QUINTEN METSYS. IJperseh Weekblad, geheel het land 3,00. op 500 exemplaren voor stad 2,50. Zondag' 19" Juni 1881. 5 centiemen het nummer. 2de jaarN° 21/ KUNST- EN LETTERNIEUWS. DB KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamenden regel 15 centiemen. Insertien bij akkoord aan geringen prijs. Redevoering van den heer Conscience. 4e Vervolg. Wat de werken van hoogere vlucht betrof, werken van wetenschap, staatkunde, huishoudkunde of be roepskunsten, deze zouden als van eigen, volgens de noodwendigheden ontstaan, wanneer eens het vlaam- sche volk het boek zou beminnen. En ziet nu of de jongelingen, van welke ik spreek, een verkeerd program hebben opgevat, of zij in hunne verwachting bedrogen werden Vandaag leest het vlaamsche volk veel en leent een aandachtig oor aan zijne dichters en aan zijne proza schrijvers, die talrijker zijn dan de uitgestrektheid onzer provinciën dit zou doen gelooven. Om enkel en alleen de titels der werken van allen aard aan te halen, die de vlaamsche persen sedert 1830 in het volk hebben geworpen, zou men drie boek- deelen noodig hebben. In dit overgroot getal voorbrengsels moeten zeker de meesterstukken, indien er bestaan, zeer zeldzaam zijn maar het bewijs dat de werken van zekere ver diensten daarin niet ontbreken, is, dat verscheidene onzer letterkundigendichters en prozaschrijvers hunne schriften in verschillende talen zagen en nog dagelijks zien vertaald worden. In deze dagen tellen wij 180 vlaamsche dagbladen de meesten, het is waar, zijn weekbladen. Er bestaan letterkundige genootschappen en volksbibliotheken tot in het minste dorp van Vlaanderen. Twee groote ge nootschappen, die zich ten doel hebben gesteld de verdediging der moedertaal en de uitgaaf van onder richtende boeken, welke niet tijdig genoeg eenen uit gever zouden vinden, overdekken onze provinciën als een dubbel net, en tellenieder verscheidene duizenden leden. Men heeft ons nu ongeveer vijftig jaren aan het werk gezien. Wat kan men ons verwijten, tenzij Elfde Vervolg. Met een vurigen en onvermoeiden ijver zette hij zijne teekening voort, de hoop begeesterde, de liefde bestuur de zijne hand. Zij overtroffen alle verwachting, werden zoo goed betaald en van eenige kunstminnaars besteld, dat Quinten zich aldus imet recht een sommetje reken de te verzamelen om zijne moeder voor eenigen tijd te onderhouden en in de Rosten zijner reizen en voorbe reidselen te voorzien. Maar als het er op aankwam Antwerpen te verlaten en zich voor langen tijd van Margareta te verwijderen, begon hij eerst te overleg gen welke reusachtige hinderpalen zich verhieven tus- schen het tegenwoordig oogenblik en het doel zijner wenschen, en hoe weinig 'hoop hij voeden mocht het zelve te bereiken! Indien .hij er ook al in gelukte tot zekere bedrevenheid te komen in zijne kunst, hoeveel jaren moesten er nog verlot }pen, en wanneer hij terug kwam, mocht hij dan nog hopen Margareta vrij en on veranderd te vinden? Neen hij ging niet met haar spreken. Na lange over wegingen besloot hij zich in stilte te verwijderen; door vrouw Brigitta zou zij ve: rnemen wat van hem gewor den was en doen wat God haar in het hart gaf Hij ging zelf vrouw Bzigitta opzoek .en, ontdekte haar, zegde haar eenige driftige woorden, het natuurlijk gevolg van eene overtuiging en van eene te lange teleurstelling Hebben wij den vrede des lands gestoord Zijn wij te kort gekomen aan de opoffering voor het vaderland, of aan de verkleefheid en den eerbied voor het natio nale koningshuis Hebben