I Jpersch Weekblad geheel het land 3,00. op 500 exemplaren. voor stad 2,50. kunst- en letternieuws. Zondag 29" Mei 1881. 5 centiemen het nummer. 2dejaarN° 18 DB KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Insertion bij akkoord aan geringen prijs. Redevoering van den heer Conscience. le Vervolg. Van Maerlant was een machtige geest en te oordee- len naar den dank, hem door zijne tijdgenoten gebracht, moet hij aan het vlaamsche volk groote diensten heb ben bewezen. Onder oogpunt van eigenlijk gezegde kunst en letterkunde was zijn invloed noodlottig. Door alle werk van inbeelding te verbannen, door de ge leerdheid, de wetenschap en de onmiddelijke nuttig heid, als de eenige béstanddeelen en het eenige doel aan te wijzen, dat waardig is den geest van den schrij ver bezig te houden, heeft hij eene school van positi vism. gesticht, welke geene vrije opwelling, geene eigen begeestering meer dulde. Die overdrijving van eenen man, wiens gezag een machtigen invloed op zijne eeuw moet uitgeoefend heb ben, heeft misschien zooveel als de anti-nationale geest onzer graven, medegewerkt om voor langen tijd de oorspronkelijke en wezenlijk bezielde dichters van den vlaamschen grond te doen verdwijnen. Brabant, dat het geluk had nog eigen vorsten te bezitten, ontsnapte gróotendeels aan dien invloed. Daar beoefende de kloekmoedige hertog Jan I, de held van Woeringen, met veel* bijval de vlaamsche létteren. De geleerde Willeins doet ons tien zijner minneliederen, vol geestdriit en zoetvloeiend dichterlijk gevoel kennen. Aan dit tijdvak verbindt zich het' groot heldendicht van Jan Helu, de Slag van Woeringen, geschreven, zooals de dichter zelf getuigt, in de hoop dat Margare- tha van Engelandgemalin van den hertoghet vlaamsch zou aanleeren. De heldendichten van twee andere brabantsche schrijvers, zijn niet min opmerkenswaardig en meer persoonlijk in opvatting en in vorm: het eene handelt over den oorlog van Grimbergen, door een ongekend Achtste Vervolg. VII. Margareta kon den treurigen toestand, waarin zich de jonge smidsgast bevond, niet afluisteren zonder de grootste ontroering, die zij weldra door warme tranen uitdrukte. Ook do moeie was zeer aangedaan, en die twee goede vrouwlieden raadpleegden ondereen op welke wijze zij den ongelukkige en zijne moeder eenige hulp zouden kunnen doen toekomen. Er geld naartoe zenden ware verre liet gemakkelijkste en eenvoudigste geweest, maar daartoe kon Margareta niet overeenko men en de moeie begreep niet waarom zij met deze arme lieden zooveel beslag wilde maken. Eindelijk werd het besloten er dagelijks eenige gezonde spijzen naartoe te zenden door tusschenkomst van eene getrou we bejaarde vrouw, die in de buurt woonde en langen tijd in het huis van De Brindt verkeerd had om er aller lei kleine diensten te bewijzen. Er werd de oude vrouw streng voorgehouden toch niet te zeggen door wien zij gezonden was, en onder de hand te onderzoeken waar aan het de arme lieden meest ontbrak. Vrouw Brigitta "beloofde alles nauwkeurig uit te werken, en inderdaad Margareta had hare boodschap aan geene geschikter hand kunnen toevertrouwen. Reeds van in den avond was Brigitta uitgegaan om te vernemen waar de moeder van Metsys woonde, en met dichter, het ander zijn de Brabantsche Yeesten van Jan dé Kierck. Die laatste liet daarenboven drie dicht stukken achter: Leekenspiegel, Dietsche doctrinael en Van den derden Edaard, alle drie zeer verdien stelijk. üestyds, toen bij de andere volken de tooneelkunst nog te kiemen lag in de Mysteriën der Passie, bestond het