STADSNIEUWS. VERSCHILLIGE TIJDINGEN. Uit gele klei worden onze dakpannen, tichels, grof aardewerk, draineerbuizen en meer dergelijks gevormd." Uit leem (zeer onzuivere klei) worden brijken en grove stukken van allerlei aart verwrocht. Uit witte pijpaarde -vervaardigt men ons duurbaar rookgerief, postuurtjes en allerlei witgoed. Eindelijk met klei kan een knap onderwijzer of leeraar een twintigtal physikale of scheikundige, zeer aantrekkelijke proeven doen, en hooft niet bij de hand te hebben die geheele kast met potten en flesschen; met lichamen, dragende bekende en onbekende namen en hebbende onkekende hoedanigheden gaven van een bezorgd en vrijgevig Staatsbestuur; schoone lokalen met kleurige etiketten, die er reeds pronkten in mijne jonge jeugd; waarvan de zouten vervallen, en de zuren vervlogen zijn, en die er tot heden toe, in hare onwan kelbare dikbuikigheid uitzien, als wilden zij die rust voortzetten tot in secula seculorum. H. Van Beveren. Brood op den grond. Zondag 11., omtrent den middag, is de muur langs den noordkant ingestort van den behouder dienende tot de leiding der wateren in onze stad. Gelukkiglijk heeft dit ongeval den dienst der waterleiding niet belet, en de behouder heeft er niet door geleden. Men verze kert ons dat alles ongeschonden is gebleven, en dat men slechts den ingestorten muur heeft te herbouwen om den behouder gebruikbaar te maken. Waaraan moet men dit ongeluk toeschrijven? De gedachten verschillenmen denkt algemeenlijk dat de grond waarop de muur rustte doorweekt was geworden door de aanhoudende regens en de doorzij- gingen. De muur, wier gewicht zeer groot was, is ingezakt; ten gevolge dier inzakking was hij niet meer in staat de drukking der watermassa, in den behouder tegen te houden. Door de macht dezer drukking, werd hij weggestooten, op eenige meters afstand gesleept en in geheel zijne lengte omvergeworpen, met. de aarde der looiing, in den gracht der versterkingen. Door dien val is liij in twee stukken gescheiden die thans eenen goeden dam uitmaken langs den grond op welken hij zal moeten herbouwd worden. Uit een verslag der zitting van den Gemeenteraad blijkt dat een onderzoek zal geopend worden om de behouder te herstellen. In afwachting zullen de wateren door de groote buizen in stad geleid worden. De kosten voor de volledige lierstelling van den behouder zijn op ongeveer 13,000 fr. geschat. Onze Moedertaal in de Staats-MIddelbare scholen en Athenaeums. Een alleszins wijze politieke maatregel, door ons ver licht en volksgeliefd Staatsbestuur, sinds zijne aankomst aan 't Bewind, uit eigene beweging genomen, is voor zeker het rechtzinnig ter harte nemen onzer Vlaam- sche Belangen Elke overtuigde en vooruitstrevende Vlaming wordt er door niet slechts ten volle gerust gesteld en bevredigd, maar moet deze groote onver wachte gunst ons zoo bereidwillig en edelmoedig toegestaan, met beide handen toejuichen, en den hoog- achtbaren heer Van Humbeeck, Minister van Openbaar Onderwijs, alsook zijn Algemeen Bestuurder van 't La ger Onderricht, ofschoon een Waal, die hiertoe groote- lijks heeft medegeholpen, uit al zijne zielsvermogens bedanken. Ons taalrecht is ons dan zoo op eens teruggeschon ken. Thans zijn wij geene verworpelingen, geene ver- stootelingen bij onzen eigen volksstam, geene vreemde lingen meer in ons eigen land! Ons Vlaarnsch wordt niet meer stiefmoederlijk behandeld en onze kinderen, de hoop van 't lieve Vlaanderland, worden door bekwame, ievervolle en taalminnende leeraren onderwezen en leeren grondig hunne Moederspraak kennen, liefhebben, eeren en hoogschatten. Alles voorspelt dan eene gansche omkeering, eene volkomene omwenteling in ons Vlaam- sche volksleven; eene zegerijke, heilvolle toekomst voor onzen stam, voor onze zonen en nazonen, die, op stoffe lijk, zedelijk, verstandelijken staatkundig gebied, eens ervan de beste vruchten zullen plukken en de vrijheids- zonne begroeten mogen, welke den moedergrond ver kwikken en verwarmen, en koene, vlaamschgezinde telgen telen zal. Dan zal de vlaamsche gulden spreuk van een onzer bewaarheid worden: De Taal is gansch het Volk! Wij, Vlamingen, mogen ons ten hoogste verblijden inden lieer R. Saey, een knap, uitstekend leeraar, ge last met bet geven des vlaamschen leergangs, bij onze Middelbare school en Athenea, een man gevonden te hebben, die zijne Moedertaal grondig