Ml
geheel het land 3,00.
IJpersch Weekblad.
voor stad 2,50.
TROMPÉ, MAIS FIDÉLE.
Zondag 25" Juni 1882.
5 centiemen het nummer.
3de jaar N° 21.
OP 500 AFDRUKSELS
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
DE KUNSTBODE VAN
inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor
IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat 59 IJperen
stad. fr. 3-00 voor geheel het land. —Alle artikelen, verslagen of mededeeiingeu .rwUrra u.4
zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs
Musschen.
Hier hebben wij nog een vertegenwoordiger van het*
orde der Klein- of Zangvogelen, een Kegelsnavel, en
wel de vervelendste en de schadelijkste van allen: de
Musch. Dit klein vogelken is zoodanig mak' en zoo piep-
achtig, dat wij het dikwijls verre in het bosch zouden
wenschen, liever dan op het dak onzer woningen,welke
het schier geen oogenblik verlaat. De musch leeft volop
ten onzen koste, want zij is een oprechte veelvraat.
Voor haar is alles goed, de fruiten onzer hoven, de
voorraad onzer zolders, de ontkiemende spruitjes; en zij
spaart zelfs het kleingraan onzer kiekens niet, waarvan
zij bijna altoos het grootste deel weghapt. De hoeveel
heid vruchten en granen door het musschenras jaarlijks
verslonden is ongehoord groot, wijl de statistiekers er
de waarde van op ruim 10 millioen franken schatten.
Of nu de musch voor ëene grootere waarde nuttig is,
d. i. of het razzia, dat zij onder de kerfdieren van allen
aard aanricht, meer voordeel doet aan den landbouw
dan de schade, die zij hem berokkent, ware zeer moei
lijk te beslissen. Althans is zekei.dat daar,waar de
musch volop haar graanachtigvoedsel vindt, zij aan
niets mm denkt dan aan de insektenjacht, en dan als
schadelijk dier mag beschouwd worden. Dit mag overi
gens gezegd worden van alle dikbekkige zangvogels,
die altijd graan en zaad als beste gerecht verkiezen en
slechts uit nood of uit groote vraatzucht zich met in-
sekten vergenoegen. De stadsmusch is dan ook een
doorslepener gauwdief dan de veldmusch. Tuinspoken,
vogelschrikken, strikken, rinkelglazen of veelkleurige
vanen, dit alles verschri kt haar niet, en men ziet haar
niet zelden het lijf van den strooman aanvallen als bouw
materiaal voor haar kunstloos nest. Dit laatste vestigt
zij overal waar zij plaats vindt; in holle tronken, in de
muren, onder de dakpannen, in de gaffel eens boom-
NOUVELLE.
Suite.
Dans ses nuits d'insomnie, le pauvre Alfred se disait
souvent: 11 est done vrai que la plus belle rose recèle
un ver rongeur!... Je luiavais sacrifié majeunesse; elle
m'avait juré de n'èlre qu'a Dien ou moi!... Maintenant,
hélas! tous mes beaux rèves se sont évanouis, et il ne
me reste qu'une amère deception et uli coeur brisé. Mon
Dieu, laissez-moi venir vers vous, car, que puis-je faire
seul ici-bas!
Espérer ct souffrir, Alfred, voilé, ton sort!... Beau-
coup, qui ont un coeur coinme le tien, une intelligence
d'élite comme la tienne, entrent souvent dans la vie par
la grande voie toute fleurie, la voie des heureux; mais
toi, depuis ton enfance, le malheur s'est attaché tes
pas comme le lierre k l'arbre. Un éclair avait percé ton
ciel noir; au loin tu voyais une douce lumière briller au
phare de la vie, et quoique ballotté par les vagues furieu-
ses des passions, tu espérais, après bien des tempêtes,
arriver au port. Mais, infortuné passager, un vent fu~
rieux a soufflé dans ta voile; la lumière s'est éteinte!...
II te faut désormais voguer, voguer toujours, je ne dirai
pas au gré des vents et des flots du hasard, mais a la
volonté de Celui qui te revaudra tes souffrances.
La douleur retint notre jeune docteur bien longtemps
cloué sur son lit. Enfin sa nature, jeune et vigoureuse,
maitrisa son mal.
