IJ perseh W eek blad geheel het laad 3,00. voor stad 2,50. Zondag 26" November 1882. 5 centiemen het nummer. 3dp jaar N' 43. DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge zonden worden Aankondigingen den regel 5 c. Reklamen 15 c. Voor alle aankondiging buiten de Vlaanderen, wende men zich tot het Office de Publicilé, Madeleine- straat, 46, te Brussel. Do vlaamsche taalwetten. Het wordt eindelijk tijd, meer dan tijd, zegt De Zweep van Brussel, dat de Vlamingen wakker worden geschud. Het is niet genoeg dat de flaminganten zich steeds de tolken maken van wat iedereen denkt en gevoelt; het vlaamsche volk moet spreken en zijne belangen verdedigen. Wij denken dat alle vlaamsche dag- en weekbladen gedurig over de taalwetten zouden moeten schrijven, en alles aanstippen wat eene miskenning is onzer rechten als burgers. I)e pers is een machtig wapen, waarmede iedereen moet afrekenen en slechts wanneer de vlaamsche pers zal begrijpen dat zij moet optreden, krachtig gewapend, slechts dan mogen wij hopen op zegepraal. Er is, ongelukkiglijk, stof genoeg voor handen. In alle ministeriën, in alle hoogere besturen, worden onze rechten nog miskend; in velen blijft de taalwet in bestuurlijke zaken een doodeletter... In het ministerie van oorlog werd tot heden niets gedaan. In het ministerie van binnenlandbitter weinig. In het ministerie van justicie, kunnen dage lijks feiten worden aangeklaagd. In buitenlandsche zaken, antwoordt men zelfs op vlaamsche brieven in het fransch. In het openbaar onderwijs is veel te wijzigen en te verbeteren: in het financiewezen worden eenige stukken in beide talen uitgevoerd; doch dit belet niet dat de vlaamsche gewesten vol zitten met waalsche ontvangers van contributiën en enrsgistrement, in het ministerie van openbare icerken eindel jk, werd iets beproefd, het meeste in alle geval, door den waalschen minister Sainctelette. Doch ook daar komt nu van alle zij don, tegenkan ting, niet omdat wij de vollediging vragen der maatrege len genomen door den voorgaanden minister, maar wel om te verijdelen wat reeds gedaan werd. 4 Wat is wet, zeggen wij. En als men de taalwetten niet wil toepassen, moet men ze maar niet stemmen. Men wist vooraf dat de uitvoering kosten zou hebben veroorzaakt, men is dus slecht gekomen om te spreken van spaarzaamheid Vaardigt men morgen eene wet uit, waarbij ieder een verplicht is soldaat te zijn, dan zal men niet vragen of die wet kosten zal veroorzaken aan de burgers. Wanneer de Kamers besloten hebben een paleis van justicie te bouwen, te Brussel, dan hebben zij niet gezegd: Het zal teveel kosten. Als het ten deele of de helft was opgebouwd, dan hebben zij niet verklaard; het kost te veel', wij zullen de werken staken, en wat reeds gedaan is, afbreken. Neen, wat als wet wordt bekrachtigd, moet kost wat kost. worden geëerbiedigd, en dat nog wel, in de allereerste plaats, door hen die ze maken; volksver tegenwoordigers, senateurs, ministers. Want hoe zou men willen vergen dat het volk de wetten naleeft wanneer de bestuurders ze met de voeten treden De wet op het gebruik der vlaamsche taal in straf zaken werd gestemd in 1872. Tien jaren zijn vervlo den en de uitvoering laat alles te wenschen De wet op het vlaamsch in bestuurlijke zaken is reeds sedert A jaren bekrachtigd en bitter weinig gedaan om ze toe te passen I Is dat geoorloofd, in een vrij land, waar elke burgèr eroot of klein, verplicht is aan de wetten te gehoor zamen? Welk erbarmlijk voorbeeld geven niet onze bestuurders aan het volk Dit iaar werd de wet op de jacht gestemd. Twee maanden nadien, onderzochten de