NIEUWSBLAD VOOR
POPERIHGHE EN OMSTREKEN
ClmneUnlclÉrie
MEUBELS,
HET NOTARIEEL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD
verschijnende
den Zaterdag namiddag.
ANTONY-P ERMEKEPhotographe,Boterslr., 57., Yper en Gasthuisstr, 9, Poperinghe. - Telef. KM:
12000 Hoppepersen
en ÏOOO Kepers,
Bank van Poperinghe
DEN DISGH
VERPACHTING VAN
Boschtaiiliën en Plantsoenen
Zondag 6Maart iqio.
5 Centiemen.
6c /aar. -AA
ANNONCEN
Den drukregel 10 c.
Hei haalde Annoncen
volgens overeenkomst.
Eerste Taps, Bollingen
en iierbergkenüissen
mits betaling van 25 cn.
Alle Annoncen
vooraf betaaibaar
moeten vóór den
Vrijdag-noen
ingezonden worden.
INSCHRIJVINGSPRIJS
Buiten grondgebied van
Poperingbe
Op grondgebied van
Poperinghe
Buitenland 4,60 fr.
De plakbrieven
die bij mij gedrukt zijn,
zullen ééns onvergeld
in het blad verschijnen.
Uitgever, VALERE SANSEN, Boek- en Steendrukker, Gasthuisstraat, 15, Poperinghe.
A VENDRE OU A LOUER
a Godcwaersveide,
Notaris BOUCQUEY,
Vrijdag 11 Maart 1910,
Zaailanden, Weiden, Meerschen
Hovingen en bebouwde gronden,
Notaris HAGHEBAERT,
TE PROVEN.
Op Woensdag 16 SVIaart 1910,
TE CROMBERE,
Koopdag van
LANDSALAAM en VRUCHTEN.
Notaris BA CQ U A ER E,
TE POPERINGHE.
Op Vrijdag 25 Maart 1910,
Openbare Ver hooping van
Notaris PEEL,
te Rousbrugge-Haringhe.
Woensdag 16" Maart 1910
Openbare Verhooping
te Grombeke.
UIT TER HAND TE K00PEN
OE KWESTIE
Verkeerd afgeloopen.
££RST£ GOMMUNIEVERHAAL
Een jonge Held.
a
worden ingelijfd
EN A AR
Eet recht, annoncen of
artikels te weigeren is
voorbehouden.
2,50 Fr. VOOR IEDEREEN.
De Herbergiers hebben recht
aan KosteTooze infassching
van twee Ilerbergfoeston.
Bijzondere buiten stad 2,50
binnen stad 2,00
Herbergiers buiten stad 1,50
binnen stad 1,00
Wekelijksche Almanak.—Maart.
Zon op.
Zon onder.
Zondag
6
Lcetare.s. Coleta, Fridolinus, Victor.
6 ure 19 min.
5
ure 31 min.
Maandag
7
s. Felicita, Thomas van Aquino.
6
17
5
33
Dinsdag
8
s. Joannes de Deo, Pliilimon.
6
15
5
34
Woensdag
9
s. Francisca, Gregoris, Reinhard.
0
13
5
36
Donderdag
10
De 40 Martelaars van Sebasten.
6
11
5
37
Vrijdag
11
s. Constantinus, Firmin, Ramirus.
6
9
5
39
Zaterdag
12
s. Gregorius de Groote, Rosina.
0
7
5
40
Laatste Kwartier.
Nieuwe Maan.
Eerste Kwartier.
Volle Maan.
Vrijdag 4 Maart, te 7 ure 52 minuten 's morgens.
Vrijdag 11 Maart, ten 12 ure 12 minuten 's namiddags.
Vrijdag 18 Maart, ten 3 ure 37 minuten 's morgens.
Vrijdag 25 Maart, ten 8 ure 21 minuten s' avonds.
Hameau Callecanes, le long de la frontière.
uii ÉTABLISSEMENT
POUVANT SERVIR DE
avec MAIS0N
k usage de Cabaret, et Jardin.
S'adresser au Notoire BUT AYE, a Ypres
STUDIE VAN DEN
TE POPERINGHE.
om 2 ure namiddag
ter herberg bewoond door Henri Catrycke,
Casselslraat, te Poperinghe,
GEï.EGEN TE
Poperinghe, Westoutre, Reninghelst, Watou,
Boeschepe Godewaersvelde,
Toebehoorende aan de Kerkfabriek van
O. L. V. te Poper inghe.
STUDIE VAN DEN
om 2 ure namiddag
op het hofstedeken waar Theodoor Caveel
overleden is,
Tijd van betaling boven de 10 franks.
