SOCIÉTÉ DE GARDES CIVIQUES Ü'ÏPRES. Société Royale des Francs Arbalétriers. WETTELIJKE BESLUITEN. RECHTERLIJKE KRQNIJK. Sociéié des Cceurs. Programme du concert, qui sera donné le 30 cl a 7 1/2 heures du soir, au local de la société 1° LTtalienne a Alger, ouverture pour sym- phonie Rossini. 2° Si vous m'aimiez, romance, chantée par M. Dumon. G. Rupès. 3° hansonnette, dite. par M. DeKomper. 4° Marche funèbre d'une marionette pour symphonie. Gounod. 5° Grand air de Mireille, clianté par Melle Mahicux. Gounod. )a Gavotte pour symphonie. )'o Serenade) 2° Cliansoneite, dite par M. Dekemper. 3° Faust, (air des bijoux) clianté par Melle Mahieux. 4° Fantaisie sur Ernani, pour symphonie 5° L'épave, déclamation par MeIle Mahieux. 6° Chansonette, dite par M. Kemper. Demol. Gounod. Beyer. Coppée. 3me Tir de la période d'hiver. 20 Novembre 1881. Fête patronale de S. M. Le Roi. Ligy Alb. Ligy Fél. Lesaff're A. Vandermarliere L. Swekels L. Candaele Jh. Podevyn Ate. Vermeulen H. 25. 20. 25. 25. 20. 20. 25. 20. 25. 15. 25. 20. 20. 25. 25. 25. 20. 15. 15. 25. 20. 20. 15. 25. 20. 20. 25. 25. 20. 10. 20. 20. 15. 110. 20. 105. 20. 105. 10. 105. 25. 100. 20. 100. 10. 100. 25. 95. Hors Concours. M. Santy II. 15. 25. 28. 20. 25. 105. Tir du Lundi 21 Novembre 1881. AU BLASON ORDINAIRE. Ligy. 6. 5. 6. 3. Vandendriesche, 4. 1 1/2. 1. 11/2. Tir du Mercredi 23 Novembre 1881. AU BLASON VARIÉ. Bafcop H. 25. 25. 2. 25. 77. Vandendriesche Jules. 1. 3 1/2. 1. 6 1/2. 12. Een verslag over het banket der Pompiers is ons te laat toegezonden en moet dus verschoven worden tot bij acht dagen Burgerwacht. De Moniteur van 20 november, bevat een Koninklijk besluit von 17 november/waarbij de nieuwe uniform der burgerwacht wordt vastgesteld. De schako wordt veranderd door denmantagnardhoed, in zwarten kas toor, ronden bodem, omgekrulde boerden, roode koord en met hanenpluim. Voor de officieren is de galon in zilver, voor de onderofficieren zijn de pluimen wit. Het kleedsel is de blauwe boezeroen, geknopt tot aan den hals en met zakken afgeslagen kraag en militaire strophalsdoek mét wit afgezetbronzen knoppen voor de manschappen en zilveren voor de officieren rood boordsel op den schouder klaverbladen in zilver voor de officieren roode grenaden op de kraag en in zilver voor de officieren. Zilveren sterren teekenen de graden aan. Verder effen zwarte bioek. Geen overjas geen riemband. De sabelbajonnet wordt aan een lederen schouderriem gedragen. De nieuwe uniform is verplich tend op 1 januari 1883 hij is onmiddelijk verplichtend voor die, welke nog niet gekleed zijn en voor de officieren die nu gekozen worden Bij Koninklijk besluit van 17 November zijn be noemd de heer V. Coppine, tot bestuurder van de Celgevangenis van Dendermonde, de heer A. Collon. tot bestuurder der Celgevangenis te IJperen. De Minister van blnnenlandsche zaken. De minister van binnenlandsche zaken herinnert, dat de schikkingen van het ministerieel besluit van 14 Augusti laatstleden, alsook die van art. 5 der wet van 26 Februari 1846 en van het reglement van 23 April op de insectetende vogelen, verbiedende te koop te stellen, te verkoopen, te koopen, rond te leuren, te weten 1° Van den 3 December aanstaande, patrijzen en allerlei wilde vogelen, uitgenomen fezanten, kwakkels, korhanen, watervogels vermeld in paragraaf 1 van het artikel 9 van gezegd reglement 2° Na den 3 Januari 1882, hazen, fezanten, kwak kels, hazelhoenders, veldhoenders, wachtelkoningen en korbanen 3° Na den 13 Januari volgende, reeën, herten en damherten 4° Na den 13 April 1882, watervogels, zooals kie vitten, sneppen en pluviers. Onder de uitheemsche. vogelen, welke het toegelaten is altijd te verkoopen, moeten eenige wildsoorten be grepen worden, die in ons land niet voortteelen en ons uit den vreemde, gezonden worden, zooals de witte patrijs, die van Virginia, enz. Assisenhof van West-Vlaanderen. Moord te Roeselare. Verhoor van Vrijdag 18 November. Aloisius Van