STADSNIEUWS.
YERSCHILLIGE TIJDINGEN.
Maatschappij van Onderüngen Bijstand.
Wij vernemen dat deze maatschappij, samengesteld
uit oud-leerlingen onzer Stadsschool, door de tusschen-
komst van M. den Burgemeester, eene som van 500
franks ontvangen heeft, ten titel van gifte van eenen
onbekende.
Wij sturen den edelmoedigen onbekenden weldoener
onzen vurigen dank toe, voor het belang dat hij in dit
nuttig genootschap stelt.
öarde civique d'Ypres.
Conseil de discipline pour le 4e trimestre 1882.
Membres effectifs.
MM. Liégeois, Julien, sous-lieutenant;
Coffyn, Emile, sergent-major;
Houtekiet, Charles, caporal;
Dewaele, Jean, artilleur.
Membres suppléants.
MM. Saniy, Alphonse, sous-lieutenant;
Onraet, Julien, maréclial-des-logis;
Thiebault, Ferdinand, caporal;
Lapiere, Leopold, garde.
Sterfgevallen.
Men meldt het overlijden van Mevr. Hermance San-
drin, die verscheidene dichtbundels en romans heeft
uitgegeven. Zij werd in 1812 geboren. Zij laat haar
vrij groot fortuin na aan de Société des gens de
lettres van Parijs, behalve eene rente van 1200 fr. die
aan hare zuster moet betaald worden.
Jules Noride, geboren te Limoges in 1827, is te
Parijs overleden. Hij is medewerker geweest van ver
scheidene dagbladen, onder anderen van de Figaroen
schreef verscheidene romans die bijval verwierven,
alsmede tooneelstukken die goed onthaald werden.
De stoutmoedige Henri Stanley. De stout
moedige natuurvorscher Henri Stanley, die door onzen
vorst werd gelast met de eerste opsporingen in het
zengende Afrika, voor rekening der Midden-Afrikaan-
sche maatschappij, tot beschaving van dat toen nog
geheel onbekende werelddeel, werd bij zijne aankomst
te Brussel opgewacht aan de statie door kolonel
Strauch, algemeen secretaris van het uitvoerend
comiteit der internationale afrikaansche vereenigïng.
De heer Stanley heeft het verlangen uitgedrukt naar
het groot engelsch hotel te worden gebracht, waar hij
was afgestapt tijdens zijn laatste bezoek. Daar kon
men hem slechts eene kamer op het tweede en een
salon beneden aanbieden.
De onvermoeibare reiziger is nog altijd de man van
5 jaar vroeger. Hij is kort van gestalte, zijn gelaat
is sterkffioor de zon gebruind en de gewezen reporter
van den New-York Herald draagt geene sporSn van
de tallooze vermoeienissen waaraan iedereen, buiten
hem, zou bezweken zijn. Haar en baard zijn ietwat
vergrijsd, het gelaat draagt eenige rimpels, maar de
dracht van het lichaam is nog altijd even recht, het oog
heeft niets van zijne kracht verloren. Eenvoudig als
alle begaafde lieden, wordt de heer Stanley slechts
warm, wanneer men hem over zijne reizen spreekt.
Dan glinstert zijn gelaat, de oogen schitteren en de man
dien men voor zich ziet, is niet meer te herkennen. Dan
ziet men den persoon die, op eene enkele depeche van
den bestuurder des dagblads waarvan hij opsteller was,
de beroemde Livingstone ging opzoeken, ergens aan
de groote meren van Midden Afrika, hij, de held, die
met verachting van duizende gevaren van het Westen
naar het Oosten door Afrika trok en don loop van den
Congo beschreef van aan zijne monding tot aan zijn
ontstaan.