STUDIE VAN DEN
zijnde Goeden Vrijdag),
om 2 ure namiddag, onmiddelijk na de aan
komst van den trein uit Hazebrouck, op de
landingen van den heer Pieter Quaghebeur-
Proot, te Poperinghe, bij de statie van den
ijzerweg en langs d'Elyerdingliekalsij,
(d'helft epiceas en d'ander helft sparren),
van le, 2e, 3e en 4e klas,
al ware epiceas,
ook verdeeld in vier klassen.
Tijd van betaling tot ln Januari 1911,
mits goede en welbekende borg le stellen.
De vergadering ter herberg Den Transvaal,
langs de Elverdinghe-kalsijde.
STUDIE VAN DEN
om 3 ure namiddag,
ter herberg De Koornbloem bewoond dooi
Lievin Wylleman, ter dorpplaats van Crom-
beke,
van
EERSTE KOOP De partie genaamd
De Lange Dreefgroot 30 a. 50 ca., met
46 geteehende plantsoenen en 1 krullaar.
TWEEDE KOOP De partie genaamd
De vijf lijnen groot 70 aren 70 centiaren,
met 56 geteehende plantsoenen.
Gewone voorwaarden en tijd van betaling
mits borg.
De Suilierij Van Tieghem - Dupont,
Rousselaere, blijft BITTER maar is zuiver
en gezond.
Een gerievig Woonhui» met koets
poort, paardenstal, remise onverdere gerief
iijkheden, dienstig tot allen handel, met 2 a.
73 c. grond en erve, te Poperinghe bij d<
statie.
Voor alle inlichlingeff zich te begeven
ter studie van den Notaris itaequaeri
dezer stad.
«stii Nflcrris, Coevoej, itaert Oe
POPERINGHE.
Wij hebben de eer U te laten weten dal
wij te Poperinghe eenen Bank komen
te openen onder den maatschappelijken
naam
BANK VAN POPERINGHE
van Merris, Coevoet, Baert Cie.
Hieronder zult gij een overzicht vinden
van de bewerkingen waarmede wij ons
zullen bezig houden.
Onze bank te Brussel is de Caisse
Générale de Reports de Dépots.
Gelief te aanveerden M de verze
kering onzer gevoelens van hoogachting.
BANK VAN POPERINGHE
OVERZICHT ONZER BEWERKINGEN
Kredietopening in loopende rekening
LUIUptC-cuurant
Leening op publieke Fondsen
Leeningen op vaste goederen.
Beursbewerkingen.
Bewaring van titels.
Uitgave van Wissels.
Storting van gelden.
Het voorloopig bureel is te Poperinghe,
Groote Markt, nr 17. Telephoon 46.)
Het bureel is open alle werkdagen van
.9 ure 's morgens tot 's middags en van
2 lol 5 ure namiddag.
VAM
VA1W l»OÏ>Eï£IiV€ÏIigd.
Tijdens de laatste gemeentekiezingen,
hadden eenige mistevredenen vooral "het
bestuur van den Disch van Poperinghe aan
gevallen. Zij beweerden te handelen uit
liefde voor hunne bedrukte medeburgers,
zoo schreven zij in hun laatste strooibladje.
Maar de kiezers lieten zich niet misleiden
door die klachten en beknibbelingen. Het
bestuur bleef in de handen der katholieken.
Wat bleef er nu te doen over
De misnoegden zouden onderduims andere
burgers opstoken om naamlooze en andere
brieven te zenden naar liet parket en andere
overheden in de herbergen en op straat
moest men allerhande valsche geruchten
uitstrooien dat er onrechtveerdigheid en
vervalsching van geschriften geschiedde in
verschillende besturen en vooral in den
Disch.
Bakkers zonden dus klachten naar 't par
ket van Yper en naar den Procureur-Géné
raal te Gentdriemaal werd er een onderzoek
ingesteld, en sommige burgers, die hunne
tong wat te lang gerept hadden, werden
als getuigen onderhoord. Intusschen stelde
M. Nolf driemaal eene vraag in de Kamer
van Volksvertegenwoordigers, ten einde
eene openbare aanbesteding van het brood
van den Disch te vragen. Eindelijk moesten
de Dischheeren voor 't gerecht verschijnen.