den Bussclie, oud 20 jaar, aard werker, geboren te Ardoie en wonende te Roeselare, is be schuldigd van in die laatste stad, den 26 September laatst, eene vrijwillige moord gepleegd te hebben op Jan Van den Bulcke, oud 35 jaar. De dronkenschap is hier nogmaals de schuld van alles. Van den Bussche was zeer dronken en ook hevig kwaad op Van den Bulcke. Hij gaf dezen laatste twee messteken. Weinig tijds daarna was Van den Bulcke een lijk. Had Van den Bussche, toen hij stak, het gedacht zijnen tegenstrever te dooden Zijn verdediger, Mr Alf. Moulaert, zegt neen. Het openbaar ministerie, ja. Na eene korte beraadslaging heeft de jury, met de eenvoudige meerderheid, Van den Bussche plichtig verklaard van vrijwilligen doodslag, maar zonder de bezwarende omstandigheid van de voorbedachtheid aan te nemen. Het hof heeft zich vervolgens bij de meerderheid van den jury, 7 tegen 5, aangesloten, en heeft Van den Bussche veroordeeld tot eeuwigdurenden dwangarbeid, met bijhoorige straffen. Sedert eenigen tijd geeft men zich veel moeite om het regiem onzer scholen te verbeteren. Ware het niet hoogst tijd, eene onrechtvaardigheid te staken, welke als de natuurlijkste zaak der wereld, in onze athe naeums, onze middelbare- en onze lagere scholen voor beide geslachten nog in zwang blijft? Wij spreken over de algemeene straffen. Iemand begaat op klas eene nietigheid. De leeraar vindt er den dader niet van. Onmiddelijk legt hij aan gansch de schoolgemeente, of lijnen na te schrijven, of uren klasblijven of slechte punten op. Bij ons, in het maatschappelijk leven, heeft men de gewoonte te denken dat het beter is, tien schuldigen ongestraft te laten loopen, dan eenen onschuldige on recht aan te doen. Is het dus niet heel verkeerd, juist het tegenoverge stelde den kinderen in te prenten, en hun het voorbeeld te geven, van dertig of veertig onschuldigen, gestraft ter wille eens enkelen overtreders? En nogtans. dat gebeurt zoo maar alle dagen Wat is dan het uitwerksel eener zulke straf? Eer stens, wordt de schuldige niet werkelijk gestraft. Want de algemeene straf is voor allen eene verdruk king en voor niemand geene opzettelijke kastijding en tweedens, worden de leerlingen dusdoende tegen hunnen plichtigen makker opgeruid, ofwel, zij trekken voor hem partij tegen den leeraar, dien gemeen- schappelijken vijand, van wiens onrechtvaardigheid allen geleden hebben en branden dus van ongeduld, hem, zoo mogelijk, de slechtste poetsen te spelen, om zich te wreken. Aangezien men nu lessen van zedeleer in de scholen heeft ingevoerd, zou men, onzes inziens, wel hoeven in acht te nemen, dat niets zoo zedenverbas terend is, als een geleden onrecht en dat men aan het bijzonder en dogmatiek onderwijs, dat gemakkelijk, maar zeer noodlottig systeem van opvoeding mag overlaten. Dat de schoolmannen daar eens ernstig over nadacht- ten [La Gazettevan 24 laatstleden,) Charivari. ZIJ GINGEN NAAR HOLLAND. Waar loopen wij morgen naartoe? zei een klein blond heertje, met een grijzen Trois-Frangois op het hoofd en een ovaal stuk glas aan ieder zijde van den neus, aan een groot, dik heerschap die nevens hem, den Kijter te Gent, op en neer kuierde. Mij al gelijk, zei de groote en sloeg, met zijn rieten vade mecum, tegen een daar liggend kiezelstuk aan, welk stuk langs den poot van den hond van de dame van een daar wandelend heer zoo zachtjes heen vloog, dat de poedel aanstonds bewees, dat hij voor het doof-stommen Instituut niet geboren was. "Willen wij eens ne rijdje naar Holland doen? zei de kleine weêr. Mij juist eender, hernam de stokslager. Gij zijt vies gezind,, manToch nietGij studeert misschien? Ja wel! Seldermentzei de kleine en trok een klein voyou-pijpken en een klein tabakblaasjen uit zijn vestzak, welk pijpken hij met een dito stuk tabak opvulde en met een idem slaghoutjen aanstak. En nu wandelden zij nog een paar uren, over en weer den Kouterde groote zweeg of ten minste, zei don- dersch weinig, terwijl de kleine, als een kookketel dampte. 