STADSNIEUWS. SOCIÉTÉ DE GARDES CIYIQÜES Ü'YPRES. YERSCHILLIGE TIJDINGEN. van gemeenzaam vaderland, met den Bergschen volks dichter herhalende. Ezels dank! Weder Minnen. Het nut der Bloemen. Wanneer een positief man, ergens bij een dichter leest, dat de bloemen enkel voor 's menschen genot hunne zoete geuren uitwasemen zal hij voorzeker groote oogen zetten en die stelling zeer in twijfel trek ken. Hola! verzenmaker, hoor ik hem zeggen, dat kan er misschien bij u door, wanneer gij op uw muzenros door de etherlucht van den zevenden hemel draaft; doch let op, in het neêrzinken op geen Langle- bert terecht te komen, of gij zult ter uwer schande bemerken, dat gij den bal leelijk mis slaat. Die waarheidlievende man heeft volkomen gelijk, geachte Lezer, en wij allen zijn (vergeef mij de uit drukking) hoovaardige domkoppen, wanneer wij den ken, dat iets wat ons genoegen verschaft, slechts met dat enkel doel uit de handen des Scheppers kwam. Met de bloemen is dit het geval: wij denken dat bonte tin ten, geur en honig er voor ons alleen zijn ingelegd. In het geheel niet; zij zijn geschikt de zintuigen te streelen, van oneindig min volmaakte schepselen, maar die ook oneindig meer erkentenis, dan wij menschen, aan hun ne weldoeners toedragen. Raadt gij niet wie die bevoorrechten zijn? Ik zal 't u verder zeggen, gij zult des te nieuwsgieriger worden. meesters, niet alleenlijk om zijn goed begrijp en aanleg, maar ook om zijn degelijk en zedig gedrag geacht en geprezen werd. Dan stootte de moeder bittere tranen, echter wilde zij in de vreugde die haar een dergelijke toestand baarde, de kracht scheppen om zich in zijne afwezigheid verduldig te gedragen. Maar, ach! terwijl het hoofd dit besluit maakte, brak haar moederlijk hart van verdriet omdat haar eenig kind haar ontrukt was. Quinten verwijderde zich meer en meer, hij ging. naar Keulen, trok over den Rhijn, bezocht kerken, kloosters en sloten, en ging alom het zienswaardige op sporen en bestuderen. Nu begonnen de tijdingen achter te blijven, ja, op het einde van het jaar was niets meer van hem te hooren, en de bedrukte moeder en de treu rige geliefde konden niet eenmaal te weten krijgen of hij nog leefde. Dat, indien hij nog in leven was, haar nog beminde, dit liet Margareta zich vast verstaan, en sinds de na richten van zijnen voortgang in de kunst zich begonnen te verbreiden en ook tot in het schilderhuis van De Brindt gedrongen waren, was de hoop in haar hart gedaald. Zij zag meer en meer de mogelijkheid het doel harer wenschen te bereiken, die zij eerst voor zoo droombeeldig en wankelbaar aanzien had. Maar zij had om hare liefde's wille treurige dagen te slijten. Tusschen de driejaren, hoe ingetogen zij leefde, waren toch eenige jongelingen hunne trouw aan het rijke meisje komen aanbieden, en daar zij elkeen afwees entegen elkeen, met of tegen reden, iets wist in te brengen, zou men gedacht hebben dat zij voorgenomen Doch het kan ons weinig scheelen, of dat alles voor om beschikt is.- wij nemen 't waar wij 't vinden. Wie de gaven der bloem smaken wil, plukt die af en denkt niet eens aan al het genot, dat zij hem verschaffen kan. Maar de slimme Nijverheid, die uit alles munt weet te slaan, heeft dat genot, na het leven der bloem, nog weten door te drijven In eenige plaatsen van Engeland, en nog meer in Zuid-Frankrijk en Turkije, worden de bloemen der geurige planten, tot het vervaardigen van parfumeriën gebezigd. Tot hoeveel het gedrag dezer bloemennijverheid beloopt, blijkt in een verslag, onlangs door Dr Schonbruck aan den plantentuin van Adelaide gericht, en waarin gezegd wordt, dat in Europa en Engelsch-Indië alleen, 150,000 gallons (081,000 lit.) neusdoek-reukwater verbruikt wordt; terwijl de waar de van dat, in Groot-Bretanje ingebracht, op 40,000 p. st. (1 millioen) mag geschat worden. Om dit voort te brengen, wordt natuurlijk eene onge looflijke hoeveelheid bloemen vereischt, waarvan het meerendeel in de uitgestrekte hoeven van Grasse, Can nes en Nice gekweekt worden. In gemelde steden be staan ook distilierijën, waarvan Cannes op de grootste mag aanspraak maken. Jaarlijks verbruikt dit gesticht 50,000 kil. acacias,6,000 kil. jasmijnen, 7,000 kil. rozen en een overgroot gewicht andere