Waarvan werden zij nu beschuldigd door
hunne aanklagers Bij het volk had men ze
uitgegeven alsof zij onrechtveerdigheid.
ontvreemdingen, vervalsching van boeken
en geschriften en zelfs dieverij gepleegd had
den. Maar de Procureur-Généraal van Gent,
die de vervolging inspande, en na nauw
keurig onderzoek niets onregelmatig noch
onrechtveerdig vond, behield slechts één
feit ten hunnen laste, namentlijk dat
zij artikel 245 van het strafwetboek iiadden
overtreden, met zelve koopwaren geleverd
te hebben aan het Weldadigheidsbestuur
waarvan zij lid zijn.
De zaak werd een eerste maal voor de
correctionneele rechtbank van Y'per opge
roepen op Donderdag 17 Februarizij moest
uitgesteld zijn om reden van de afwezigheid
van M. Colaert.
Dinsdag laatst, 1 Maart, werd de zaak
opnieuw opgeroepen. Uit nieuwsgierigheid
waren verscheidene PoperiDghenaren naar
Yper gegaan om de debatten te volgen.
Namens Camille Rabaut, bakker in de
Yperstraat te Poperinghe, stelde de advo-
kaat Desagiier van Gent zich aan nis bur
gerlijke partij. Hij trachtte te bewijzen dat
de Dischmeesters stoffelijke en zedelijke
schade berokkend hadden aan den aankla
ger Rabaut Maar hij vergat die geleden
schade te schatten en aan te duiden.
Daarop antwoordde M. Coi.aert dat
Rabau, bakker zijnde, geen de minste schade
kon geleden hebben in zijn eigenen stiel van
woge winkeliers iu schepwaren of olie
goederen.
M. Begerem voegde erbij dat. de Disch
meesters toch geen bakkers waren, dat zij
zelf geen brood leverden, maar andore koop
waren, zooals stoffen, enz. Er kan hier geen
kwestie zijn, zei hij, van te bespreken waar
om er, ten rechte of ten onrechte, ge -n
openbare aanbestedingen gedaan worden.
Daarenboven moet men niet komen zeggen
dat men schade geleden heeft, als ltabau'
zelve niet juist weet wat hij in zijnen k lacht-
brief onderteekend heeft.
M. Colaert zei ten slotte dat de recht
bank onbevoegd is om uitspraak te doen in
bestierlijke zaken en dat bijgevolge tfe
vraag van Rabaut niet aanveerdbaar is, zoo
veel te meer daar deze klager zelf zijn ge
leden schade niet schatten kan.
Na beraadslaging sprak de rechtbank uit
dat C. Rabaut niet het minste recht had op
eene schadevergoeding, en verwees hem tot
de kosten van de burgerlijke partij.
Vermits M. Desagher verklaard had in
beroep te gaan tegen die uitspraak (omdat
die afwijzing hun nogal wat kosten op den
hals trekt) stelde M. Coiaert voor het proces
op te schorsen.
M. de Voorzitter Biebuyck achtte dit, niet
noodig en ging over tot het verhoor der
getuigen.
Henri Coucke, bakker te Poperinghe,
die eerst opgeroepen is, verklaart dat hij
niets te reclameeren heeft tegen de Disch
meesters dat hij alleenlijk brieven géschre
ven heeft naar den Procureur-Généraal.
C. Rabaut, mag niet meer verschijnen als
getuige, omdat hij als burgerlijke partij eene
schadevergoeding geeischt had.
Robert George,"bakker, verklaart ge
vraagd te hebben aan een der Dischmeesters
om aan hem eene matras te koopen op cre-
diet. Dit werd hem toegestaan. George
leverde brood aan den arme op rekening
van dien Dischheer en toen hij voor zooveel
brood geleverd had als de weerde der ma
tras bedroeg, ging hij bij den Disch meester-
om zijne rekening effen te doen. Dit is al
wat hij weet.
Gustave Haemers, winkelier, weet niets
ten laste van de belichten.
JLtiolf Tu&ftt-,;«ttVt»isffiSc*y Lc*l«ntv;.i orr LcÖlTH
Houwen, schoonmoeder van Rabau, bewe
ren dat 2 verschillige Dischmeesters hun
zouden gezeid hebben Komt wat meer
naar mijnen winkel, en ik zal op u peinzen
Lievin Vankemmel, werkman, en Marie
Lebbe, werkvrouw, verklaren dat zij van
den Disch kleerstoffen en schoenen bekomen
hebben, van meerder weerde dan hun bon
bedroeg bedde deden eenen toeleg.
Francois Leys, winkelier, getuigt dat hij
O]) zijne eigene rekening eene levering in
geschreven had, door eenen Dischmeester
zelve gedaan.