De heer Stanley is vergezeld van eenen Araab, met
naam Douala, afkomstig uit het land Samali, nabij
de kaap Guardatui. Douala is een knappe neger van
rijzige gestalte, met onderscheiden gelaatstrekken,
ivoorwitte tanden, een man die hoegenaamd niets heeft
van den ingedrukten stempel waaraan het afrikaansch
ras zoo gemakkelijk te onderscheiden is. De neger is
de trouwe gezel van den heer Stanley. Hij spreekt
fransch, verscheidene talen van Europa en een groot
deel der tongvallen uit Midden Afrika. De heer Stanley
heeft in hem een braven makker, op wiens beproefde
trouw hij altijd rekenen kan, en die hem steeds
uitstekende diensten heeft bewezen.
Kolonel Strauch is tot 2 uur na middernacht met
den beroemden reiziger gebleven, om naar zijne uitleg
gingen te hooren en hem te zeggen hoeveel angst de
maatschappij heeft uitgestaan, toen deze van zijne
ziekte werd onderricht. De koning die onmiddellijk
verwittigd werd van de aankomst van den heer Stanley,
zond ten 10 uur kolonel Strauch om den beroemden
reiziger te halen. De heer Stanley bleef meer dan een
uur in gesprek met Z. M. en keerde ten half drie ure
naar het paleis terug. Dit tweede onderhoud duurde
tot vier uur.
De heer Stanley is zeer schaarsch in uitleggingen
over zijne reis. Hij schijnt hoogst voldaan. De expeditie
is vooruitgedrongen tot 400 mijlen landwaarts in en is
de streken doorgetrokken in welke de grootste moei
lijkheden waren opgestapeld. Toen hij vertrok, ging
alles wel. De belgische officieren die hem vergezelden,
hadden de eerste moeilijkheden overwonnen die
voortspruiten uit de luchtgesteltenis en de beste betrek
kingen bestonden met de volkeren nabij de geheel
onlangs opgerichte statiën.
De statiën, of factorien zijn vier in getal. Vivi,
Isanghela, Manyanga en N'tamo. Er wordt eene vijfde
opgericht nabij het bevaarbaar deel van den Congo,
aan de monding van den Koraï N'koutou.
De fransche dagbladen maken veel gerucht over
den uitslag van eene onderzoekreis gedaan door eenen
franschen marineofficier, den heer de Brazza alsook
over de inbezitneming door den officier in naam van
Frankrijk van een deel der landstreek op de baan van
den Opper Congo. Zij stellen de overwinning tegenover
de werken van den heer Stanley en denken te gelooven
aan eene vijandigheid tusschen de cwee reizigers.
De heer Stanley verstaat de zending die hem is
toevertrouwd op eene heel andere wijze. Hij handelt in
naam eener internationale vereeniging, hij is gelast den
weg te banen voor de voorloopers der beschaving en
niet met het doen van veroveringen.
Go aheadl is zijne leus en hij gaat allijd vooruit als
de Amerikanen die deze zinspreuk hebben aangenomen,
Intusschen legt hij op zijnen tocht?slatiës aan in welke
reizigers van alle nationaliteit eene schuilplaaats en
hulp zullen vinden. Weinig geeft het hem al mochten
er fransche of chineesche kolonies worden gesticht. Hij
heeft slechts een vaandel te plaatsen.dat der beschaving.
In elk geval, heeft hij gezegd, ken ik te goed de
Afrikanen om een oogenbiik te twijfelen aan de waarde
van de overeenkomsten die worden ingeroepen door
den heer de Brazza. Met die mannen drijft men handel
en ziedaar alles. Eene vlag is voor hen, een stuk d^ek,
anders niets. Hoe grooter die vlag is, hoe meer waarde
zij heeft.
Zoodra hij verslag zal hebben gedaan over zijne
werken en nieuwe onderrichtingen heeft gekregen,
denkt de heer Stanley gereed te wezen om zijne taak
te hernemen, die, dit is zijne overtuiging, hij tot een
goed einde zal brengen.