wij, jegens onze waalsche landgenooten, getoond benijdende en haatdragende broeders te zijn Niet alleen kunnen wij onze werken toonen, om het tegendeel te bewijzen maar nog getuigen de gevoe lens van rechtvaardigheid, die onze tegenkanters van gisteren, ons vandaag bewijzen, dat de rechtschapen heid onzer pogingen niet meer miskend wordt. Het gouvernement heeft ons de hand geleend, om onze taal te zuiveren en vast te stellen het heeft langzaam, 't is waar, maar opvolgens het onderwijs in de taal verbeterd en uitgebreid. Alles doet ons hopen dat het vlaamsch in de officiëele programs, voor onze gewesten opgesteld, de plaats zal bemach tigen, die het nooit had moeten ophouden te bezetten. Maar wat wij als schitterende daden van vergoedend recht ten onzen opzichte beschouwen, zijn de wetten in 1873 en in 1878 afgekondigd, en waardoor het gebruik der vlaamsche taal voor de rechtbanken en in de diensten betreffende het centraal bestuur, wordx geregeld. Die belangrijke wetten zijn wij verschuldigd aan de gevoelens van billijkheid van alle leden der Wetge vende Kamers, Walen gelijk Vlamingen en wat ons dit bewijst is, dat zij aangenomen werden, deze met algemeene stemmen, geene met 92 stemmen tegen 2. 't Is waar dat men in hare toepassing, bij het per soneel der tribunalen en dat der openbare besturen, tegenkanting vindt, die haar schier geheel machteloos maken maar wij weten het wel, men brengt in een enkelen dag de persoonlijke belangen, ten onrecht verontrust, niet tot bedaren men verandert niet onmiddellijk de ingekankerde gewoonten. Het recht zal zegepralen over die voorbijgaande tegenkanting. Wij zijn vrienden des tijds en wij hebben geleerd te wachten De belgische beoefenaars der fransche taal hebben zijn onverbrekelijk besluit en maakte haar den dag van zijn vertrek bekend. De vrouw verschrikte; zij herin nerde zich nog wel wat hij haar over eenigen tijd had gezegd, maar had dit opgenomen als meestal de woor den der der verliefden, die hunne overdrevene verbeel ding als eene zeepblaas opjaagt en daarna in niet ver anderen. Als nu vrouw Brigitta, hoe ongelooflijk en ongehoord het haar ook voorkwam, overtuigd was dat het bij den smidsgast ernstig gemeend was schilder te worden, poogde zij hem zijn voornemen uit het hoofd te steken en hetzelve als iets uitzinnigs en op een verleidenden grond gestaafd te doen aanschouwen. Doch hare pogin gen waren vruchteloos, Quinten was zoo vrij van alle overdrevene hoop, kende de hinderpalen zoo goed dat hij ze te gemoet ging, en was zoo rustig besloten alles te trotseren, dat Brigitta hem gelijk gaf en geluk op zijne reis wenschte. Zoo dadelijk ijlde zij naar Marga reta en deelde deze nieuwe mare mede. Verbazing, vreugde, bewondering en sma rt wisselden zich af in 's meisjes hevig geschokte ziel. Vóór zijn vertrek ging hij naar het werkhuis van De Brindt, die hem welwillend ontving, zijn voornemen prees, hem menig goeden raad gaf; eindelijk overhan digde hij hem twee brieven, een voor Rogier Van De Weyde, te Brussel, en den anderen voor Hugo Van Der Goes, te Brugge. Ook ried hij hem aan Frans Hemme- ling op te zoeken, die zich te Keulen ophield, waar hij bezig was met het kostbaar réliekwiekastje der heilige Ursula met miniatuur-schildering te versieren. Met eene dankbare aandoening nam Quinten deze brieven en in den beginne niet minder ongeloovigheid en mis schien meer onverschilligheid ontmoet dan wij in ons land maar zij ook. in hunne edele en moedige pogingen volhardende, hebben over de hinderpalen