De weduwe Verliaeghc-Lermytte, die ook
als getuige opgeroepen werd, was afwezig.
Het getuigenverhoor was daarmede ge
ëindigd. Iedereen der aanwezigen moest
bekennen dat het toch maar pijnlijk was,
zulke onnoozele of onbeduidende bezwaren
in te brengen voor eene zaak, waarover
zooveel verteld werd, bijzonderlijk door
deze die niets of bijna niets ervan weten.
I-let publiek, gekomen om het proces bij te
wonen, trok de schouders op telkens een
getuige onderhoord geweest was. 't Was
ook inet recht dat M. Begerem aan de recht
bank vroeg Waarom zijn wij hier ge
komen
M. Begerem droeg dan op meesterlijke
wijze, de verdediging voor van twee der
betichte Dischmeesters.
Hij sprak omtrent in dezer voege
Al de getuigen, uitgenomen Rabaut,
hebben verklaard dat er ten hunnen opzichte
geen de minste onrechtveerdigheid gepleegd
is geweest. Had men veel armen van Pope
ringhe doen komen, zij zouden ook geen
klachten gedaan hebben.
Wie klaagt er ons dus aan Het is het
parket van Yper niet dat ons voor de tribu
naal brengthet is de Procureur-Généraal
van Gent. Het parket had immers ten onzen
laste niets gevonden dat onder de toepassing
der wet viel.
Men had noodig gevonden Rabaut, eene
klacht te doen onderteekenen door een
ander opgesteld en welke hij zelf niet,
gelezen had. Twee dagen later heeft hij dit
zelf bekend in eenen brief die Hij aan den
heer Procureur des Konings schreef.
Hier gaf de heer advokaat lezing van
dien brief, die nagenoeg als volgt luidde:
Mijnheer de Procureur
De brief welke gij ontvangen hebt, met
mijn naam, is van mij niet. Ik had den
brief onderteekend zonder te lezen, den-
kend, gelijk men mij verzekerde, dat het
- eene aanvraag was aan het armbestuur
onzer stad. Vandaag heb ik vernomen dat
hij tot U gericht was als eene aanklacht.
wegens vervalsching van rekening in het,
armbestuur. Ik beschuldig niemand van
vervalsching, want ik weet er in het ge-
- heel niets van. Men heeft mij bedrogen
met dien brief te doen teekenen.
Dan vervolgde M. Begerem
Uit het onderzoek is er gebleken dat
Pierre Deheegher de eerste brief van klach
ten aan Rabaut. afgegeven heeft om te doen
onderteekenen deze heeft het gedaan zon
der nadenken. Volgens de verklaring van
Rabaut was de brief opgesteld door Henri
Coucke, ofwel dooi- zijnen zoon.
Het is dus Deheegher die de vervolging
verwekt heeft. Daarin is er een verdoken
inzicht, gelegen dat men gemakkelijk raadt en
dat ik thans nog niet moet kenbaar maken.
In den eersten brief was er spraak van
onrechtveerdige handelwijze en ver
valsching van leveringsbons Het tribunaal
zal oordeelen dat er slechts schande en
oneer zal overblijven voor den opsteller van
zulk eenen brief. Niettegenstaande deze ver
volging, zullen de betichte Dischmeesters
voort aanzien worden ais treffelijke men-
schen, gelijk zij altijd geweest zijn.
Wat nu de levering van brood betreft, er
zijn waarlijk drie verzoekschriften naar
den Heer Minister gezonden geweest om
eene openbare aanbesteding te vragen
het eerste was onderteekend door één bakker;
het tweede nogmaals door één het derde
door vijf bakkers van Poperinghe.
Integendeel het meeste deel van de bakkers
van Poperinghe begeeren geene openbare
aanbesteding met 38 hebben zij eene peti
tie onderteekend om de verdeeling van de
levering te behouden.
Do onregelmatigheden waarvan Rabau
sprak, en waarover wij beticht zijn, vallen
niet onder toepassing van artikel 24a. Dank
jan dit proces is het bewezen dat de Disch
meesters de armen van Poperinghe geens
zins benadeeligd hebben.
Nu was liet de beurt van M. Colaert om
de twee andere belichte Dischmeesters te
verdedigen.
Menig Pöperinghenaar keilt zijn rede
naarstalent, oin op spottende en behendige
wijze zijne tegenstrevers te hekelen.