volkstooneel reeds in Vlaanderen. Het bevatte op dat tijdstip reeds een twaalftal tooneelstukken, waar onder vier treurspelen, eene beeldspraak of allegorie, getiteld: van den Winter en den Somer, en eenige boertige stukken, Sotterniën genaamd. Bij het optreden van bet huis van Bourgondië werd de vlaamsche landweer door het leger van den koning van Frankrijk, in den noodlottigen veldslag van Roose- beke, verpletterd en Vlaanderen, verzwakt en verne derd, moest zich onder den schitterenden, maarge- welddadigen scepter die op hetzelve drukte, krommen. De hertogen van Burgondië waren fransche vorsten. Onder de drukking hunner overgroote macht, onder den invloed van hun weelderig hof, waar alleen de taal, de gebruiken en de dichters van Frankrijk bemind en beschermd werdenmoesten allen die den vorst nader den met 't verlangen van gunsten te genieten, ;of die welke rechtstreeks van zijn gezag afhingen,'zich naar zijne wenschen plooien, de vreemde taal aanleeren en alles wat zij volksch in zich hadden afschudden. Toen vond de vlaamsche letterkunde, van alle aan moediging van den kant der hoogere klassen beroofd, eene schuilplaats bij het volk. In iedere stad, schier in ieder dorp vormden zich volksvereenigingen, gekend onder den naam van rederijkerskamers, waarvan het eenige doel was de moedertaal, de dicht- en tooneel kunst te beoefenen. Uit die burgergezeischappen zijn niet veel schrijvers van onderscheiding voortgekomen; maar hoe nederig ook de vruchten van hunne eeuwenlange werking zij, wij, Vlamingen, wij moeten hunne nagedachtenis zege nen; want dwars door de verschrikkelijke wisselvallig- eenen sluitkorf aan den arm, door Margareta's mikle gunst gevuld, begaf zij zich op weg naar de hut waar de arme smidsgast met zijne moeder in lijden en kom mer leefde. Hier deed zich de aanblik der bitterste armoede op, eventwel bij al dit gebrek en mangel bemerkte men de grootste reinheid. De moeder verwonderde zicli over dit bezoek, maar hare verwondering verkeerde weldra in vreugde en dankbare ontroering, wanneer vrouw Bri gitta haar de oorzaak harer komst verklaarde, haren korf ledigde en beloofde eiken dag met een dergelijken voorraad terug te keeren. De goede vrouw wist van vreugd en dankbaarheid niet waar zij het liad, en liet speet haar, zeide zij, dat haar zoon te zeer door de koorts aangedaan was om hem zijn geluk bekend te ma ken. Zij bedankte de dienstvaardige zendelinge, en ver telde, in de vreugd van haar hart, alles van haren zoon wat vrouw Brigitta nopens zijne treurzinnigheid en de voorvallen der laatste dagen noodig oordeelde te vragen. Des anderendags kwam vrouw Brigitta in het huis van De Grindt de spijzen voor de zieken afhalen. Zij was voorzien van narichten, die Margareta voor haar hart opnemen en uitleggen kon volgens hare beliefte; met innige voldoening aanhoorde zij de beduidende na richten, die hare verbeelding stof schonken om gansche dagen in welbehagen te zweven. Bij de volgende bezoeken in het huis van Metsys, was 't Brigitta gemakkelijk om zien waaraan liet hem ontbrak; het ontbrak hem aan alles wat een kranke tot oppassing en genezing noodig heeft, en vooral aan eenen geneesheer: want de gezonde en smakeljke spij zen die Margareta, zoo dikwijls zij het kon zonder opspraak te verwekken, zelve bereidde, konden hem wel tijdelijk verlichten, maar zonder geneeskundige heden, de wreede vervolgingen en de onophoudelijke oorlogen heen, hebben zij het heilig vuur onzer overle veringen aangewakkerd, en als, na vijfhonderd jaren verdrukking, het erfdeel onzer vaderen, schier