24 Mengelwerk van «DE P0PER1NGHENAAR»
oorspronkelijk
HEN» RIK
:v verhaal door
BE ZEINE.
Zijne overspannene spieren ontslapten
opeens, en de armen met hunne bevende
handen vielen plots neer op den breeden
lessenaar, met zoovele spottend tergende
cijferschriften beladen.
Verloren^ansch verloren ben ik
raasde de ongelukkige koopman tanden
knarsend. Ik ben arm en met schande be
dreigd Vermaledijding die zal op
mijne Livina nedervallen Maar 't is om
razend te worden!... Mijne Livina, mijne
eenigedochter, zij zal arm zijn en haar naam
geschonden!... Gebukt zal'zij gaan onder
vernedering en schaamte en... o ramp!... zij
eij zal voor haar levensonderhoud met hare
handen moeten zwoegen!... Doemnis! dit
gedacht giet mij 't hert vol met kokend lood
tot overloopens!. Helaas!
redmiddel is er nog te vinden
De vervoering en aangejaagde woede van
den rampzaligen koopman scheen ten top
punt te stijgen. Hij was opgesprongen fen
had zijne gekromde vingeren als zoovele
haken door de losgerukte kleederen ge
wrongen, en woelde met de scherpe nage
helaas! en geen
len in de ontbloote borst, als wilde hij er
hert en bloed uitrukken!...
Wje!... wie redt mij P... brieschte hij
schor en heesch, wie toch komt mij nog heil
en redding brengen?... Ho! 'k wil hem,
met al mijn bloed, mijn leven geven!
Hoordaar weerklinkt de schelle toon
der huisbel
Doemnis!... brult de wanhopige als
onmachtig neerzinkend op zijnen stoel,
daar... daar... is de laatste wisselbriefde
genadeslag
Stappen weergalmen en naderen in den
gang.
Daar wordt de deur van 't bureel ge
opend en....
Maar neen! bedriegen zijne vochtige,
ontstokene oogen den als uitzinnigen koop
man niet?... Die man!... maar dat is geen
bank- noch handelsbediende!...
Koopman Dolfreyns, zoo klinkt de
stem van den binnentredende, koud doch
beleefd, mag ik tot u voor zaken komen?...
Zaken gij komt voor zaken gij
Jonas Van Helmen?... zuchtte de ongeluk
kige als wezenloos.
Inderdaad, wedervoer de bezoeker, die
genoemden naam droeg, ja. ik kom voor
zaken, heer Dolfreyns komaan! mag ik
met u rechtuit spreken en handelen
Welnu, ja, spreek op en rechtuit!
morde de koopman Dolfreyns grimmig, den
handelsmededinger, wien hij niet minst lij
den kon, met doffen blik 'aanstarend. Ja,
spreek op! herhaalde hijheer Van Helmen
komt gij om mijn verderf te voltrekken,
om u in mijnen ondergang te verlustigen,
om mij onder de onverbiddelijke slagen van
het noodlot overwonnen te zien
Neen, zeker neenIk kom u redden
murmelde de bezoeker plechtig bedaard.
Mij... mij redden!... kreet de koopman
opspringend.
Zooals ik u zegherhaalde de andere
koel.
Maar... is dit geen wreede spot?...
bromde de huisheer opgewonden. Weihoe
gij, Jonas Van Helmen, mijn mededinger,
gij komt om mij te redden"?... Maar weet
gij dan ook niet dat ik gansch ten onder
ben? dat geene hoop tot opbeuring van
mijn handelshuis nog overblijft en ik red
deloos verloren ben... ten gronde toe ver
zonken
Ik weet dit alles, koopman Dolfreyns,
weervoer de bezoeker koud, en nochtans....
Ha! ja, gij moet en kunt alles weten!
morde de huisheer bitter. Inderdaad, ik
herinner mij goed dat gij u immer metmijne
zaken bemoeidet, zooveel als met de uwe,
om deze te doen vooruitgaan!... Mij redden
gij komt mij redden?... Maar weet' dan ook
dat heden een wisselbrief, de laatste, nog
vervalt, en zoo ik de vijf-en-dertig duizend
franken niet kan betalen....
Koopman Dolfreyns, laat ons neder-
zitten, verzocht de bezoeker koel, zich zet
tend. Zit toch wat!... Zoo is 't goedWel
nu, ik mag verzekeren dat gij, zoo gij wilt,
geenszins zult verdorven zijn, maar wel
integendeel uit allemoeilijkhèidzult komen.