Hij nam de gelegenheid te baat om te
spreken over 't overdreven gerucht dat men
gemaakt had nopens het leveren van eerie
matras en over het geven van fruitsiroop
tot het verkloeken van 't inensehdom
Inderdaad, een der Dichmeesters had eene
behoefiige vrouw, die kloekte noodig had,
eieren tot ondersland gegeven en daarbij, als
aalmoes, een pot fruitsiroop gevoegd. Die
fruitsiroop werd niet in rekening gebracht,
zooals het welweters beweerden.
Op schertsenden toon raadde de heer ad
vokaat de aanklagers aan, samen met de
burgerlijke partij, wat te gaan rusten op de.
matras en eenige lepels fruitsiroop te nemen
om goed in te slapen.
Hij deed uitschijnen op welke hatelijke
manier de aanklagers te werke gegaan wa
ren, om de Dischmeesters valschelijk te doen
verdenken en zegde dat al dat gerucht
slechts een doel had, dat was: het volk op
le stoken in vooruitzicht van de kiezing.
Indien leden van het bestuur zelve koop
waren geleverd hebben, dit feit bestaat op
alle gemeenten cn heeft te Poperinghe altijd
bestaan van 1805 af. De aanklagers zelve
moeten het bekennen. Zijn de leveranciers
daarom geene eerlijke lieden meer?Stipte-
lljK volgens cie wet, zou men, als Beheerder
van den Disch, zelf geen brockknop mogen
leveren voor een arme maar de wet rnoet
inzien of er metterdaad misbruik gemaakt
werd. Bijvoorbeeld, als een arme 's avonds
laat om onderstand komt vragen, moet men
ze dan de stad rondzenden om hier dit, en
daar dat te halen Zou men in dringenden
nood niets mogen geven uit zijnen eigen
winkel
In alle geval zal ieder weldenkend mensch
moeten bekennen dat de Dischmeesters gee
ne minste onrechtveerdigheid begaan heb
ben. Werd mogelijks artikel 245 overtreden,
daarom blijven die betrokken Bestuurders
toch treffelijke menschen, die zonder oneer
do rechtbank zullen verlaten.
Gedurende de beraadslaging van de Recht
bank besprak het publiek de prachtige plei
dooien van de heeren advokaten iedereen
vond dat het zop do boonen niet weerd was,
en voelde dat er daar iets anders onder
schuilde dan geledeue schade en hande
ling uit liefde voor bedrukte medeburgers.
Aangezien de aangeklaagde Beheerders
van den Disch, met zelve koopwaren te leve
ren, artikel 245 overtreden hadden, werden
zij voorwaardelijk verwezen tot 26 fr. boete
of 8 dagen gevang. Dit was de kleinste
straf die men hun kon opleggen.
Tegen dit vonnis kunnen de aanklagers
niet in beroep naar Gent gaan, zooals zij het
reeds uitgesteken hebben. Dat kan liet par
ket alleen.
Aan het hooren spreken van de optouw-
zetters dezer zaak, hadden de Dischheeren
zich plichtig gemaakt aan ontvreemdingen,
aan vervalschingen van bons, en ik weet
niet aan welk ai andere feiten. En zij gingen
ze eens goed op hunne plaats zetten.
Do Dischheeren moesten, kost wat kost.
veroordeeld worden. Om daarin te gelukken
hebben de tegenstrevers geen de minste
moeite, hoe hatelijk ook, gespaard.
Het minste herbergpraatje over den Disch
dat zij hoorden of vernamen, was aangeboekt
en, al was het overdreven, of ongegrond, of
enkel misnoegdheid, toch kwam het hun
lachend toe. In hunne oogen scheen het een
bewijs te meer, om hunnen vurigen wensch,
't is te zegggen om de Dischheeren eene
groote straf te doen toepassen, te zien geluk
ken.
Overal de aantijgingen van oneerlijkheid
die zij ton laste der Dischheeren legden, is
een grondig onderzoek gedaan geweest, dat
bewezen heeft, dat de Dischheeren zich aan
geen enkel feit van oneerlijkheid plichtig
gemaakt hebben. Dit onderzoek strektgansr.il
ter hunner eer en tot. schande van deze die
het uitgelokt hebben. Op de rechtbank durf
de niet een getuige den herbergpraat als
beschuldiging herhalen.
De voorwaardelijke straf van 26 franken
boete die de Dischheeren opgeloopen hebben
om zelf, terwijl zij Bestuurlid waren, goed
aan den arme geleverd te hebben, krenkt
geenszins hunne eer en zij mogen gerust met
verachting hunne vervolgers bezien.
