IJpersch Weekblad. "I 3 JJu geheel liet land 3,00. voor stad 2,50. Zondag- 29" October 1882. 5 centiemen bet nummer. 3de jaat^s^f1 36. OP 500 AFDRUKSELS. 11 STADSNIEUWS. DE KUNSTBODE VAN IJFEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De inschrijvingsprijs is fr. 2 50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land. —Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamenden regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs. Behngrijk Bericht. Daar wij ons -ernstig bezighouden met het drukken van den Wegwijzer van IJperen voor 1883, bidden wij de personen, handelaars, bedienden, enz., die ver leden jaar niet opgenomen werden, of die sedert dit tijdstip van woonst veranderd zijn, iiun adres ten bureele van dit blad toe te zenden, het zal kosteloos in den Wegwijzer opgenomen worden. Annoncen en berichten worden er aan zeer genadige prijzen ingelijfd. Onze schoolboeken. Wij spreken zoo dikwijls van de hatelijke verfran- sching die het onderwijs in alle gestichten van Vlaande ren, welke het ook zij, bederft. Soms zou men gaan denken dat dit overdreven is, doch zie hier wat over eenige dagen, de Gazette van Brussel, welke nogtans eene der hevigste vijanden onzer vlaamsche beweging is, zegde: De professors onzer atheneas stellen er vermaak in nieuwe uitgaven der grieksche of latijnsche klassieken uit te geven. Zij herzien eens te meer dikwijls verbe terde teksten, zij voegen er kundige en belangrijke besprekingen bij. Maar die geleerde wez'ken, welke zij overigens met evenveel zorg als smaak volbrengen, doen hun slechts in de geleerde wereld eere aan en zijn slechts aan een zeker klein getal leerlingen nuttig. Hoe valt het hun niet in hunnen tijd en hun talent te gebruiken om de boeken na te zien dien tusschen eiken deens handen zijn en die op de algemeene kennissen en hunne toepassingen eene aanzienlijke en voortdurende werking uitoefenen. Wij willen spreken van de fransche schoolboeken en ander franscli oogpunt. Men kan zich'geen gedacht maken van de hoeveel heid dwaze gedachten, verkeerde begrippen, onrecht- veerdige beoordeelingen welke deze boeken in den geest doen dringen van al diegene die hun onderwijs niet buiten zekere palen kunnen voortzetten. Ziehier, bijvoorbeeld, eene verkorting van den Dic- tionnaire de Larousse, zeer in wereldlijke en geeste lijke knechtjes en meisjesscholen verspreid. Het boek is op zijne 46e uitgave. Wij spreken van die des jaars 1880. Het woordenboek is verdeeld onder aardrijkskunde, gechiedenis, levensbeschrijvingen, mythologie en let terkunde. Niets is kurieuzer om doorzien. Vooreerst, er is geene evenredigheid tusschen het deel aan Vrankrijk en dat aan andere landen toegekend. Het spreekt van zelfs dat de beroemdste hedendaagsche staats- of oorlogsmannen er niet in geroemd zijn, als zij vreemde lauden toebehooren, terwijl de minste fransche politieke man er zijne nota heeft. Zoek nocli in Gladstone, noch in d'Israeli, noch de prins von Bis- mark noch de graaf von Moltke. Maar in de Morny, in Baroche, ziedaar de groote rollen der moderne geschie denis. Indien in het verleden er eenige namen zijn die men niet mag weglaten, het artikel hun gewijd, is zoo ken schetsend als kort. Voorzeker is het onmogelijk in eene geschiedkundige naamtafel de namen van Willem III en van Marlborough, van William Pitt en van Burke te laten. Doch al wat men bij de naam en de dag der geboorte voegt is, dat de eenen de hard- weg teekening Mkkiee'°vijanden van Lodewijk de XIVe, de andere 8,der Fransche Revolutie hardnekkige tegenstrevers waren Als er, bij toeval, eene bijzonderheid bijgevoegd iT dan is zij belachelijk van kinderachtigheid en slech ten smaak Dus, indien de naam va.i Marlborough Zlksnemeen is geworden, het is dank aan het spotlied waarvan hÜ de komieke held is. De barrier welke hij aan de fransche overweldiging zette, doet er niets toe Geene evenredigheid tusschen de nota en den held. Bobêche, Gribouille, Gringalet, Grippeminaud, Gros Guillaume, zijn 't voorwerp van artikels tien maal lan ger dan die aan Dante, Milton of Goethe toegewijd. Gebeurt het dat de oordeelvelingen van het Diction- naire abrégé de Larousse onpartijdig zijn, dan zijn zij onvolmaakt. Zoodus, Leonardo da Vinei, het buiten gewoonste vernuft der XVe eeuw, zoo gekend door de kracht en de verscheidenheid zijner bekwaamheden, is slechts als schilder aangehaald. Leibnitz is eenvoudig- lijk: Het opperhoofd der goeddunkende wijsbegeerte, welken voor kenspreuk dezen dikwijls aangehaalden volzin genomen hadAlles is om ter best, in de beste der werelden. Dat is genoeg