geurvoortbren- gende planten. Dr Schonbruck raadt, in bovengemeld verslag, het inrichten zulker bloemkweekerijen ten sterkste aan, in Zuid-Australie, waar onwaardeerbare reukplanten als reseda, geurig ijzerkruid, jasmijnen, rozen, lavandel en acacia misschien m grooter weelde groeien, dan in eenig ander werelddeel [they thrive in greater perfection than in any other part of the world). Nochtans zou de overvoer der bloemen naar Europa, zooals hij 't voorschrijft, waarschijnlijk mislukken, daar onderweg de reukvoortbrengende hoedanigheden noodzakelijk zouden te lijden hebben. Men overwege dat de bloemteelt in Zuid-Frankrijk alleen haren bijval te danken heeft aan de ligging harer distelerijen, welke zij, om zoo te zeggen, in haar midden heeft. Een nog belangrijker voortbrengsel der bloemen, en dat allengs meer begint verbruikt te worden, is hunnen nektar, die door bijen gegaard, door hen in honig en was veranderd wordt. Tot het bekomen dezer kostelijke waar, wordt er noch bloemhof noch fabriek vereischt. De bij vraagt slechts eene plaats om er hare zoete vracht op te stapelen, welke zij op eene groote uitgestrektheid in het veld heeft verzameld. Zij neemt ook slechts zoo veel van haren schat, en zoo geringe soort van honig, als tot haar onderhoud noodig is. Nu is het hier de plaats te zeggen, dat terwijl de bij den honig der bloemen rooft, zij er hen nochtans rijke lijk voor beloont, daar zij het vruchtbaarmakende pol len van bloem tot bloem overbrengt. Welke weldaad aldus bewezen wordt, blijkt duidelijk in de soort der roode klaver, welke slechts van vreemd zaad in Nieuw- Zeeland kan aangekweekt worden, ter oorzaak van het gemis der needrige bijen, welke de eenige bevrucktsters zijn. Zooals ik eerst zegde, spreiden de bloemen al hun ne schoonheden slechts ten toon, om de op hen verliefde insekten aan te lokken. (O! wat al bloemen van dat slach, niet waar, Lezer; maar die wij trots alles toch blijven lief hebben; waarom ik mij haast de paranthesis te sluiten.) Het groote landbouwkundig en economisch belang van het werk der bijen werd onlangs, door een Sak sisch geestelijke in het licht gebracht. Hij bewees dat bij middel van 17,000 bijenkorven, elk 10,000 werksters had als jonge dochter te leven en te sterven. Zulks deed de oude De Brindt boos worden, het geduld was ten einde waarmede hij zoo lang de grillen en eigenzinnig heid zijner dochter, zooals hij 't noemde had door de vingers gezien; hij werd langs om ouder, eenige krankheden kwamen hem nog knorriger maken, en hij dacht nooit den troost te mogen genieten in zijn ouden dag zijn geliefd kind in de armen van een kristelijk en braaf man gelukkig te weten en met rust de wereld te mogen verlaten. Ja, zijne liefde en vriendschap veran derde in eene norsché bitsigheid, waardoor 's meisjes dagen verbitterd werden. Ook de moeie spaarde haar gëene berispingen, misnoegd zag deze de eene dag na den anderen voorbijgaan zonder dat eenig vermaak ot verandering de doodstilte van het huis kwam onder breken. Zoo geern had de bloedverwante voor hare jon ge kweekelinge het bruidkransje gevlochten en den uitstel bezorgd, maar deze lieflijke hoop was als een rook verdwenen. Margareta verdroeg alles met een stil geduld en steunde zich vast op de liefde van haren beminde, tot dat het derde jaar ten einde liep en reeds zooveel maan den verloopen waren zonder eeaige tijding van den afwezige te vernemen, dat hare hoop verging. Zij liet zich voorstaan dat Quinten dood was of, volgens den aard der mannen waarvan men haar zooveel had voor gehouden, van hare liefde had afgezien. XII. Het vierdejaar na Quinten's vertrek was sinds eenige maanden ingetreden, als op eenen Zondag morgend de bevattende, er slech:s eene der tien bezochte bloemen hoefde vruchtbaar gemaakt te worden, om daardoor niet minder dan 340,000 millioen winst, in Saksen alleen op te br-engen. (Wordt voortgezet.) D. Q. H. Wij vernemen dat de reeks wekelijksche Concerten op de Groote Markt, Donderdag aanstaande zal geopend worden door het Muziekkorps der Pompiers. Hetzelfde Korps begeeft zich, Zondag 26 Jifni, naar Reninghe, ten einde deel te nemen aan het Festival, aldaar ter gelegenheid der Kermis ingericht. Volgens men ons verzekert zou een begin van