Coucke en Cie beweerden te handelen uit
liefde tot den werkman en tot den neringdoe
ner. Wat ons betreft, wij denken gerust tt;
mogen zetten dat zij handelden niet alleen-
lijks uit eigen baat, maar ook om twist en
tweedracht tusschen de bevolking te ver
wekken.
Hadden Coucke en Rabaut, tot nadeel der
andere bakkers, het brood voor den Disch
mogen leveren, zoo zij het begeerden, dan
hadden zij wel gezwegen. Maar dit is hun
niet toegestaan geweest en dit is ook de
reden hunner gramschap.
Wij zijn nieuwsgierig te weten of onze
Poperingsche Confrater, dié beloofd heeft
zijne lezers goed op de hoogte te houdéii
van dit onderzoek, nu het hert zal heb
ben hun de waarheid te zeggen over de ha
telijke zaak der fruitsiroop. Dit was eene aal
moes, zooais het op volle tribunaal bewezen
werd, en niet een middel tot verkloeking
van 't menschdom zooals hij kleingeesti
genoeg was te schrijven.
Het was in een kerksken te Parijs, de
groote wereldstad die onder hare drie
millioen inwoners voorbeelden telt van alle
deugden en van alle ondeugden.
Wierookwolken stegen omhoog, orgel
klanken bruisten door de beuken en op de
schaar der geloovigen lag eene ingotogene
en godvruchtige stemming.
Het kerksken was arin en het zien niet
waard, maar niettemin met zijn versierde
altaren, met zijn talrijke kinderen op hun
best maakte het een diepen indruk. Trouwens
hot was de dag der eerste communie en voor
dit blijde feest was het grootste deel der
parochie ter kerke gestroomd.
Het orgel zweeg en de priester klom in
zijnen preekstoel. Hij liet zijn vurig woord
galmen over zijn toehoorders, over de hin
ders vooral die al voren zaten en, onder het
preeken, kwam zijn gemoed vol. Ach! hij
kende ze immers al, deze knaapjes en meis
jes die vandaag voor den eersten keer aan
's Heeren tafel zouden verschijnen hij had
zich aan hen toegewijd met al den ijver van
zijn priesterlijk vaderhart terwijl hij ze tot
den schoonsien dag van hun leven voorbe
reidde, en hij wist ook dat zij alle arm waren
en, met de eerste communie ook den eersten
stap zetten in een nieuw leven vol arbeid en
gebrek, vol schrikkelijke gevaren voor ziel
en lichaam. Van nu af zou hij die uit de
oogen verliezen en wie kon het voorzien of
hij ze vóór den troon des Allerhoogsten eens
zou wedervinden.
De angst voor liuu geluk, zijne vaderlijke
bezorgdheid, zijne warme liefde gunden hem
geene rust. En, gelijk daareven het orgel,
zoo bruiste en weerklonk nu zijne machtige
stem door de beuken en klopte ze op het
harijc van zijn kleine toehoorders. Hij sprak
hun van het geluk der eerste heilige commu
nie, van de gevaren des levens, van de
sterkte des christenen.
Het geschiedde ten tijde der kerkver
volgingen zoo vertelde hij aan de parochia
nen en aan de scherpluisterende kinderen;
->de trouwe volgelingen van Christus zucht
ten in den kerker en een deel van hen zag
reeds voor den volgenden dag den schrikke-
lijken dood te gemoet. Ze zouden door wilde
dieren verscheurd worden. Maar dit was de
oorzaak niet van hun kommer en droefheid
alleen wenschten zij nog een keer hel brood
des levens te ontvangen.
Iniusschentijd beraadslaagden de oversten
der kerk om te weten hoe men aan de
kloeke martelaren het heilig Sacrament in
het gevang kon aanschaffen. De geloovigen
smeekten de priesters dat zij zich aan het
schrikkelijk gevaar niet zouden blootstellen
ook gevangen genomen en gedood te worden.
Want werden de herders getroffen, wat zou
er van de verweesde kudde geworden «Overi
gens was iedereen ertoe bereid deze heilige
boodschap te verrichlen.
Terwijl de geloovigen, vol godsdienstijver,
hunne priesters omringden, drong een knaap
naar voren, niet ouder dan gij die vandaag
voor de eerste maal ter Heilige Tafel moogt
naderen. Hij heette Tarcisius. Hij smeekte
on hij bad zoo schoon dat men hem net heilig
lichaam van Christus zou toevertrouwen, hij
beloofde zoo vast en zoo stellig het alleszins
in den kerker te brengen dat de priesters er
door ontroerd werden. "Tarcisius, merkten
een paar Christenen op, zal gemakkelijker
in den kerker kunnen binnendringen dan wij,
want op zoo een onmondig kind zullen de
wachten geen acht geven. Hoe zou het hun
ooit te binnen komen dat het de heiligste
mysteriën van ons geloof op zich draagt
Ten gevolge van dit zeggen stemde de ver
gadering toe in het verlangen van het kind.
