STADSNIEUWS. SOCIETE DE GARDES CIVIQUES D'YPRES. RECHTERLIJKE KRONIJK. Vlamingen! schept moed! Chosur pour distribution de prix. Vaart Lei - IJperiée. De Kamer en de Senaat hebben de overeenkomst goedgekeurd voor den afkoop dezer vaart door den Staat. Volgens deze schikking is de vaart overgenomen voor 900,000 fr. en de Staat zal de voltrekkingswerken doen uitvoeren. Eere aan liet ministerie dat deze zoo lang slepende kwestie eindelijk opgelost heeft. Burgerwacht. Zondag laatsteden had eene schoone plechtigheid plaats. De heeren onder-officieren, kaporaals en briga diers onzer burgerwacht waren uitgenoodigd zich ten huize van den Majoor bevelhebber te begeven, waar de plechtige overhandiging van het burgerkruis, den hee ren Tyberghein en Coffyn verleend, moest plaats hebben. Na eene schoone en zielroerende aanspraak van den Majoor bevelhebber, die de burgerlijke deugden onzer helden deed uitschijnen, werden, onder het algemeen gejuich, de twee kruisen aan de kompagnie-oversten behandigd om op de borst van gemelde heeren Tyber ghein en Coffyn gehecht te worden. De kapitein Dusillion achtte zich gelukkig dat bewijs van hoogachting en vereering te mogen plaatsen op de borst van den heer Tyberghein die, niettegenstaande zijnen reeds gevorderden ouderdom, nog deel maakt van onze burgerwacht. Tyberghein is een dier vrijwilli gers van 1830 en telt dus reeds 52 jaren dienst. De luitenant Verhaeghe, dienst doende van kapitein, hechtte de decoratie op de borst van den heer Coffyn, die, ofschoon veel jonger, reeds menig bewijs van bur gerdeugden gegeven heeft. Een daverend handgeklap begroette de twee helden der feest en de gulhartigste gelukwenschen werden bun toegestuurd. 3™' Tir de la période d'Eté. 29 Mai 1882. Candaele J. 24. Dumon A. 21. Ligy F. '21. Leclercq G. 20. Deweerdt Ch. 20. Lesaffer A 18. Santy H. 17. Maillaert G. 13. Warmte en luchtdruk. Zaak Willemet. fVSoord te Dickebusch. Dinsdag, 30 Mei, is de tweede zitting des jaars geo pend geworden, om de eerste zaak op de rol gebracht, te beoordeelen. Er was kwestie van den moord den 18 September 1881 gepleegd te Dickebusch, op den per soon van Marie Leuridan, weduwe van Pieter Dauchy. Twee plichtigen verschijnen voor het Hof, namelijk: Casimir Willemet, oud 38 jaren, geboortig van Renin- gbelst, en Joachim Dewit, oud 28 jaren, kleermaker, geboren te Elzene, belde zonder vaste woonplaats. De weduwe Dauchy gebruikte met bare kinderen Euxodieen Theophiel eene kleine hoeve gelegen te Dickebusch. Zondag, 18 September 1881, was zij alleen te huis, terwijl hare kinderen de hoogmis bijwoonden. 'T is gedurende die afwezigheid dat de betichten bij haar inkwamen, koffij dronken met een druppel, en het afgrijselijk schelmstuk pleegden, waarvan het om standig verhaal uit den mond der daders zelvejs opge nomen geweest. De weduwe Dauchy, onverwachts door die kwaad doeners vastgegrepen, kon eerst zich met eenige kracht verdedigen. In de kamer van haren zoon gesleept, werd zij er geboeid; Willemet had zich ten dien einde voorzien van koorden welke hij te IJperen gekocht had. Zij worstelde tegen hare aanvallers en gaf groote schreeuwen. Hare stem werd verdoofd; zij werd den mond gestopt bij middel van eenen handdoek, insgelijks door die kwaaddoeners medegebracht, en vervolgens met eene koord verwurgd. Toen zij ophield te leven, doorzochten de misdadigers de meubels, zettedèn alles overhoop, en vertrokken na liet slachtoffer hare juwee- len afgedaan te hebben. Zij namen ook eenige kleeding- stukken mede van den zoon Dauchy, en eenige andere voorwerpen alsook eenen porte-mannaie. De deugnie ten beweerden maar eene geringe som gelds gevonden te hebben, terwijl de dochter Dauchy hield staan dat de gestolene som acht