onge schonden kon overgeleverd worden, zijn wij dit ver schuldigd aan hen, aan die weinig onderwezen mannen uit liet volk, maar trouwe bewaarders van het natio nale karakter. Omtrent het midden der regeering van Karei V werd de westelijke wereld diep geschokt door de verschijning der leerstelsels van Luther en Calvin. Er had eene groote beweging in de begrippen plaats, eene beweging aan welke de geleerden van Vlaanderen zoowel als de leden der rederijkerskamer een ruim deel namen. Er ontstond als liet ware eene hergeboorte van den letter kundigen geest, en Antwerpen, destijds het middenpunt van den nationalen rijkdom, letteren en kunst, kon er op roerpen, in zijn midden geleerden en letterkundigen te tellen, wier verdiensten algemeen erkend werden. Maar de helgische provinciën werden in haren langen strijd tegen den willekeur van Spanje overwonnen, en al die welke aan de beweging hadden deel genomen, waren gedwongen, hetzij door den hertog van Alva, hetzij door Farnese, bet land te verlaten. De bannelin gen verlieten onze gewesten, ten getalle van verschei dene duizenden huisgezin run. Gent alleen verloor er zes duizend. Het grootste getal vluchtte naar Holland, waar zij krachtvol bijdroegen tot de opkomst en de ont wikkeling der nederlandsehé letterkunde eene let terkunde, even rijk en van eene even bewonderens waardige gehalte, als de stoffelijke macht en liet staat kundig overwicht dat de bataafsche republiek wist te veroveren. Vervolg bij naaste.). Wij lezen in een blad van Bergen dat onze verdienst- volle medewerker, M. Dr Parat, van Handzame, in zitting van 10 Mei 11. briefwisselend lid is benoemd van liet koninklijk genootschap van kunsten, weten- zorgen wist men niet wat men doen en laten mocht en waardoor men den zieken genezen en opbeuren kon. Brigitta kwam zulks aan de beide vrouwlieden verkla ren, want Margareta had zeer behendig hare moeie in hare inzichten weten te wikkelen; ja, er haar in den schijn aan het hoofd van gestold. Er werd nu besloten dat Brigitta haren doctor bij den zieke zou gezonden hebben: intussclien hielden de moeie en Margareta zich bezig met allerlei voorwerpen van linnen, kleederen en bedgoed te bereiden, waarmede Brigitta het gebrek uit het huis der weduwe zou doen verdwijnen. Alles werd in den schijn voor de weduwe gedaan en den zoon s'echts medebegrepen. Vrouw Brigitta had-zoo slim niet moeten zijn als zij eigenlijk was om hier niet klaar te zien en zicli meer en meer bij Margareta te doen gel den, met in al de narichten die zij de moeie toestuurde, zooveel zij het noodig oordeelde, te gewagen van de droefgeestigheid des armen kranke en van liet hartzeer, dat hier volgens het zeggen van den doctor, de oorzaak moest van zijn, alsmede van den lof waarmede al de buren en de doctor van den braven jongeling spraken. De weduwe Metsys en haar kranke zoon waren nu het voorwerp van liet gesprek der twee juffers, als zij gedurende de lange winteravonden te zamen zaten te werken. Terwijl Margareta een hartstochtelijk gevoel onder den schijn van groote menschlievendheid ver borg, voelde de moeie haar eenfcoonig en kleurloos leven door dit voorval aangenaam opgehelderd, en de gedach te dat het voorwerp van haar medelijden een schoon© en zedige jongeling was, gaf de verouderde juffer den doorslag aan haren goeden wil. Quinten begon zich een weinig te herstellen, zwaren arbeid, kommer en nood waren eigentijk de oorzaak zijner ziekte geweest, en ofschoon. liet den doctor niet Dl KUNSTBODE

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1