Baccarat. Zoo men uit goede bron vernomen
heeft, moet de baccarat in de Kursaal, te Oostende,
de som van 108,000 frank hebben opgebracht aan de
Cagnotte, het is te zeggen dat die som voorop afgeno
men wordt van het spel. Van die 168,000 frank, zijn
35,000 frank bestemd voor de feesten; de overige
i 133,000 frank worden verdeeld tusschen de stad en den
j aanbesteder der Kursaal: het zij elk 66.500 frank.
S De dierentemmer. Ziehier eenige inlichtingen
over de dood van den dierentemmer uit den cirk Sanger;
De dierentemmer was in het leeuwenhok gedrongen
en had reeds verscheidene oefeningen doen uitvoeren,
toen eensklaps een der loeuvven zich brieschend op hem
wierp. De leeuwentemmer sloeg rechts en links, ter
wijl hij poogde de deur te bereiken; hij gelukte daarin,
doch kon de deur niet openen, en de ongelukkige, wel
ke nu aangevallen werd door al de leeuwen, deed twee
maal de ronde van het hok, toen hij eensklaps op den
vloer uitgleed en achterover viel. De leeuwen sprongen
op hem toe te midden van het getier der andere wilde
dieren en het wanhopend geschreeuw der toeschouwers.
Het was een afgrijselijk schouwspel. Te vergeefs vie
len de toegesnelde bedienden de leeuwen aan met hunne
steekgaffels, terwijl het bloed van den dierentemmer
overvloedig stroomde uit eene afzichtelijke wonde aan
de bil. De ongelukkige vond nog krachten genoeg om
recht te komen en de deur te bereiken, welke men had
kunnen openkrjjgen; hij viel ganscli bebloed in de
armen der bedienden. De wonde was afzichtelijk; heel
de bil was om zoo te zeggen afgerukt; het heen was
blootgelegd.
De dierentemmer is gewezen zouaaf, die, naar het
schijnt, de noodlottige gewoonte had sterke dranken te
gebruiken en dien dag wat meer absinthe gedronken
had dan naar gewoonte.
Het slachtoffer van dit schrikkelijk ongeval is nog
denzelfden dag overleden.
Grootofficier. De heer 't Kint de Roodenbeke,
senateur van Eecloo, is grootofficier van het eerelegioen
benoemd, voor het aandeel dat hij genomen heeft aan
liet sluiten van het fransch belgisch-handelsverdrag.
Moordpoging. Vrijdag avond, rond 10 ure, was
de stad Roeselare in opschudding. De genaamde Joseph
Leenknecht, plafonneur en herbergier, die zijne vrouw
van betrekkingen met een ander verdacht, heeft een
revolverschot op haar gelost. Zij werd in het aangezicht
getroffen en verminkt. Leenknecht heeft daarna zich
zei ven recht gedaan en opgehangen.
Woeste mishandelingen. Gelijk alle jaren
komt er veel volk tot Meenen eenen nacht rusten als
zij van de lioppepluk van Poperinghe terugkeeren. Zoo
was er voorleden zondag een man met zijne vrouw, die
in de veertig jaar oud is, die een logement in de Appel
straat eenen nacht gingen verblijven. De man was er
gens een pintje gaan drinken, en daar het laat was,
werd de vrouw ongerust. Zij hoorde eene bende volk
zingend door de straat komen en ging zien of haar man
er niet bij was.
De bende die bestond uit vijf jongelingen, waaronder
er vier Meenenaars waren, grepen de ongelukkige
vrouw vast en trokken haar mede tot op het oud ka-
zernplein, alwaar zij haar schrikkelijk en schandelijk
mishandelden. Haar aangezicht en lichaam was vol
plekken en schrammen, men heeft haar mond toege
houden omdat zij niet zou kunnen roepen, en men wilde
haar met haren zakdoek binden, wanneer er personen
ter hulp der ongelukkige gekomen zijn. Zij werd on
middellijk naar het hospitaal gedragen.