polietiedienaars de winkels der poeldeniers en wildverkoopers om de over treders te straffen. Of zou die wet van meer gewicht zijn dan de beide wetten, die de rechten van 3,500,000 vlaamsche Belgen bevestigden? of hebben wilde konijnen, hazen, fezanten en reebookken meer recht op sympathie, den eerbied en de bescherming van onze volksvertegenwoordigers en ministers, dan de zedelijke en stoffelijke belangen van het vlaamsche volk Zedelijke en stoffelijke belangen? zeggen de groote waalsche heeren. Tut-tut-tut Wat hebben die belangen te maken met een plaatseke van baan- of treinwachter, bediende der contributiës ol accises of tol; met een vlaamsch berichtje of vlaamsch pink ie briefje en dergelijke prullen meer zooals zij het noemen. Indien al de kleinigheden daar niets meê te stellen hadden, mijnheeren, dan zou ons ongelukkig Vlaande ren, op den dag van heden, op dezelfde hoogte staan van de waalsche provinciën; dan zouden zij zoo zeer niet verachterd zijn. Het hooger bestuur geeft den toon in vele zaken; wanneer het nu zingt op fransche wijze, dan fluiten vele arme, ongeletterde Vlamingen het op diezelfde wijze na., uit dwang. Men ziet het wel elders gebeuren, waarom niet hier na 25 jaren verfransching? Doch wij hebben met de denkbeelden dier heeren niets te maken. Wij steunen op eene wet. En wat wet is, zal en moet wet blijven, en, als wet, volbracht worden door eiken Belg, wie het ook wezen nioge Of zijn alle Belgen niet gelijk voor de wet. Indien men dus de vlaamsche wetten niet wil toe passen men verklare het zonder omwegen. Wij Vlamin gen, staan gereed. De vlaamsche pers, de vlaamsche maatschappijen zullen den oproep der Zweep beant woorden. Elkeen zal zijnen plicht doen. Eene delfstof uit onze gouwen. Eene delfstof uit onze gouwen is de klei, welke voor zeker aan al mijne lezers bekend is. Zij vormt (in min of meer groote mate) een noodig bestanddeel van eiken vruchtbaren bodem, want deze moet uit eene goed geschikte menging van klei en zand zijn samengesteld. Klei heeft met zand hoofdzakelijk dit verschil, dat de eerste zich met water tot een dikken, kneedbaren brij laat oproeren, terwijl goed gezuiverd zand zich met die vloeistof nooit aaneen laat kneden. Te veel klei maakt een bodem vast, voor water ondoordringbaar; gevol- gentlijk stijf en vochtig. Te veel zand integendeel maakt den grond te licht, niet water- en mesthoudend genoeg. Klei noch zand kunnen tot spijze versirek- kea, zij dienen enkel als geschikt midden voor de ont wikkeling der plantorganen, en voor eene juiste bedeeling der plantenvoedende bestanddeelen. Aange zien nu eene kleilaag, door hare dichtheid, het in den grond dringende water niet doorlaat, zoo zal een akker, welke onder zijnen oppersten zandachtigen bodem, zulk eene laag heeft, altijd vochtig blijven. Het water zal zich naar de laagten bewegen, en hier, van den wortel af, allen plantengroei smoren. Uit die kom zal het water kunstmatig moeten woz-den afgeleid, en indien het waar is, dat De Schepper wist een heil bij elke ramp te stichten, zoo wordt die spreuk toch zeker hier in practijk ge bracht, want uit diezelfde klei, die het ongemak ver oorzaakt, worden aarden pothuizen gevormd en gebak ken, welke bij eene verstandige draineering het kwaad verhelpen moeten. En nu wat is dit wel voor een lichaam, die klei, en waar komt zij vandaan? Klei is eene verbinding van kiezelaarde (kwartz, zand) en potaarde: het is kiezelzure potaarde. Onze klei is echter alles behalve zuiver. Zuivere klei is wit, zacht als fluweel bij het vrijven, en heet (met een chineesclien naam) Kaolin of porcéleinaarde. Met