gezegepraald en een onverhoopten uitslag bekomen. Vandag worden hunne werken hoog geschat in Belgie en in den vreemde, en in de hooge sfeeren der let teren en vooral der wetenschappen, kunnen zij fier zijn op namen, die Europa met eerbied noemt en wier glans over het gansche vaderland straalt. Wij Vlamingen, wij verheugen ons met u, over dien bijval, niet alleen omdat de letterkunde het werk is onzer broedersmaar omdat de gelukkige uitslag hunner pogingen, hun meer genegenheid voor de onze moet inboezemen. Het schoonste schoon dat wij voor Belgie in de toe komst droomen, is een volk, samengesteld uit twee rassen, die broederlijk met elkander vereenigd zijn die ieder op hun grongebied, door de natuur hun aangewezen, gelijke rechten genieten in wat het taal gebruik betreft twee rassen, bezield met dezelfde verkleefdheid aan die vrije instellingen en aan die verhevene grondwet, welke ons toelieten weer te wor den wat wij waren en aan de wereld het voorbeeld te geven van eene verstandelijke staatkundige en nijver heidsontwikkeling, die ons toegenegen bewondering van alle volken verzekert. Wij, Vlamingen, wij zijn er nog verre af onze taak vervuld te hebben maar als onze roemvolle voor vaders ons hunne stoffelijke macht niet hebben kunnen achterlaten, zij lieten ons hun onvermoeibaar geduld en hunne onverwinbare hardnekkigheid erven. Dit wil zeggen, Mijnheeren, dat wij met dezelfde krachtdadigheid, met dezelfde volharding de rechten van het vlaamsche volk zullen blijven eischen, tot dat ons ideaal van nationaal recht en gelijkheid bereikt is, al zou de volledige verwezenlijking ervan slechts aan onze naneven ten deel vallen. In afwachting zullen wij naast onze waalsclie broe ders, hand in hand, voortgaan en indien de onafhan kelijkheid van Belgie ooit bedreigd werd, zouden wij ons bloed op het slagveld mengelen tot verdediging raadgevingen aan en herkende hierin de hand der vriendschap die hem beschermde. Maar zij, die aange beden juffer, was niet te zien, zulks was tegen de zeden van die tijden. Nu had Quinten een doel bereikt dat verre zijnen wensch te boven ging, en het drong hem om zijne nieu we loopbaan in te treden. Na dat hij alles beschikt had, voor zijne moeder gezorgd en een smartelijk afscheid van haar had genomen, belovende haar zooveel mogelijk van zijne tijding te laten geworden, riemde hij zijnen reiszak op den rug en stapte van in den vroegen mor- gend door de straat waar De Brindt woonde. Dan ging hij naar de Keizerpoort toe, en sloeg den weg in naar Brussel, waar hij van zin was den brief van De Brindt af te geven en zijne studiën te beginnen. Wat verder van hem geworden zou, liet hij aan de Goddelijke Voor zienigheid over. Het eerste jaar ging alles nog al wel. Quinten hield zich in Brussel, Gent en Brugge op, waar in dien tijd de beroemdste meesters in de schilderkunst verbleven, en al wie uit Frankrijk of Duitschland iets leeren wilde begaf zich derwaarts. Daardoor had Quinten, die met vele zijner tijdgenoten het schrijven nog niet machtig was, zeer dikwijis gelegenheid zijne moeder groetenis- sen en eenigen onderstand te doen overbrengen door een reizenden ambachtsman, medeburger of koopman; ook ontbrak het aan geene welbeduidende woorden voor Brigitta, die niet naliet dezelve naar hunne bestem ming over te dragen. Ook vernam men dat Quinten het beroep, waarvoor hij geboren was, getroffen had, ver- bazenden voortgang in de kunst deert en door al zijne DE KUNSTBODE

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1