Zoo werd dan de Heilige Communie met veel
eerbied in linnen doeken gewonden en aan
den knaap overgereikt. Deze verborg ze op
zijne borst en kruiste zijne armen boven zijn
kostbaren schat opdat niemand hem zou kun
nen losrukken van zijn hart. Aldus spoedde
hij voort naar de gevangenis der veroordeelde
christenen.
Hij moest ecliter dwars over eene.markt
waar verschillende jongens lustig aan 't spol
waren. Tarcisius kende die, want hij was
vroeger hun vroolijke makker geweest
maar sedert hij met zijne familie het chris
telijk geloof had aangenomen en derhalve
in gedurig doodsgevaar leefde, kon hij goen
genoegen ineer scheppen in liet lichtzinnige
spel der Romeinsche jongens. Hij wilde stil
en ingetogen doorstappen. Dan eischt een
ruwe en sterke knape dat hij tnee zou spelen
en, op het weigeren van Tarcisius' beet hij
hem woedend toe Gij moet met ons spe
len, uwe boodschap zal wel zoo dringend
niet zijn". Ik kan niet, ik mag niet»
antwoordde Tarcisius, en heel zachtjes
voegde hij daarbij ik draag immers mijnen
God. En vaster kruiste hij zijn armen op
zijn borst.
De jongens werden nieuwsgierig en zij
vroegen hem wat hij zoo voorzichtig
verborgen Hield. Toen Tarcisius het maar
niet verklaren wilde, vielen zij op hem neer
en stootten en sloegen hem zij poogden ook
zijne gekruiste armen los te krijgen, maar
zij waren zoo vast als ijzer en begaven niet,
ondanks al de krachtinspanningen der ruwe
bengels.
Midderwijl kwam rond de vechters eene
bende toeschouwers biigeloopen en onder
hen bevond zich een afvallige christen die
Tarcisius kende. Die verrader wilde de gele
genheid niet laten voorbijgaan aan zijne,
vroegere geloofsgenooten kwaad te berok -
kenen en daarop riep hij met luide stem
••Houdt hem vast, gij knapenHij is christen
en draagt de geheimenissen van zijne sekte».
Eene onzeglijke woede greep de menigte
aan en als één man vielen allen op Tarcisius
om hem zijnen schat te ontrooven. Hot kind
verhief zelfs zijne hand niet om zich te ver
weren; integendeel lagen zijne armen op
zijne borst geslot n, en zijne reeds verblee-
kende lippen fluisterden ik kan niet. ik
mag niet, ik draag immers mijnen God.
En zi jnen God gaf hij niet over, en hij dulde
,iet dat hij beleedigd werd ofschoon hij on
der de slagen zijner beulen levenloos ineen
zakte.
Kort daarna vonden de geloovigen het
heldhaftige kind en begroeven het doodge
martelde lichaamzijne gelukkige ziel echter
verblijft reeds nagenoeg twee duizend jaren
in den schoonen hemel en geniet het loon
der gelukzalige martelaars vóór den troon
des Allerhoogsten
Zoo sprak de priester en, vol liefdé, gleed
zijn oog over de kinderschaar daar vóór zijn
voeten. Dan met hartontroerende stem ver
volgde hijGij ook ontvangt vandaag het
Heilig Lichaam des Heeren en iedereen van
u wordt terzelfder tijd een nieuwe Tarcisius.
Ja, nog meer zult gij worden. Want Tarci
sius droeg zijnen Zaligmaker slechts op zijn
hart., gij eciner zult Hein in uw hart dragen,
en wel niet een uur ot twee maar uw geheel
leven lang. Ook tot u zal de wereld komen,
zij zal u vleien en smeeken. u bedreigen en
u aanvallen om uwen God uit uw hart te
rukken. Zult gij lafaards zijn en den kost
baren schat dien men vandaag aan uw
kinderkracht ter bewaring toevertrouwde
weggeven? Neen, neen, Tarcisius sterft
maar hij geeft zicii niet over. Tarcisius weet
wat hij in zijn liarte draagt. En hoe meer de
wereid en de zonde hem kwellen, hoe vaster
hij zijne armen op zijne borst toesluit om
zijnen God te beschutten. - Ik kan niet, ik
mag niet, ik draag immers mijnen God".