of negen honderd franks bedraagt. Bij het eindigen der hoogmis kwam de dochter naar huis, en stond verbaasd de deur open te vinden en hare moeder niet te zien. Ze niet vindende in de plaats waar zij. zich gewoonlijk met het huishouden bezig hield, zocht zij overal rond en kwam eindelijk in de kamer waar de moordenaars alles overhoop gesteld en ver scheidene dingen genomen hadden. Eene andere kamer was langs buiten gegrendeld. Zij trad er binnen. Haar broeder Theophiel was juist te huis gekomen. Op dit oogenblik bood zich een afgrijselijk schouwspel voor hunne oogen.- zij vonden er hunne moeder, vreeselijk vermoord. De overheid, weinigen tijd nadien ter plaats geroe pen, vond eene zijden klak, door de moordenaars achter gelaten. De handdoek, met welken zij den mond der arme vrouw gestopt hadden, vond men insgelijks in de kamer waar de misdaad gepleegd werd. Op de tafel, in de plaats waar de weduwe Dauchy haar huishouden bezorgde, vond men twee jatten, in welker grond men kon zien dat de eene koffij met melk, en de andere zwarte koffij gedronken had; benevens, twee druppel glaasjes, en waarin brandewijn geweest was. Deze stukken deden veronderstellen dat de moordenaars ten minste met twee hadden moeten zijn en dat zij eenigzins het vertrouwen van het slachtoffer bezaten. Op den grond werd een halfgeschelde aardappel ge- youden, alsook t mes dat de vrouw daartoe gebruikte. Alles deed dus vermoeden, zooals het overigens de beschuldigden bekenden, dat die vrouw o verrast en aan gevallen werd toen zij bezig was met aardappelen te schellen voor het noenmaal en gerust met hare bezoe kers sprak. Maar wei waren die bezoekers? De kinders Dauchy herrinnerden zich alsdan dat twee personen, die bij hen gebruikt waren geweest om hoppe te plukken en de ge woonten des huizes hadden leeren kennen, sedert wei nige dagen vertrokken waren zonder zich anders ken baar te maken dan door de voornamen welke men hen gaf; deze personen, die eene geheel andere taal spraken dan die van het gewest, droegen, de eene, eene zijde klak, gelijk die waarvan hooger gesproken is; een hun ner had eenen handdoek gelijk dien waarmede hunne moeder den mond was gestopt geworden, en daarenbo ven degene die later herkend, werd voor Willemet dronk gewoonlijk zwarte koffij. Deze omstandigheden kwamen zeer te pas in het on derzoek van de zaak, en het gerecht gelukte er eindelijk in de identiteit vast te stellen van eenen der betichten Willemet. Gedurende eenigen tijd bleven de opzoe kingen om de moordenaars te ontdekken zonder uitslae Nu eens dacht men ze in Frankrijk, dan eens dacht men hun spoor te vinden hetzij te Brussel, hetzij i de omtsreken. Een oogenblik vermoedde men dat de mis dadigers gedrièn waren. Eindelijk legde het gerecht de hand op voornoemden beschuldigde, die in de omstre ken van Diest zich ophield. Eens aangehouden en bij de getuigen gebracht, die zijne tegenwoordigheid m de streek, in gezelschap van twee andere mannen bestatigd hadden, eindigde hij met. IJperen, zei Pol. Ik ook, zei Krijn. Geef maar hier dat einde touw. wij binden 't stevig om de monw alles vaardig? Sneldraf, marsch! Als een pijl den koer rond, dwars door den wind en koude lucht: niet een hinderpaal geducht! Hier een hoop met steenen.... Wel, wipt maar over, licht en snel! Daar is water in de gruppel.... Een, twee, drij!... geen enkle druppel, die op broek of laarsjes spat; jongens, wat een draije is dat! Hó, gij zijt te driftig, Pol, gij brengt heel 't gespan op hol, en gij, Krijn, vertraagt den stap.... Dapper, of gij krijgt 'ne klap, van de rijzweep. Hola. Piet. levend vleesch en slaat men niet. zegt de meester, die het woord van den ruiter heeft gehoord. Zoo men, uit boosaardig spel, 't snoer deed