Onze mois après, s'appuyant sur le bras de sa soeur,
qui n'avait pas quitté son chevet, on le vit pour la pre
mière fois respirer l'air frais du matin, et redemander
stams, ja zelfs in een zwaluwennest, na er de bewoners
met harde en ruwe snavelstooten uitgedreven ie hebben.
Mijn grootvader heb ik nog weieens hooren vertellen
dat, ten tijde de fransche omwentelaars ons land kwa
men beschaven, een spie aan een boom in het bosch
opgehangen werd en er bleef hangen, tot dat eindelijk
een musschenpaar in zijne broekzakken huizen kwam,
't geen voor de boeren een stellig teeken was, dat de
geest des mans in Satan's oven te roosten lag. Voor de
echtheid der gebeurtenis zou ik nogtans maar liefst geen
borg staan.
Des winters in de stad lijdt de musch somtijds veel
honger. Dan slaat ze gretig alles binnen wat haar onder
den snavel valt: onverteerde havergraantjes of boonen in
den paardendrek gevonden, kruimlen brood, die zij uit
het slijk der gruppel weet op te scharren, kortom alles
wat haar de maag maar vullen kanzelfs gras en klei
ne keisteentjes. Op de openbare wandelingen, vindt
men soms lieden, die door een eigenaardig gefluit gan-
sche musschenzwermen bij zich roepen,die zoo tam zijn,
dat zij haar voedsel uit de hand of van de lippen d er
personen wegdragen.
De musschen leven meest alleen, komen slechts.voor
den roof toevallig bij elkaar, en zijn onophoudelijk in
trippelende, dansende of fladderende beweging. Zij zijn
mislijk en wraakgierig, vervolgen elkaar op verre af
standen en leveren somtijds in grooten ge talie woedende
gevechten, wdarbij zij hun onaangenaam en oorscheu-
rend getjilp of getjirp laten hooren, meest des zomers
bij schoone en lange avondstonden, en in de kroon van
eenige der donkerste booinen der laan.
De musch vreest noch koude noch hitte en is dus ook
gansch Europa door verspreid, doch natuurlijk daar het
meest, waar er best te kermishouden valt, dat is, in de
rijkste landouwen en binnen de handeldrijvendste ste
den. Er bestaan een overgroot getal musschensoorten,
waarvan er slechts twee in ons Vaderland vooral voor-
aux rayons du soleil bienfaisant la force et la santé
d'autrefois.
Beaucoup de villageois avaient connaissance de son
malheur, tous le plaignaient sincèrement, et c'était vrai-
ment un bonheur pour tous de le voir enfin guéri. Alfred
était reconnaissant pour ces marques non équivoques
de sympathie, mais rien ne pouvait rainener un sourire
sur cette figure qui en ces quelques mois avait vieilli de
dix ans.
XIV.
De longues années se sont écoulées depuis les tristes
scènes que nous venons de raconter.
Quand notre jeune docteur se sëntit complétement
guéri, il neut plus le courage ni la force de quitter les
deux êtres qui s'étaient sacriflés pour lui. Quoique, par
les études qu'il avait faites et les süccès scientifiques
qu'il avait obtenus, sa place füt toute marquée dans la
grande ville, et au rang des premiers praticiens, il réso-
lut de se sacrifler entièrement k l'étude et k l'endroit qui
l'avait vu naitre. L'héritage que lui avait laissé son
oncle d'Allemagne lui donnait une certaine aisance. II
se fit done médecin de village, se disant:
Je gagnerai toujours trop pour vivre et assez pour
faire un peu de bien.
II y a une quinzaine d'années; lé-bas dans les chemins
abandonnés et a peine tracés du petit village de X., on
rencontrait souvent un homme vêtu de noir, portant
une longue redingote boutonnée jusqu'au menton. Mal-
gré son dos légèrement voüté, ses cheveux grisonhants
et les rides profondes qui sillonnaient sa noble figure,
en le regardant de prés, a l'éclat de ses yeux, on pou
vait soupQonner chez lui une vieillesse prématurée. On
devinait facilement que ce n'étaient point les années,
mais les souffrances morales, qui avaient dü ravager ce
handen zijn. Dit is de Huis- of Dakmusch en de Veld
of. Houtmusch.
