26 Mengelwerk van-DE POPERINGHENAAR
oorspronkelijk verbaal door
HENDRIK DE ZEINE.
Ga, Servaas, hoort gij niet Ga rap
gebood Jonas kort.
De bediende verdween en was alras met
eenen diepen schotel terug, dien de genees
heer op den grond voor den ouderling deed
nederzetten wijl hij hem de mouw van zijn
kleed opstroopte en met een fijn lanceteenen
polsader opende.
Het aangezicht van den geneesheer be
trok misnoegd en hij schudde het hoofd vol
wrevel, immers geen enkel druppel bloed
wilde te voorschijn kómenen de ongeluk
kige vader lag immer beweegloos, zonder
den minsten schijn van leven
De heer des huizes, koud en akelig be
daard die man moest van ijzer zijn
stond het vruchteloos pogen des geneeshee-
ren te aanschouwen, die eindelijk uitriep:
Te vergeefs, die man is veroordeeld,
binnen weinige uren is hij een lijk.
I)it vreeselijk v nnis scheen den hart-
vochti :en man geenszins te ontroeren, edoch
hij fronste de wenkbrauwen bekommerd bij
het gedacht, dat de door eene beroerte ge
slagene schoonvader ia zijne woning over
sara»
lijden zou, en eenen stap nader tredende,
sprak hij tot den geneesheer:
Dokter, kan hij niet vervoerd worden
Hum, heer Van Helmen, neen! Ver
voerd? maar hij bezweke gewis in het rij
tuig zelve. Gij moet hem haastig op een
rustbed doen nederleggen, waar ik hem de
meest doelmatige zorgen geven zal.. Wie
is hij
Hij Ha! mijn schoonvader
Zoo... zei de arts, en hij staarde den
koelen koopman zeer verbaasd in het
schamper gelaat, terwijl hij beteekenisvol
het reeds grijzende hoofd schudde.
Ik zal de noodige bevelen geven
bromde de koopman, die weinig op zijn ge
mak was onder den stekeligen blik, dien
de geneesheer hem toewierp.
Hij belde en beval den knecht eenen mak
ker te roepen en, te zamen met dezen, den
bewusteloozen man uit de zaal naar boven
te dragen, wat ook rap w rd gedaan, en nu
bevond, zich de vader der arme Livina Op
een rustbed, als ontzield uitgestrekt.
Nauwelijks was dit verricht en gaf de
geneesheer zijne bevelen, of daar werd een
hevig bellen vernomen, weldra door luide
kreten gevolgd, die bewezen dat men eene
vrouw den toegang des huizes had verleend.
Gestommel op den trap, datsnel en hotsend
naderde, kwam aankondigen dat een haas
tig komend persoon daar was. en, wijl de nu
toch schrikkende Jonas achteruit week,
kwam eene .jonge vrouw met hangende ha
ren, de kleederen in wanorde en het gelaat
akelig misvormd vertrokken, binnengesto
ven, sprong naar het bed, van waar zij den
geneesheer ruw wegstootte en kermend,
hartverscheurend uitriep
Wee, wee, mijn vader! mijn arme va
der dood
Daar de jonge vrouw met snijdend gegil
op den beweegloozen man neder bonsde,
kwam de verschrikte geneesheer nader en
wilde de arme vrouw opheffen en onder
steunen.
Edoch, Livina rukte zich uit die hulp-
biedende handen los en slingerde met
reuzen macht den man een viertal passen
ter, terwijl ze kreet:
Weg, weg, gij moordenaar!
Maar daar viel nu het vonkelend oog der
vrouw op haren gemaal, die wat verder
stond. Zij sprong op en beet hem woedend
toe, wijl bloedig schuim op hare doorbetene
lippen suisde.
Ellendige beulVloekbare moorde-
denaarHa 1 gij, ja, gij hebt hem vermoord
Fn daar zij met gekromde vingeren, als
zoovele haken geplooid, hem in 't aange
zicht vloog, sprong Jonas vol ontzetting ter
zijde, vlood vooruit en ontvluchtte het ver
trek in allerhaast.
De als verdwaalde vrouw wierp zich nu
weder op 't roerlooze lichaam van haren
dierbaren vader, en omhelsde hem als ra
zend vervoerd, wijl schorre kreten, grieven
de jammerklachten, hare sidderende lippen
ontvielen en zij te werk ging, eene uitzin
nige gansch gelijk.