Ziehier vooreest uwen wisselbrief. Ik heb
hem betaald!...
Gij... gij hebt... hem betaald? zegde
de huisheer ten hoogste verbaasd.
Ja, ik heb dien wisselbrief betaald!
bevestigde Jonas van Helmen.
En, ha, ja, gij komt om 't geld dat....
Geenszins, ik kom om geen geld hoe
genaamd, maar breng er u integendeel
Hemelhoor ik goed kreet de
bejaarde koopman, hij brengt mij geld?...
Maar wil hij mij dan waarlijk redden
Ja, bevestigde Jonas Van Helmen met
nadruk, ja, ik wil u redden van den onver-
mijdelijken ondergang, welke u bedreigt.
Edoch, dit op eene voorwaarde
Haeene voorwaarde prevelde de
huisheer opgewekt en onrustig. Welke is
die voorwaarde?
Ziehier, koopman Dolfreyns, herman
bezoeker. Ik heb, zoo ik 't zeggen mag, uw
lot in mijne handen. Immers, ettelijke
schuldbrieven, door u geteekend. heb ik
in bezit en wel ook nog dezen, die heden
zelf vervalt. Ik kan u gansch vernietigen
zoo ik wil, doch ook u redden en voor
armoede en oneer behoeden, zoo ik het
geradig vind. Dit eerste bevalt mij geens
zins, neen, uwe ondergang wil ik niet, maar
wel u de behulpzame hand reiken, om u
uit den poel te trekken, waarin gij reeds
gezonken zijt!...
Gij waart immer een schandelijke
mededinger! bromde de huisheer hoofd
schuddend, hoe zou het mogelijk zijn dat...
Gelief mij te aanhooren, koopman Dol
freyns, sprak de bezoeker koel. Ja, ik was
altoos uw mededinger en liep u menigmaal
in den weg, 't is waar! Maar, zeg mij, is
het niet in den handel: elk voor zich!
Daarenboven, gij kunt mijne behendigheid
en bekwaamheid niet loochenen en, steu
nende daarop, koom ik met de zaak ronduit
voor den dag. Welnu, koopman Dolfreyns.
ik wil u gansch uit uwen meerdan nételi'gen
toestand helpen, op ééne voorwaarde!
Eene voorwaarde? En die is
Een oogenblikgelief eerst uwe doch
ter, mejuffer Livina, te doen roepen, hier
bij ons.
Mijne dochter? gij wilt dat mijne
dochter...
Wil haar doen roepen, lieer! drong
de bezoeker aan. Het is hoogst noodig dat
zij hier getuige van ons onderhoud weze.
De huisheer belde en gebood den ver
schijnenden knecht
"Verzoek mejufvrouw hiereen te ko
men vöor enkele stonden
De knecht verdween en niet lang duurde
het of daar trad 's koopmans dochter zeer
nieuwsgierig binnen.
Gij deedt mij roepen, vader vroeg zij
de
het
aanwezig te
opgewekt, doch wijl zij den vreemdeling
ontwaarde, verschrikte zij en prevelde:
Ho! ik wist niet dat...
Verschooning, mejuffer, sprak
bezoeker, heusch groetend. Ik heb
verlangen uitgedrukt u hier
zien, ten einde te hooreii wat ik m t uwen
heer vader heb te verhandelen. Koopman
Dolfreyns, wat verkiest-gij Wat hebt
gij liefst?.... Of wel oneer, schande en armoe
de, ofwel redding en hehoud uwer goede
faam en verlossing uit uwen netoligen toe
stand? Zoo gij clit laaste bekomen wilt,
welaan, schenk mij uwe dochter Livina tot
vrouw en gij wordt gered
Groote' Hemelwat verneem ikkreet
jde jonkvrouw.
Jonas Van Helmen, gij zegt?... riep de
huisheer verdwaasd.
- Dat ik de eer heb u de hand van uwe
dochter af te vragen, koopman Dolfreyns,
weervoer de bezoeker kalm. Ho! wees zeker
dat ik haar gelukkig zal maken en gij u
nimmer zult behoeven te beklagen mij tot
uwen schoonzoon te hebben aangenomen.
Wat meer is, ik alleen, in wmns handen
gij zijt, kan u redden van onder
gang en schande. Ik alleen kan uwe le
vensdagen vreugdig laten voort vlieden, van
mij hangt uw lot en dit ook uwer lieftallige
dochter afaarzel dus niet mij een goed
bescheid te geven
Mijnheer Van Helmen, morde de huis
heer hoofdschuddend, niet ik kan u geven