IJperseh Weekblad
geheel het land 3,00.
voor stad 2,50.
Zondag 5" Maart 1882.
5 centiemen het nummer.
3de jaar N° 5.
OP 500 AFDRUKSELS
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
STADSNIEUWS.
DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De
inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. - fr. 3-00 voor geheel het land. —Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge
zond worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Ileklamen dén regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs.
Kent gij die stad
Den vriend Julius Vandendriessche.)
Kent gij die stad, die oude stad
In 't schoone Ylaandrenland
Die fier in heuren schoot bevat
Zoo menig kostbaar pand
Wier torens, hallen, diep ontzag
De kunstmin rijzen doet:
Waar kerelen, de vlaamsche vlag
Verdedigen met moed
Kent gij die stad
Die oude stad
Door eeuwen heen, om moed en deugd
Beroemd de wereld rond,
Trotseerde zij en smart en vreugd,
In heilig vrêeverbond.
Maar dreeg men hunne vrijheid laf,
Geen noodmen liet den arbeid staan,
Men vocht en dreef den vijand af,
Eenieder had zijn plicht gedaan.
Kent gij die stad
Die helden stad
Kent gij haar niet De moeder zingt
Er bij het lieve kindekijn.
Zij wiegt en zingt De liefde dringt
Er u in 't oog als zonneschijn.
Die oude stad, die steeds bekoort.
Hoe snood bestormt O! diepe schand
Door vreemden praal, is 't IJperseh oord,
Bekend, geroemd ten allen kant
Die oude stad
Die vlaamsche stad
1 Meert 1882. Ph. Caluwaert.
Fragment.
Varia.
Dien uil, die stadig vloekt bij hemel of bij hel,
Geloof ik niet te wel,
Hij schijnt het ook te merken,
En daarom alle ding bij eede te versterken.
H.
Gelijk als ieder mensch zijn zinnetje, zijn wenschje,
Zijn eigen lustje heeft,
Waarnaar hij gaarne leeft.
Zoo heeft elke mensch eene eigene consciëntie.
Dus preekte ik Mathijs. Hoe, zei hij, elk mensch één?
Zoo heeft er iemand twee, want ik en'heb er geen
II.
Veel dronkjes achtereen, weet Jan aan een te rijgen,
Of Griet wil preutelen of niet
Zie zegt hij, mijn' beminde Griet!
Dit 's om den dorst, dien 'k heb, en dat, om geen' te
H. [krijgen.
Ik prijs mijn' advokaat! Hij is gaan liggen sterven,
En heeft het dolhius tot zijn erfgenaam verklaard.
Hij zeidIk heb mijn goed bij zotte lièn vergaard;
't Moet gaan van waar het kwam: de gekken moeten 't
H; [erven.
Ondervinding leert.
Wat goede school is de school der ondervinding!
Hare leerwijze is dikwijls streng; menigmaal wordt
door haar van stok en zweep gebruik gemaakt. Maar
hare lessen zijn krachtig.
Wijze, voorzichtige, bezonnen en bezadigde personen,
mannen van hoog en praktisch verstand hebben weinig
de lessen der ondervinding noodig. Gebeurt het hun dat
zij langs hare school voorbijgaan, dan is hun een enkel
teeken, een wenk, een woord voldoende.
Maar de verwaanden helaas! het grootste getal
hebben herhaalde harde lessen noodig.
De onverbiddelijke meesteres der ondervinding kas
tijdt lien dikwijls ten bloedej zij ontrukt hun tranen en
gekerm, en alleen door dit middel kan zij hen eenigzins
genezen.
En toch zijn er over wie al die tastbare bewijzen heen-
glijden als de wind over het water.
Zij luisteren, maar hooren niet, zij kijken zonder te
zien en lijden zonder te gevoelen.
Morgen zullen zij in dezelfde misslagen, in dezelfde
dwalingen en vooroordeelen vervallen, waarvan zij gis
teren het pijnlijk uitwerksel gevoeld en de noodlottige
gevolgen onderstaan hebben.
Zijn zij wel te beklagen.
Wat ware de mensch gelukkig als hij nooit de lessen
der ondervinding noodig had.
Zij is echter onmisbaar.
Want de wijsheid die wij putten in de boeken der
geleerden, philosofen en beschavers, is niets dan de
vrucht van eeuwenlange ondervinding.
Uit zijne persoonlijke ervaring kan elkeen gevoelen
dat een deel van zijn verstand oorsprong vindt in de
feiten en gebeurtenissen die hij heeft bijgewoond of
waarin hij eene rol heeft gespeeld. Hoe ouder hij dus
wordt, hoe meer dit gedeelte van zijn verstand zal ont
wikkelen, onafhankelijk van zijn verstand.
Daarbij komt het dat sommige bejaarde menschen
die nooit eenig onderwijs genoten hebben, zoo gezond
kunnen oordeelen.
't Zijn de leerlingen der ondervinding.
Maar, om waarlijk vruchtbaar te zijn en in den kort-
sten tijd heilzame uitwerkselen te hebben, moet de on
dervinding een wel bereiden grond vinden, een geest en
eeen karakter wier natuurlijke of door opvoeding ge
vormde gesteldheid geschikt zij om het zaad der onder
vinding te doen ontkiemen.