's Anderdaags heel vroeg het Belfort had vijf gerammeld zaten onze bekenden in het baanhof Gent-Ecloo-Brugge, op een halfdrogen bank en had den elk een lange overvest en een zijden winterhals- doek aanzij gingen naar Holland. De kleine blonde, (dien wij om zijn eergevoel niet te kwetsen, Samuël zullen heeten) zag er vreeselijk mistevreden uit, maar de groote dacht met Joost van Vondelelk zijn beurt en trok machtig groote rookwalmen, uit zijne dikhoof- dige pijp. "Door! (hij heette Door, de groote) we zijn in den aap gelogeerd, jongen; die seldermentsche trein komt maar niet aan. Ik keer meteen terug. Mi ew permiesse, heers, mi wa trein goa der gheldere van af, vroeg een zwart statiewerker met een morsige pet op. Naar Ter neuzen, zei Samuèl. Wal, dan kroïpt de mor eve gew up 'tkonvuuj, 't goat zu seffens weg, zieWat konvooi, selder- millement, riep Samuël, dat daar? maar dat is een koopwaartreinWal, da's den iersten trein veur Terneuzen, 's merges. "Ha zoodan rijdt men in den bagagie-wagen en men betaalt daarvoor 2e- klas? vroeg Door en trok nog dikkere rookwalmen uit de pijp. "Ah wal, ja, menhiers, natuurlik. Samuël vond dat zoo natuurlijk niet en vroeg aan Door, of hij ook van gedacht was, meè te rijen, waarop de groote in den bagagie-wagen stapte en kleine al seldermentenvolgde, 't Zag er hier prettig uit. Slechts twee zitbankjes, waarvan een met de tegen woordigheid van eene dikke, jonge boerin vereerd was en het andere er zeer zwart en smerig uitzag. Verder op den grond stonden kachelpotten, in de hoeken, ka chelpotten en aan de zijden, nog eens kachelpotten. De groote Door, die voor geen geld ter wereld een dame had willen stooren, trok zijn zakdoek en zette zich, zoo zacht mogelijk, op de reeds gemelde propere zitplaats. Doch Samuël volgde die kiesche handeling niet naZou de juffrouw mij ook een paar duimen plaats willen laten? vroeg hij. Eerstens, 'k en ben geen uffraen tweedens, 'k en heb geen plaats te veel, fieskadee, met je brilzei ze heel beleefd. Plaats te veel? Selderment! Kijk! wedervoer Sa muël en zette zich met één bil op het plekje, dat van den bank nog zichtbaar bleef, de zon is voor alle man en ik zit ook neer, of 't belieft of nietMaar nauwe lijks was dat negatief woord hem van de lippen, of het voertuig kreeg een zoo duchtigen schok, dat, ingevolge van de wet op het evenwicht der lichamen, datgene van Samuël op het zeer elastieke idem van de boter- dame terecht kwam, 't welk hem als tampon verstrek kende, de pijnlijke gevolgen van den slag merkelijk verdoofde. Door, van zijnen kant, wentelde in de ka chelpotten, richtte zich op, keek ontzettend scheel en trok gezichten als een kiuderschrik. Doch klagen stond in zijn repertorium niet, derhalve zweeg hij. •- Heb je zeer? vroeg Samuël. Smoel, jongen! snauw de Door, terwijl hij zijne elleboog vasthield en nog scheler zag. 't Was er om ook, want de kop van zijne meerschui- men pijp was in gruisduinen op een kachelpot gestooten en hij, Door, had zeer pijnlijke kneuzingen ontvangen. Maar nu was het te laat om af te springen, want de trein reed uit al zijne macht heen en verdoofde gedeeltelijk het gekakel der boerin, die raasde en trippelde om hare plaats en zich scheen te bereiden, Samuel's melkfiguur met de hoornplaten barer vingers te laten kennis ma- ken. Edoch, de intredende treinwachter hield haar in I ontzag en een wapenstilstand werd geteekend.die onge- lukkiglijk, bij het naastkomende station weer ten einde 5 liep. Hier wederom een nieuw carambol der twee geburen, (Door was op zijne hoede en klopte enkel den j kop, tegen de wanden des wagens) hier weer een nieuw 5 gekakel, eene dreiging van schrammelen en rammelen en, daar Samuël den roes liet uittieren, een nieuwen j franschen vrede. Zoo ging het van stand- tot standplaats, ja, soms HAUT TOTAL. BAS TOTAL. BARRAGE 6. HAUT TOTAL. BAS TOTAL.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 2