voor 't gene het geschiedkundig, levens beschrijvend, letterkundig en wetenschappelijk deel aangaat. Nu twee woordjes gezeid over het aardrijkskundig deel. De minste hoofdplaats van een fransch kanton staat er in met hare bevolking en soms eenige bijzon derheden. (Zie bijvoorbeeld Ham). Maar van de grootste vreemde steden doet men noch het koophandelsbelang, noch den bouwkundigen glans kennen. Men beschrijft het Palais Royal van Parijs, maar, geen woordje over Sint-Paul te Londen, of Sint-Pieters te Roomen. Men wijdt beschrijvingen aan Maelte-Brun, Balbi, zelfs aan Lapie, doch men rept geen woord van de werken der Duitsche School In een land dat tot eere houdt onzijdig te zijn en te blijven, zouden de onderwijsboeken moeten vrij zijn van de vooroordeelen en de vijandelijkheden waarvan de fransche boeken doordrongen zijn. Onze schoolboeken moesten recht geven aan alle voorname werken en groote mannen, zonder onderscheid van godsdienst, ras of nationaliteit, zonder lage vleierij en zonder klein geestige jaloerschheid. Lezer, het is de Gazette, ja, versta wel, de Gazette die spreekt. Onderzoekt eens en zie of 't waar is. Gij zult ervan t'huis komen En dan de grammaire, de chrestomathié, de livres de lecture, ue exercices lexicologiques! Evenveel werken die alle dagen onze schooljeugd franschen geest drift, fransche voorliefde, fransche, onvlaamsche, anti nationale gedachten inboezemen. Hebben wij reden van klagen of niet? Er zijn geene andere, zal men zeggen. Neen? Wel waarom maakt men er geene? Is er geen verstand en geen geld genoeg in ons land om ons eene eigene litte ratuur, zoo op fransch als op vlaamsch gebied te geven. Maar 't zou misschien geen schoon fransch genoeg zijn? Sukkelaars, zijn wij dan. Mochten, in afwachting dat dit betere, de onderwij zers altijd het tegenvergif bedienen telkens zij zulken blaai in de schoolboeken ontmoeten Maar wie zou er onder hen willen kwaad spreken vancette belle, cette noble France. S. De Vos en de Raaf, Het Glas. La dernière feyille. Het is den Zondag 12 November, dat de tooneelmaat- schappij de Vlaamsche Ster, hare eerste vertooning geeft, drie schoone en kluchtige stukken, zullen ten tooneele opgevoerd worden. i 1 I 1 I «I i I 'a ■pawpiepgww .©A DE KUNSTBODE FABEL. Een vos zag eens 'nen raaf, fin riep: Ah! 'k zie het gij zijt slaaf Der Droefheid!.. Uwe kleeren Zijn zwart, En dat verraadt uw diepe smart. Wilt gij aan mij de vreugde leeren, Kom meê langs hier naar feesten, bals, Wij dansen saam polka en wals!... Doch eerst moet gij uw sombre kleuren Verlaten, en gansch uw lijf besmeuren Met fijn blanketsel, bleek en rood, En dan maar flihkren staart en poot!.." De raaf keek pinkend op het vosje, En zei - Mijn allervriendlijkst rosje, (Door reintjes tale wat gesard) Jupijn gaf mij mijn pluimen zwart, En zoo behoü ze ik steeds, al zijn zij 't beeld der smart. In u, mijn vriendje, vindt men wel iets slechter Men zegt (en 't komt nog van een Rechter, Ik ben er dus niet om verdacht) Men zegt, wel dat de kleur der vacht., Die u om balg en hals is, Ons denken doet aan al wat valsch zs!... 't Is ook alzoo dat 't meestal gaat Bij Adams brave kindren Ja, de eene weet van de andre kwaad. Hij strooit het uit langs veld en straat; En kan hij zoo zijn naaste hinderen, Of slechts zijne eer een grein verminderen, De zege straalt uitzijn gelaat Komen, 21 Oktober 1882. P. P. Denys. Schoon klinkt mijn lied, u ruischen thans mijn toonen Omdat gij de schelp zijt, die de parel mag bewonen, En dat des proevers lip zich om uw boorden krult Hoe gaarne zie ik u door vriendenhand gevuld Gij zijt de vorm, de ziel is de eedle wijn, Maar niettemin zult gij mij dierbaar zijn En valt gij soms op 't slagveld neêr Geen nood, gij sterft op 't bed van eer Wat zocht ik menigmalen, Bij het flonkeren der bokalen, Naar mijn verstand, In 't droomenland! Tot het weêr klonk met blijden zin Schenk nog eens in Klok, Klok, Klok Dat men drinke, Vrolijk klinke Klok, Klok, Klok, Klok, Moge men bij 't glas gezeten Allen onspoed steeds vergeten. Men beide ons goeden wijn, tot aan des levens end, En blijve aan elk van ons het beestje onbekend! Dans la forèt chauve et rouillée, II ne reste plus au rameau Qu'une pauvre feuille oublióe, Rien qu'une feuille et qu'un oiseau. II ne reste plus dans mon ame Qu'un seul amour pour y chanter, Mais le vent d'automne qui brame Ne permet pas de l'écouter. L'oiseau s'enva, la feuille tombe, L'amour s'éteint, car c'est l'hiver; Petit oiseau, viens sur ma tombe Chanter quand l'arbre sera vert. S. II

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 1