Dit is de leuze die weerklinken moet door
gansch uw leven-.
De priester had den preekstoel verlaten en
met plechtig gezang en feestelijk orgelspel
vorderde het heilig sacrificie. Zijn hart was
vol blijde hoop want hij had tieete tranen
zien glinsteren in de oogen der volwassenen;
en de stralende, verrukte aangezichten van
zijne eerste communiekanten meldden hem
dat de gansche groote menigte op dit oogen-
blik slechts door eene enkele gedachte
beheerscht werd. Nu mocht de wereld aan
lokken, vleien of razen met vreeset ijke woede,
't zou niet baten zij kenden hun toover-
woord ik kan niet, ik mag niet, ik
draag immers mijnen God». Neen, Tarci
sius wilde geen trouwelooze lafaard zijn, Hij
stierf maar gaf zich niet over.
Het belleken klonk voor de Communie en
ingekeerd traden de kinderen naar voren
om hunnen Heer en God te nutten. In het
hart van den priester bloeide de hoop altijd
schooner opmaar toen hij voor het laatste
knaapje stond kwam zijne oude droefheid
weer boven en zijne hand beefde terwijl hij
het Allerheiligste op de bleeke kinderlippen
neerlegde
Ja, de priester had misschien gelijk te
vreezen voor het tenger knaapje. Onder al
de arme werkmanskinders scheen het, het
armste te zijn, zoo deerlijk en ellendig zag
het eruit.en wat nog het ergste was, op zijn
gezicht en in zijne ongerust blikkende oogen
stond het geschreven dat het reeds in dichte
aanraking met de ondeugd gekomen was.
Men hoefde zich daarover niet te verwonde
ren want zijn vader was een tuchthuisge
vangene en een der meest gevreesde misda
digers van Parijs. Broertjes of zustertjes
had het kind niet en sinds jaren reeds was
zijn brave moeder aan loutere droefheid
en harteleed gestorven De kleine Albert
was opgegroeid in de school van de ondeugd,
on die kende hij beter dan zijne christelijke
leering, 't Was te danken aan de bemoeie
nissen van eene deugdzame gebuurvrouw
dat Hij nog van tijd tot tijd naar de leering
gegaan was; want daarin zou zijn vader, die
dan juist achter de grendels zat,, nooit toe
gestemd hebben. Niet dat de Heer Pastoor
over hem zooveel te klagen had boosaardig
en koppig was hij juist niet... maar hij had
veel sleclite neigingen, hij toonde zich zoo
onverschillig, zoo traag, zoo ongevoelig bijna
dat iedereen vreesde dat hij zijns vaders
voetspoor zou volgen.
De barmhartige God echter meet met eene
andere maat dan de kortzichtige menschen-
kinderen. Terwijl de priester aan het altaar
met een bang voorgevoel aan Albert dacht,
had hij dezen kleinen zondaar uitverkoren
tot een waren en echten Tarcisius. De
woorden van den priester waren gelijk vuur
vonken in Albert zijn hart gevallen en hij
Had eene ontsteltenis gevoeld zooais het te
voren nog niet gebeurd was. Dan volgde de
Heilige Communie en het arme, verachte,
aan leed gewone knaapje weende van hemel-
sche zaligheid. Het scheen hem toch zoo
wonder Voor zoover het achteruit denken
kon hadden de menschen hem verstooten en
veracht, zelfs de armste werkmanskinders
vermeden aller omgang met hem, den zoon
van den gevangene. En nu was de eeuwige
Heer des hemels neergestegen. Hij, tegen
over wien de aardsche koningen slechts
lienaars en knechten zijnen Hij had zijn
arm en verlaten kind niet veracht, Hij was
binnengetreden in zijn hart als een vader bij
zijn troetelkind, als een koning bij zijn
trouwsten onderdaan. Het kind van den
misdadiger droeg evenzeer zijnen God als
Tarcisius, de heilige martelaar.
De eerste communikanten verlieten de
kerk en buiten wachtten op hen hunne ou
ders en familieleden om ze te groeten en hun
geluk te wenschen. Dan haastten zij alle
naar huis en zelfs tot in de armste hut kwa
men, dien blijden dag, kookeboterhaminen
op tafel.
Alleen op den kleinen Al Hert wachtte
niemand. Hij was in den verborgenstejn hoek
van de kerk geslopen en hier bleef hij nog