Deze goede gesteldheid wordt bevorderd door
gewoonte van alle nuttige lessen waar te nemen,
voordeel te trekken uit de schriften en waarheden die
onder de ruwe schors onzer levensgeschiedenis verbor
gen zijn.
De weetgierigheid, zegt men, is de moeder der weten
schap.
Niet de lichtzinnige en ij dele weetlust die wol weten
de
van
zonder te doorgronden, die met liet uitwendige en won
derlijke der dingen genoeg heeft.
Zulke ondervinding is niets dan tijdverspilling.
En die weetlust wordt nog te vbel bij de jeugd en bij
de ouderen gevoed.
Men zoekt slechts blank en blaai, bedriegelijken
schitterglans en verleidend glasgerinkel.
Wat het ernstige betreft: Foei!
Zoodoende blijven de schoonheden van kunst en ken
nis voor de jeugd verborgen. Met wat oppervlakkige
begrippen zendt men.de jonge lieden door de wereld.
En daarom zijn er velen die mislukken, die haveloos
ontgoocheld worden, zonder ooit aan te landen; en
daarom vinden zij ongelukken en teleurstellingen zon
der dat zij er weten nut in te vinden.
Niet voor hen heeft de ondervinding krachtige lessen.
Om het leven ons een bestendig en heilrijk onderricht
te doen zijn, moeten wij ons wapenen met de noodige
kracht om aan de moeilijkheden het hoofd te bieden, ze
te overwinnen en te benuttigen.
De wetenschap alleen, het gedacht, het oordeelsver
mogen kunnen ons die kracht verleenen.
Aan ouders en opvoeders daarop acht te slaan.
Dat zij trachten uit te roeien alle misplaatste eerzucht,
alle denkbeelden van valsche glorie, pracht en nietige
grootheid!
Dat zij doen gelden de edelheid des arbeids, de
schoonheid en waardigheid van een eenvoudigen en
wel vervulden levensloop!
[De Volksbode van Maldeghem.)
Wij sluiten volgaarne de hieronderstaande mededee
lingen in, welke te laat toegekomen zijn om in ons
voorgaande nummer opgenomen te worden.
Maatschappij van Onderlingen Bijstand:
de Oudleerlingen der Stadsschool.
De Maatschappij van Onderlingen Bijstand onder de
Oud-Leerlingen der Stadsschool, hield Zondag, 19 Fe
bruari 1882, in het Stadhuis, ten 11 uren des voormid
dags, hare eerste Algemeene vergadering dezes jaars.
De zitting werd vereerd door de tegenwoordigheid
van verscheidene heeren Gemeente-Raadsleden en Be
schermende Leden.
Nadat door den heer N. Boudry, Secretaris, verslag
gegeven werd over den toestand en de werkzaamheden
der Maatschappij gedurende hetverloopen jaar, en de
heer I.' Ducorney, Schatbewaarder, meded'eeling had
gedaan van den toestand der kas, verleende M. Pieters,
Voorzitter, het woord aan M. Guido Rotiers. Bestuur
der van het Weezengesticht in deze stad.
Bevoegder pen dan de onze zal handelen over de con
ferentie door M. Rotiers gegeven, Over verscheidene
dwalingen en vooroordeelen bij het volk.
Wij stippen hier enkel aan dat de heer spreker de al
gemeene goedkeuring verworven heeft.
Het Concert dat 's avonds in de Tooneelzaal de leden
en hunne familie aangeboden werd, is allerbest afge-
loopen.
Het Muziek der Pompiers, waarvan het grootste getal
leden ook deel maken van den Onderlingen Bijstand,
heeft zijne welwillende medewerking verleend, en onder
het bestuur van M. Wittebroodt, twee schoone stukken
uitgevoerd.
De Romance Le Retour des r-hansons gezon
gen door M. A. Swekels, de scène dramatique - Vin-
DE KUNSTBOD
RhethaWie fluistert mij dien naam in de ooren?
Welke heimelijke geest doet mij denken aan haar
Aan haarOch 1 is zij niet eeuwig voor mij hier verloren?
En mag ik nog hopen? De tijd is zoo naar
Nog denken dat kan ik. In zwijgende nachten
De sterren aanschouwen en zoeken haar beeld,
Haar englenwezen in mijne gedachten
Te streelen, zoo lieflijk als 't zoeltje mijn hairlokken streelt,
Dat mag ik. dat kan ik. Maar kan het mij geven
Dat vroegere heil eens gevonden gesmaakt?
Toen zij voor het eerst voor mijne oogen kwam zweven,
Toen ik, voor haar blik, had de wereld verzaakt
O sterren, o! lichtjes, rol glanzend geflonker,
O eenzame stilte, o nachten zoo donker,
Gij lioordet mijn klachten, getuig van mijn lijden,
Hoe wreed ik om Retha, om haar heb geleden.
Verzonkene vreugde, en hoopvolle tijden,
Getuig van mijn innige smerten nog heden.
Ph. Caluwaert.