bestudeerd heeft, ze ten volle machtig is en met hart en ziel aangekleefd. Van zijne teederste jeugd af vond bij een onverflauwden smaak in de aloude, zinrijke en krachtvolle spraak der Vaderen en droeg haar steeds eene onbegrensde liefde en genegenheid toe, welke met de jaren zoodanig toe namen, dat hij ten huidigen dage onder zijne warmste en kloekste verdedigers mag geteld worden. Leerling der Normaalschool van Lier, die reeds zoovele befaamde onderwijzers en letterkundigen heeft geleverd en waar hij onder leiding zijns talentvollen professors Sleeckx, de schoonheid en rijkheid zijner Moedertaal meer en meer leerde doorgronden en waardeeren, is zijne benoe ming tot dien leeraarsstoel een waar, onschatbaar ge luk voor de kinderen onzer burgerklasse; eene goede aanwinst, eene onomstootelijke waarborg tot het niet verbasteren van onzen Vlaamschen volksaard. Wij, die M. Saey van nabij kennen, vinden inhem den gullen, rondborstigen Vlaming van vroegeren tijd terug. Alles wat hem op het hart ligt, heeft hij ook op de tong. Nooit zou hij neen voor ja zeggen. Hij is gewoon elk ding bij zijnen naam te noemen, en zoo moet het zijn! Nog eenige zulke voorvechters bij ons leger aangewor ven en men zal hier te Ieperen met geene minachting op ons Vlaarnsch blijven neêrblikken. Banquet de la Sooiété de Gardes Civiques. Dimanche dernier, la Société de Gardes civiques a offert un magniflque banquet a M. J. Iweins, a l'occa- sion de sa nomination de Président a vie de la Société. La salie de XIlótel du Petit Ypres, oh a eu lieu cette confraternelle reunion, avait été, pour la circonstance, trés bien décorée, chauffée et illuminée. Quarante con vives, par-mi lesquels on remarquait la plupart des offi ciers de notre milice citoyenneavaient pris place autour d'une vaste table, dressée artistement et couver- te de pièces montées, de patisseries, de pyramides de fruits et de corbeilles de fleurs. Le coup d'ceil était ravissant. La Commission organisatrice avait parfaite- ment rempli sa délicate mission. L'liötelière, soigneuse de sa reputation, avait également mis a profit ses connaissances culinaires: le menu était composé de mets choisis, reconfortants, exquis et succulents. Au dessert, M. J. Iweins qui présidait le banquet, a porté le toast au Roi. L'assemblée, entrainée par les paroles éloquentes et clialeureuses quelle venait d'en- tendre, accueillit ce toast avec des transports enthou- siastes, et des liourras bruyants ont suivi le cri de: Vive le Roi! Par une resolution spontanée, les voeux palriotiques contenus dans ce toast, ont été transmis a Sa Majesté Léopold II. Voici la réponse: Bruxelles, le 22 Novembre 1882. Monsieur F. Ligy, Vice-Président de la Société de tir de la Garde civique, Ypres. Le Roi, trés'touché du toast chaleureux que lui a porté M. Iweins et des sentiments exprimés dans vo- tre télégramme, me charge de remercier sincèrement en son nom la Commission du banquet et toutes ies personnes qui ont bu a la santé de Sa Majesté. L'aide de camp de service. Après avoir donné lecture d'une lettre des plus flat- teuses de M. le Chevalier Aug. Hynderick, Président d'honneur de la Société, empêché par une cruelle mala- die de présider le banquet, M. Iweins a de nouveau provoqué de nombreux et vifs applaudissements en portant un toast a 1 eminent Clief de la Garde, don( l'absence était unanimement et sincèrement regrettée. M. F. Ligy, Vice-Président, a ensuite pris la parole et s'est exprimé comme suit: Messieurs, permettez-moi de porter un toast a M. Iweins, le héros de cette charmante fète, le plus vail- lant serviteur du monarque que nous venons d'accla- mer avec tant d'enthousiasme. Ce qui distingue, ce qui caractérise plus particuliè- rement M. Iweins, e'est son amour pour le drapeau national. Son coeur dóborde d'affection pour sa patrie. Le but constant de ses efforts est de la faire aimer et respecter. Toujours il a voulu une garde civique forte et bien organisee. Ne parvenant pas ft faire mettre immédiatement en pratique les idéés qu'il a préconi- sees, a cette fin, dans différentes commissions gouver- nementales, il s'est attaché a attirer, par des dons nombreux, le plus de gardes possible aux concours de - tir, offerts par ia Société. II avait la conviction, Mes- sieurs, que ces reunions, ces luttes pacifiques sont le meilleur moyen de faire naitre la fraternité