Woensdag is het parket, vergezeld van eenen wets-
docior, te Meenen gekomen om de zaak te onder
zoeken; na het onderzoek zijn vier der plichtigen, die
aangehouden waren, met rijtuigen naar het "gevang
van Kortrijk gevoerd, onder het geroep van het volk
dat op de markt stond; de vijlde is naar Frankrijk ge
vlucht met 60 fr. welke hij van de ongelukkige gestolen
had. Men zoekt hem op.
Hop Ooogst. De hop-oogst is dit jaar geheel
mislukt. In Europa wordt doorgaans alle jaren 1 mil-
lioen 960,000 kwintalen van 50 kilo hopgewonnen.
Volgens berekingen zal de oogst van 1882 niet grooter
zijn dan 595,000 kwintalen! doch er is nog een groot
overschot oude hop in Engeland, en Amerika zal wel
haast zijn te veel van 30 tot 35,000 balen hop naar
Europa overzenden. Te. Aalst zal de opbrengst de 150/0
van een gemiddeld oogstjaar niet te boven gaan, en te
Poperinghe is de opbrengst merkelijk beneden de ver
wachting. Geen wonder dus dat de prijs van de hop
eene aanzienlijke hoogte heeft bereikt. In Beieren,
waar veel hop naar Belgie wordt uitgevoerd, is de
marktprijs tegenwoordige fr. 50 tot 7 fr. per kilo.
Vervalsching der eetwaren. Wij hebben
in den tijd gemeld dat er te Parijs een gemeente-labora
torium is ingericht, waar iedereen naar toe mag gaan
om er de eetwaren te doen onderzoeken, die men op
de markten of in de magazijnen verkoopt, ten einde
te zien of zij ja dan neen vervalscht zijn. Het labora
torium werd den 1 maart van verleden jaar voor het
publiek geopend.
Onmiddelijk werd het nut er van door het publiek
begrepen en het beste bewijs daarvan is, dat 6517 stalen
werden ontleed, waarvan 4336 door bijzonderen werden
gebracht, die nieuwsgierig waren om te weten wat men
hun te eten en te drinken geeft. Als de instelling van het
laboratorium niet heel en al de vervalsching van spijzen
en dranken te keer gaat, zal zij toch de stoutheid van
zekere eetwaren-vervalschers een beetje tegenhouden,
die van jaar tot jaar grooter wordt. Wat men de men-
Aambeeld ben ik, dus geduldig,
Hamer zijt ge, klop maar toe.
Ze neemt den ploeg en rijdt naar 't veld.
Ter hoeve laat ze haren held.
Hij zet den ketel pap op 't vuur,
Hij melkt de koe, die zonder duur
Dan links, dan rechts, ter zijde springt,
Hem nederstoot en los zich wringt...
En dwars door 't garen henenvaart,
Met wiel en spinrok aan den staart,
Gevolgd door 't zwijntje wild van aard.
O God, verlaat mij niet!
Daar klinkt tot mijn verdriet,
Van 't veld heur aardig lied.
Ja. o man lief, ik ben schuldig,
'k Werke steeds nooit werkens moê,
Aambeeld ben ik, dus geduldig,
Hamer zijt ge, klop maar toe.
En de avond valt, geploegd in 't land;
De ketel pap is aangebrand,
Te dwalen loopen koe en zwijn
In 't bosch, dat is de grootste pijn
Vermorseld ligt het spinnewiél,
Dat gaat het wijfje diep ter ziel.
Hoor, zeg ze, boer elk zijn bedrijf,
Ploeg gij het land, en spaar 't gekijf
Terwijl ik op de hoeve blijf.
Aan mij den haard, den stal
Hij zwijgt, 't is best van al
Zij zingt bij 't ongeval
Ja, o man lief, ik ben schuldig,
'k Werke steeds nooit werkens moê,
Aambeeld ben ik, dus geduldig,
Hamer zijt ge, klop maar toe.
H.