brand uitgeborsten hebben in het bisschoppelijk kollegie dezer stad. Dank aan de waakzaamheid der bedienden en de spoedige hulp, door het gansche personneel toegebracht, is de schade zeer onbeduidend. Daar ons feuilleton, Quinten Metsys, ten einde loopt, hebben wij besloten het te vervangen door een schoon volksdrama in één bedrijf, ons door den verdienstvollen tooneelschrijver Ph. Caluwaert toegezonden, en geti teld: Voor twee centen minder. Vrange. Lezer, zijt gij liefhebber van een glas goed bier en een stil verzet dat noch last noch beweging eischt? Ga naar de Vrangein de Elverdinghestraat, en gij zult kakebreed lachen en u vermaken zoolang gij wilt. Hoe? Waarmede? Waarom? Ziehier: De baas (of de brouwer) heeft het geestig gedacht opgevat de muren dier herberg te doen behangen in een nieuwmoden papier, dat alle slach van vrolijke tooneelen bevat en dat men niet beschouwen kan zonder tot barstens toe te lachen. Voeg daarbij een lekker biertje, en gij hebt het nuttige en het aangename. 3e Tir de la période d'êtè. 13 Juin 1881. AUX POINTS Swekels L. Maillaert G. Vantholl H. Deweerdt Ch. Dumon A. Ligy F. Ligy A. Hallynck F. 4. 5. 4. 6. 2. 6. 27. 4. 6. 2. 4. 4. 1. 21. 3. 1. 3. 3. 4. 5. 19. 0. 3. 5. 2. 5. 3. (5. 3.) 18. 4. 3. 3. 5. 2. 1. (5. 1.) 18. 1. 1. 5. 0. 5. 1. 5. 0. 1. 4. 1. 1. 0. 0. 0. 4. 0. 5. 13. 12. AU BLANC. Vandermarlier L. oude De Brindt van de hoogmis terugkwam en de dienstmeid die 't huis had gewacht hem aankondigde dat een vreemdeling naar hem was komen vragen, zij hem in den werkkamer had gebracht, en daar Mijnheer te lang weg bleef, hij eindelijk was voortgegaan maar zou wedergekeerd zijn. Een dergelijk bezoek was bij den alom bekenden meester De Brindt eene zoo gewoonlijke verschijning dat deze er geen acht op nam en, zonder te antwoor den, in zijne slaapkamer ging, zijne schoone fluweelen zondagsmuts met zijne alledaagsche verwisselde en in zijn werkhuis trad om, dewijl de dag des Heeren het werken verbood, eenige doeken na te zien en in orde te stellen. Op den zetel stond en half voleind tafereel, de Boodschap van Maria verbeeldende; de kunstenaar kon er niet voorbijgaan zonder met welgevallen de grootsche engelachtige en ootmoedige houding der bedaarde Maagd te beschouwen, gelijk zij daar stond, met de handen over de borst gekruist, en de woorden scheen uit te spreken: Ziehier de dienstmaagd des Heeren, dat mij geschiede naar uw woordOp eenmaal viel hem aan den ringvinger der heilige Maagd een ring in het oog die van zijn werk niet was. Met eene verlei dende waarheid was ds gouden band met edelgesteenten omzet en aan den rechten vinger getooverd, en De Brindt wist niet wat hij het meest bewonderen' zou, of den stouten inval van den onbekenden aan een anders werk zijne hand te steken, ofwel de kunst waarmede het goud en de gesteenten afgebeeld waren en in deze kleinigheden een grooten kunstenaar verrieden. (Wordt voortgezet.) IEÜ2&. Flamands, Wallons, Ce ne sont la que des prénoms Beige est notre nom de familie. -som»®- Men plaatse een ezel op 'nen troon Hij wordt het daar allicht gewoon Hij waant zich zelfs daar in zijn recht, Want, al wat hij nu doet of zegt, Wordt toegejuicht door Jan en Klaas Al is het honderdmaal te dwaas Welnu dat zij nog niets maar ja, Dat hij, die hem getroond heeft —ga Tot op de trappen van den troon, Hij krijgt een stamp tot dank en loon En, is 't de vader niet, die 't doet. Dan zijn de jongen daarvoor goed Sinds jaren reeds was 'k ongevoelig Aan bloemenkleur en maagdengroet Maar eensklaps werd mijn hart weêr woelig, En 't leven werd rnij dubbel zoet Als ik nu wandel door de dalen Min ik der lieve vooglentaal, En al de bloempjes die er pralen. Wen ik van lust en liefde dwaal O! heldre beek. die groene dalen Doorslingert op uw liefdetocht, Hoor ik u niet het heil verhalen Dat ik in minnen heb gezocht! Het toovert alles mij vóór de oogen Een lief aanbiddelijk engelbeeld, Met liefdelach en trouw omtogen Welk hart en ziel betoovrend streelt Met haar sprak ik dan tooverwoorden En voelde zoo in mijn genot Dat hier en liefde en trouw behoorden 'k Verbond met haar mijns levens lot Komen, 1881. P. P. Df.nys. Schrikkelijk drama. De gemeente Quesnoy-

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 2