plantaardige bestanddeelen beladen, in de nabijheid der turfvenen van Veurnambaclit (in het zoogenoemd Blooteis de klei grijs of lichtelijk blauwachtigMet ijzeroxid veronreinigd, zooals de klei onzer omstreken (Zillekeke, Poperinghe, Ghelu-velt [de naam zegt het] en Roesbrugge) is de klei min of meer geelachtig of lichtbruin. Eene andere soort, in de zeldene lagen aan de zuidwestelijke zijde des Kemmelbergs, en langs de boorden van den franschen IJzer zijn bruinrood en zou den zeer wel als oker kunnen dienen. Daarenboven vindt men nog veel gekleurde soorten van klei, die meest allen onder vreemde namen geken merkt worden. Noemen wij hier Roode, gele en bruine Oker-, Terre d'Ombre; Terre de Sienne, enkel of gebrand; Terre d'Italie-, Bruin rood; Engelsch rood; Bloedrood; Armenische oker; Lemnosoker; Bucaros; en Almagra, waarmede de Spanjaarden hunnen tabak zoo geelrood kleuren en hunne spiegels zoo glad slijpen. Nota bene: dit alles is bij ons niet te vinden, tenzij eenige soorten in onnoemenswaardige kwantiteit. Al die verscheidene kleiaarden zijn het resultaat der verwedering of der uitspoeling van verscheidene soor ten van rotsgesteenten. Wanneer men, in een glas water, 't is gelijk welke dezer kleisoorten laat week worden en omroert, zoo bekomt men een troebel vocht, dat langen tijd noodig heeft tot het klaar worden. De fijnheid (dus ook de geringe zwaarte) der kleideeltjes is hiervan de oorzaak: zij blijven met het meeste gemak in het water hangen en vormen slechts na langen tijd een bezinksel. Welnu, gelijk het hier toegaat in het klein, zoo geschiedt het in 't groot in de wijde natuur. Met zand en grovere korreltjes is dit niet het geval: deze zinken onmidde- lijkten bodem. Door de krachtige, woedende bergstroo- men worden ongelooflijke kwantiteiten zand en slijk medegespoeld, welke door de onophoudelijke wrijving en botsing nog fijner en fijner worden. Geraakt de vloed nu in eene vlakke evene, zoo bezinken onmiddelijk de klompen en grootere kluitjes; het zand en het slijk wordt echter nog meêgevoerd. Bij nog stiller doorloop, bezinkt eerst het zand; het slijk (de eigenlijke klei) laat enkel af wanneer het water heel zacht voortglijdt of quasi tot stilstand gekomen is. Ziedaar dus het reusachtige slijkproces, dat de natuur sinds eeuwen lang uitvoert, en waardoor zij de ver- scheidenste bestanddeelen der gebergten mekanisch uit elkaar rukt, om ze verder op de grilligste wijze weder te vereenigen. Daardoor komt het dus, dat wij, na geweldige regenvlagen, de waters van beken en rivieren troebel en gekleurd zien, en ze maar eerst weder klaar wórden, nadat de vloed verdwenen is en het zuivere bronwater tot ons komt toegevloeid. Daaruit zal men ook nog kunnen afleiden, dat het grootste deel der klei (slijk) in de zee wordt afgevoerd, of, in de gunstigste gevallen, op den boord of aan de monding der stroomen zich nederzet, van waar zij eindelijk toch niet toeft verder voortgestuwd te wordan namelijk bij stort regens en vloeden. Doch stappen wij niet te ver op het gebied der geognosie, welker wetenschap de particulariteit draagt, de geeuwlust der oningewijden op te wekken! De hoofdeigenschap der klei: zich te laten kneden en vormen heet kneedbaarheid of plasticiteit; van daar de naam van plastische aarde, gebezigd in de kunsten van denzelfden naam. Uit Kaolin wordt porcelein vervaardigd; Tsé-ki zouden de Chineezen zeggen. Dit vaatwerk werd in de laatste helft der XVIe eeuw, door de Portugeezen, van uit het Hemelsch Rijk naar ons vasteland overgebracht. DE KUNSTBODE

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 1