riemen in uw vel, 't deed u waarlijk geen plezier. Nu, mijn vriendje, een reedloos dier. al is 't soms wat schuw en woelig, is niet min dan gij gevoelig. Houdt dit wel in uwen geest, wanneer gij later het paard van vader o, een ander huislijk beest onder uwe leiding krijgt. Meester, zegt de knaap, die hijgt, het was enkel voor de grap. Voor geen geld gaf ik 'ne klap aan een kind of weerloos dier, nu noch nooit: 'k beloof het hier. De onderwijzer neemt zijn handje en hij kust hem: Braaf zoo, mann'tje. zegt hij en zij joelen voort, en nu wordt 't op nieuw gehoord Paardje rijden, hip, hoera! Maar het vallen mijden Ha! Ieder ruiter met zijn klepper, ieder jockey met zijn stepper, loop' de vlugsten achterna, tot het hoog kommando luidt, dat den ganschen rijdrom stuit: hola, stal H. Van Beveren. VOLKSLIED. Versmaadt men onze taal thans al, Schept moed! Beproeft men alles tot heur val. Schept moed! Wij, mannen van het Vlaamsche Land, Wij dulden toch geen franschen band, Schept moed, schept, Vlamen, kloeken moed Al zweert men van ons Vlaamsch den dood, Schept moed! Al wordt het vreemde thans vergood, Schept moed! Toch minnen wij ons eigen schoon, En zingen steeds op Vlaamschen toon: Sehept moed, schept, Vlamen, kloeken moed! Zoolang men 't schoone Vlaamsch miskent. Schept moed! Zoolang men 'sVlamings taalrecht schendt Schept moed! Zoolang, op fransehen leest geschoeid, De school verbastringszaden strooit, Schept moed, schept, Vlamen, kloeken moed! Zoolang het Vlaamsch zijn recht niet heeft. Schept moed! Zoolang men naar verfransching streeft, Schept moed! Ja, strijden wij voor taal en land, En blijven we onzer leus gestand! Schept moed, schept, Vlamen, kloeken moed! Het kroost van Artevelde ontwaakt. Schept moed! De zaalge schim van Breydel waakt, Schept moed! Toch eens herleeft Van Maerlants spraak. En zegeviert de Vlaamsche zaak, Schept moed, schept, Vlamen, kloeken moed! Op! strijders voor ons heilig recht, Schept moed! Geen Vlaming dien m'aan kluistren legt, Schept moed! Het Vlaamsch behaalt den zegepraal, Ten spijt van Franskiljon en Waal, Schept moed, schept, Vlamen, kloeken moed! IJperen. G. Kotiers. (Sous presse chez M. Wesmctel-Charlier Namur.) Musique df, Paul Jouvenot, flci' prix du Conservatoire de Paris.) CHCEUR De l'aurore le sourire Vient nous émouvoir le cceur, Dans l'azördu ciel se mire, Des enfants le doux bonheur! C'est le joiw oü lajeunesse Recevra, pour sa sagesse, La couronne de l'honneur; Célébrons done cette féte, Que cliacun de nous répète: GLoire! honneur! d tout vainqueur! SOLO: O'est le jour de la victoire, Tout respire honneur et gloire: Dans les champs, vallons et bois S'élèventde douces voix. Pour louer de la jeunesse Le courage et la sagesse. Pour redire le bonheur Qui transporte chaque coeur! :CH03UR Au milieu de cette fête, Offrons a nos Bienfaiteurs, Notre hommage, qui reflète La tendresse de nos coeursl DUO: Agrëez done notre hommage, Vous Protecteurs dujeune age; Agréez de ces enfants La gratitude éternelle Qui toujours en nous rappelle Tous vos bienfaits éclatants! CHCEUR FINAL Levons-nous en allógresse: Redoublons en douce ivresse Nos triompliantes chansons; Car c'est l'heure de la gloire: Les lauriers de la victoire Doivent ceindre tous les fronts! Comines, 1882. P. P. Denys. AUX POINTS. AU BLANC. Leclercq Tb. WARMTEGRADEN in de SCHADUW. LUCHTDRl'K op den ijdele WEEKTROMIl (Barom. anóroi'do.) DATUM. MORGEND. MIDDAG. Mei 20 15° 17o 758mm. id. 27 16° 20° 764mm. id. 28 19° 21° id. 29 19° 21° 769mm. id. 30 17° 18» 767mm. id. 31 18° 20° 765mm. Jnui 1 14° 17» 768mm. Aangeteekend door B. en H.; IJperen. leerlingen der Stadsschool van ASSISEN-HOF VAN WEST-VLA ANDEREN.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 2