et l'ému- lation, de développer le gout des armes, d'entretenir le patriotisme et toutes les qualités qui constituent le citoyen et l'homme libre. Bien avant 1865, M. Iweins prenait déjft part a toutes nos réjouissances; et, depuis plus de dix ans, comme l'a trés bien dit l'honorable Chef de la garde dans son affectueuse lettre, il nous présidé avec un zèle et un dévouement sans limites. C'est surtout grace ft son urbanité, a son affabilité et ft ses généreux sentiments que notre Société a acquis tant de vitalité, et est devenue si prospère. Aussi, clier Président, le nouveau témoignage de haute estime et de reconnaissance que nous sommes fiers et heureux de vous donner aujourd'hui, doit vous prouver, une fois de plus, qua parmi vos concitoyens de tout rang, vous ne comptez que des amis, que des admirateurs de vos talents et de votre loyauté. Messieurs, a la santé de notre digne Président Cette improvisation, souvent interrompue par des applaudissements, a été ratifiée par les acclamations et les vivats de tous les convives. L'émotion calmée, M. Iweins, en termes émus, a cordialement remercié l'assistance de ses jmarques d'a- mitié et de sympathie. D'autres toasts encore ont été successivement portés et salués par de chaleureux applaudissements, entre autres par M. le Lieutenant-Adjudant-Major A. Ligy a M. Smeysters, Capitaine au ler de Ligne, membre d'lion neur de la Société et auteur d'un excellent manuel pra tique, supérieurement condensé et coordonné, et récem- ment publié a l'usage indispensable, non-seulement des officiers et sous-officiers de gardes civiques, mais encore de tous les gardes soucieux de connaïtre leurs devoirs et leurs obligations. Après un véritable concert qui a valu des ovations bien méritées a plusieurs amateurs pleins de Yerve et d entrain, cette belle fète de familie, qui laissera de du rables souvenirs, a pris fin fort tard dans la nuit. Koormaaisehappij La Lyre Ouvrière Het S4 Ceciliafeest zal door deze maatschappij luister rijk en vrolijk gevierd worden. Volgens het programma dat te dier gelegenheid is opgemaakt, zullen de feesten als vo^gU n V'6r C'a"en ^uren' en samengesteld zijn Zondag, 26 November. Om 1 ure, banket. Om 8 ure, bal monster. Maandag27 November. Ten 11 ure s morgens, algemeene bijeenkomst dei- werkende leden, en uitvoering van het zangstuk- A genoux devant Vouvrier 's Avonds ten 8 ure, vermakelijkheden voor mans- en vrouwspersonen gevolgd door eene tombola voor de vrouwen. Dinsdag28 November. s Avonds ten 8 ure, kaartspel voor de werkende leden, zes scuoone prijzen zullen te winnen zijn. Woensdag, 29 November. Om 8 ure 's avonds, groot souper van heersens en souzen, gegeven door Strecq-Baas. Donderdag, 30 November. Om middernacht, tot sluiting der feesten Groot en vermakelijk kandeel Om nog eens te vergaderen rond 't drinkpateel. Aanval. - ie Dranoutre is verleden week een aanval gepleegd op de kleindochter van B. Bril. Terwijl zij de koeien naar huis leidde, werd zij door eenen onbekende bij de keel gegrepen, eenigestappen ver door de modder gesleept en in eenen diepen out gewor pen. Op haar hulpgeroep werd zij uitgehaald door B. lop, en ter verpleging in d'hofstede vanK Theeten gedragen. Haar toestand is voldoende. Men ze^t dat het fransch gerecht op het spoor van den. dader is° (KINDERDICHTJE.) Zie, daar ligt een stuksken brood! Jongen, wacht u wel er op te treden; Hebt gij overvloed op heden, Jongen, morgen mogelijk hebt ge nood! Raap het op en geef het aan een dier, Zoo gij zelf het niet wilt eten; Gij zult zien met wat pleizier Hoen of hond het op zal vreten. Neen, vertrap toch geen stuk brood, God straft zulks met wrceden nood Als ik klein was, 'k kende een knape. Die geen broodstuk op zou rapen, Dat liij voor zijn voeten vond; Eerder zou hij het vertreden, En in 't zand tot vuilnis kneden. 'k Ken hem nog op dezen stond. Al verliepen er veel jaren. Weet gij hoe hij heeft gevaren Hij werd arm en had geen moed Tot het werk in tegenspoed. Hij gaat beedlen aan de deuren, Klagend diep zijn bittren nood Liet dit God alzoo gebeuren Tot een' les voor klein en groot? Zie, daar ligt een stuksken brood!.. Jongen, wacht u wel erop te treden Hebt gij overvloed op heden, Jongen, morgen mogelijk hebt ge nood Gods zegen is het brood Komen, NQvember, 1882. P. P. Denys.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 2