Zij liet zich geknield nederzakken, bons
de weer op, woelde in 't rond en slaakte al
lerhande onmenschelijke kreten.
Zij greep haren vader bij 't bleeke hoofd
aan, zoende hem woest, ri p hem toe met
alle mogelijke namen.
Helaasantwoorden kon hij niet meer,
de ongelukkige. Immers, aan den schrik-
kel ij ken'aanval van beroerte was de man
bezweken, en had reeds den geest gegeven.
De geneesheer nam een kloek besluit. Hij
stapte vooruit en wenkte de bedienden ge
biedend
Te zamen met twee knechten greep hij de
jonge verdwaalde vrouw aan, en wijl men
haar kloek, doch vol ieedere zorg omkneld
hield, bracht men baar weg uit de plaats,
die zij met afgrijselijk en onmensehelijk ge
huil vervulde en bezorgde haar in hare ka
mer, waar de geneesheer liaar nu doelma
tig verplegen zou.
Immers, koopman Dolfreyns had 's ge-
neesheeren hulp niet meer noodig.
Rampzalig was hij gestorven en Jonas
mocht zeggen
Ik. ik heb dien man gedood
III. Eerst vurig begeerdgauw moede
geworden.
Koopman Jonas Yah Helmen scheen wel
met bijzondere kans bedeeld.
Dank aan zijne sluwe berekeningen, wa
ren de zaken derwijze voordeelig voor hem
uitgevallen, dat hij alles naar wensch be
kwam.
Na over ettelijke maanden met de sclioone
en gevierde Livina te zijn gehuwd, wier
bezit niet weinig zijnen dwazen hoogmoed
streelde, kwam nu de schoonvader, wiens
zaken weer in orde waren, plotselings te
overlijden, en daardoor rolde alles wat de
man weer had gewonnen, in de kas van
zijnen hebzuchtigen en herteloozen schoon
zoon, die reeds over een niet onaardig
fortuintje beschikte
In Antwerpen nochtans was de snelle
dood des koopmarfs niet zonder innige
ontroering vernomen geworden en zijne
droevige oorzaak was wel wat uitgelekt,
immers de langtongige dienstboden hadden
gebabbeld en veel wat geschied was ten
huize huns meesters, gemeld en bepraat.
Daardoor kwam hel dat menigeen den
koopman Van Helmen, dien reeds velen be
nijdden, met minachtend oog nastaarden,
wen hij even voorbijging op straat en op we
gen.
Edoch, zooals alles, dit duurde niet lang
en weldra hadden de lieden alles vergeten.
Hunne eigene zaken immers vergden al
hunne stonden en na weinige weken sprak
niemand meer over het ontroerend gebeur
de met koopman. Dol freyns een woord.
Ten huize echter van Jonas Van Helmen
ging het zoo niet voorwaar, en de diep ge
troffen en als geknakte vrouw, de ongeluk
kige Livina, kon maar haar wee niet ver
dragen, haar herteleed verduren.
Na menigen ergen zenuwaanval te heb
ben doorstaan, na ontelbare grievende wee
klachten en oorverscheurende jammerkre
ten te heb en geslaakt, en zich te hebben
overgegeven aan de hevigste en onzinnigste
uitboezemingen eener verdwaalde vervoe
ring, was de terugwerking gekomen, en had
de overspannen zenuwen der ongelukkige
ontspannen, hare overmatige ontroering
gekoeld en haar als gansch verdwaasd, ver
brijzeld, op 't ziekbed neergeworpen.
Zij lag daar nu machteloos, als gansch
gebroken, en wat zij enkel wenschen kon,
was met haren te vroeg gescheiden vader
spoedig in een beter oord te zijn verenigd.
Terwijl nu zijne lijdende vrouw half ont
zield door geweldige zielepijnen krank op
hare legerstede was neergesmeten, zat haar
onmensehelijk wreede echtgenoot in zijn
bureel in gewichtige berekeningen verdiept,
en gansch in duistere handelsbewerkingen
verslonden.
Eensklaps richt Mij 't gebogep hoofd om
hoog eri luistert.
Heeft men niet aan de deur geklopt?
Inden laad, daar herhaalt zich het gerucht
en op 't barsche woord: Binnen! door
den koopman wrevelig gemord, wordt de
de deur geopend en verschijnt een reeds be
jaard man met st- oeven groet in de plaats.
Heer Yan Helmen! mort de binnen-