Die twee soorten zijn niet al te wel uit elkaar te on
derscheiden, en worden dus dikwijls verward. Nogtans
is de Veldmusch zeer goed te herkennen, voor wie een
weinig haar levenswijze en gewoonte wil nagaan. Zoo
stout, zoo schelms, zoo zelfvertrouwend als de Huis-
musch is zij niet. Deze woont onder ons dak, fladdert
op onze hoven, in onze stallingen, krioelt op onze mark
ten en wijken; gene blijft te lande, ver van de mensche-
lijke woningen, langs wegen en vlieten, soms eens in
het dichtste der bosschen. De Huismusch bouwt zich het
ruwste nest dat men uitdenken kan, in spleten en gaten
van gebouwen of onder de dakpannen; de Veldmusch
vervaardigt een kunstiger leger uit fijne hooistam-
metjes, paardshaar, verkenborstels, pluimen, wol, enz.,
en plaatst het in eenen ouden hollen boomstam of in de
spleten van verlaten gebouwen en afbrokkelende mu
ren. Ten anderen, zij is veel kleiner dan de Huismusch.
De Veldmusch is zoo wat 10 centimeters lang van
het snaveltopje tot het staartuiteinde; haar vederkleed
is veel liever en meer gemengd dan dat der Huismusch:
Het kopje en de bovenrug zijn pikzwart met ros door-
mengd, het onderlijf en het staartje zijn grijs; de vler
ken zijn aan de zijden baairood en met witte en zwarte
strepen regelmatig doorsneden. De slagpennen zijn
zwart en onder het snaveltje dragen mannetje en wijfjen
elk een zwart baardjen, een vlekje, een versiersel,
dat bij de Huismusch slechts het mannetjen de eer heeft
te dragen. De schooljongens weten ze aldus zeer wel te
onderscheiden.Wie heugt zich der vreugde niet die men
smaakte, toen men nog knaap zijnde, een schoonen
musschenman in zijn bezit kon krijgen? Het bekje
van de Veldmusch is ook zoo dik en zoo stomp niet als
dat van zijn geslachtgenoot, en de pootjes zijn ook niet
grauw maar pikzwart.
De Veldmusch is een uiterst levendig, spartelachtig
visage, autrefois si beau et si plein d'énergie.
Le temps, ce grand médedin, qui guérit, dit-on, tou
jours les blessures, mème les plus cruelles, du cceur
humain, n'était point parvenu cicatriser celle qui
était toujours vivante dans le coeur de notre malheureux
héros. II était maintenant &gé de prés de cinquante
ans. Les villageois lui donnaient le nom de médecin
solitaire. Ce n'était point un nom malveillant, car il
était le père, la providence et le conseiller de toutes les
infortunes h six lieues a la ronde.
Pendant les années calamiteuses et de lugubre mé-
moire, oh la population des Flandres se vit décimée par
la faim et les privations les plus alfreuses; oü la mère
voyait expirer son enfant sur son sein tari; oü le père
succombait d'inanition sur les champs ou le long des
routes; oü le spectre hideux de la famine allait s'assoier
au foyer éteint de toutes les chaumières et faisait de nos
deux belles provinces comme un vaste cimetière, Alfred
se multipliait et donnait au-delè. même de ce que ses
ressources lui permettaient.
Jamais aucun labeur ne le rebutait. Quand l'hiver,
fatigué des courses nombreuses et lointaïnes, il rede-
mandait au sommeil un peu de repos et de nouvelles
forces pour recommencer la lutte du lendemain, et qu'a
peine dans son lit on venait le réveiller au milieu d'une
nuit affreuse, il était aussitót debout.
Monsieur, lui disait-on, mon pauvre petit enfant
est a la mort!... Ma femme se tord sans forces sur son
lit de douleur et vous demande en grdce de la délivrer
et de mettre dans ses bras impatieiits ce cher petit être
qu'elle demande au Ciel depuis si longtemps. Venez vite,
Monsieur, c'est la-bas, derrière la colline, et seulement
a deux lieues d'ici. Si nous sommes pauvres, Dieu vous
récompensera!...
(A continuer.)
Dr C. Paret.
DE KUNSTBODE
'Vialrfo ;i (1 rp-p.