BIJVOEGSEL aan «DE POPERINGHENAAR van Zondag 11 December 191
Een Schot in den Rug
28 Mengelwerk van P0PER1&GHEMMY
oorspronkelijk verbaal door
11EKDKIK DE ZEINE.
3£5Sa®a£®S»HK2®E;2£
Arnold Van Helmen was erg eerzuchtig
en daarbij zeer hebzuchtig van aard.
Hij kon het maar niet opkrijgen, dat het
vaderlijk vermogen door beide zonen in twee
helften zou worden verdeeld, en in 't diep
ste van zijn snood en valsch hert, had hij
een plan gesmeed, om tot het bereiken van
een gewetenloos en wraakroepend doel te
geraken namelijk om zijnen broeder Guido
te doen onterven en de fortuin des vaders
alleen te bezitten.
Van den stond af. waarop dit boos plan
was ontworpen, had Arnold geene rust
meer, en was zijn voornaamste betrachten
zijnen broeder Guido overal te verdringen
en hem onder zijne voeten te vertrappen.
Op den dag, dat hetgesmeedde plan gansch
rijp was, ging Aarnold tot de uitvoering over
en wij zuilen zien in hoeverre de booswicht
gelukken kon.
Alhoewel z;jne kille geaardheid en zijne
gansch grimmige en stuursche handelwijze
den koopman Jonas Van Helmen weinig
vrienden had gemaakt, zoo nochtans was
hij sterk verbonden aan eenen handelsbroe
der, den groothandelaar Meyntens, met
wien hij reeds ettelijke winstgevende zaken
had verhandeld en op gemeenzamen, zelfs
vriendschappelijken voet verkeerde.
De heer Meyntens, reeds bejaard hij had
de vijftig achter den rug was erg met zij
nen vriend Jonas ingenomen, met wiens
inborst de zijne zeer goed strookte. Immers,
de man was, evenals zijn handelsmakker,
weinig gevoelig, maar wel hardvochtig en
schraapzuchtig.
Het geld aanschouwde hij als ware het
zijn God.
Soort zoekt soortzegt een wijs preek-
woord.
Zoo had Jonas Van Helmen den even
schralen doch sluwen en behendigen koop
man Meyntens opgemerkt, gewogen en ge
wikt, om hem tot zijnen vriend te nemen.
Niet weinig was Jonas in zijn schik, wan
neer de rijke groothandelaar hem zijne ge
negenheid, te zamen met zijn vertrouwen
schonk, immers de man had eene dochter,
die erfgename zou zijn van een uitgestrekt
vermogen, dat zij bij den dood haars vaders
erven zou, daar een broeder over eenige
jaren was overleden en 's mans echtgenoote
reeds lang van de aarde was verdwenen.
Diensvolgens ontwierp Jonas Van Helmen
het plan, de rijke erfgename voor eenen zij
ner zonen te winnen, en daar Arnold wei
nig met lichaamsschoonheid was bedeel i en
Guido integendeel een flinke en mannelijke,
schoone jongeling mocht heeten, zoo had de
vader het zoo geschikt, dat hij de echtge
noot der rijke erfgename, der bekoorlijke
Paula Meyntens zou worden.
Edoch, de vader rekende zonder zijne twee
zonen, die beiden al het mogelijke zouden
doen, om den wen'sch van den onverbidde-
1 ijken, harden man gansch te verijdelen.
Arnold vooreerst, zonder echter 't minste
te weten van het plan zijns vaders, ging
tot de stoute uitvoering van het zijne over.
Hij wilde zijnen broeder Guido uit'den weg,
en zou hem, niet voor eenen schotel linzen
soep, zooals weleer Jacob deed met Essaü,
maar voor eene vrouw, zijn eerstegeboorte-
recht afkoopen.
Valsch en geveinsd, zooals hij was, ging
hij listig aan het werk en zwoer bij zich-
zelven te zullen gelukken.
In zijnen club, die ten koffiehuize De
Meermin was gevestigd, vorschte Arnold
nauwkeurig uit wie der leden hem tot het
bereiken van zijn doel kon helpen, en toen
hij den jongen Albrecht Verclevenin het
oog kreeg, schoot hem ook plotseling een
vreugdig gedacht door het brein.
Hahij had gevonden wat hij zochten zeer
behendig verhaastte hij zich met Albrecht
Vercleven nadere kennis aan te knoopen.
Hij legde 't zoo wel aan boord, dat hij door
den argeloozen en onervaren jongeling eeni
ge dagen later ten zijnen huize werd ont
vangen, en aan de ouders voorgesteld, die
den zoon des rijken koopmans volgeerne
zagen komen, daar hij zich beïeverde, onbe
schaamd komedie spelende, allerhande goe
de gevoelens te huichelen, welke hij geens
zins in het hert bezat.
De echtgenooten Vercleven, slechts sinds
eenige jaren in Antwerpen gevestigd, wis
ten niets van de zonderlinge en zeer ongun
stige faam, die de koopman Jonas Van Hel
men, om zijne hertelooze handelwijze, had
verworven.' Zij onthaalden den jongeling
minzaam en gul, en verklaarden hem open-
hertig? eveneens met zijnen broeder Guido,
van wien de huichelaar met de vleiendste
bewoordingen sprak, kennis te willen ma
ken.
De een-en-twintigjarige Albrecht Vercle
ven was de oudste zoon des huisgezin im
mers, eene jongere zuster van zoo wat zes
tien jaren, en een broertje van twaalf jaren
bezat hij nog, en dit was oorzaak dat de
ouders eene juffer hadden aangeworven, om
de jonge en zeer wispelturige Agnes te be
waken en haar, met wellevendheidsgebrui-
ken, ook andere wetenschappen aan te lee-
ren.
De ouders hadden besloten Agnes, die
reeds uit een drietal scholen was terugge
zonden, bij zich te houden en ten einde haar
de noodige opleiding te verschaffen, hadden
zij de gezelschapsjuffer en onderwijzeres,
Margaretha Geerssen, aangenomen, die bij
de grillige en moedwillige dochter hare
moeder moest vervangen, welke enkel tijd
en gading over had voor uitrijden en in
schoone en ooguitstekende gwaden in het
openbaar te pronken.
Margaretha Geerssen was eene twee-en-
twintigjarige, rank opgeschotene juffer,
wier lieflijk bekorend voorkomen eenieder
voor haar innam, en wier minzameomgang,
ongekunsteld eenvoudig, maar zeegbaar en
indrukmakend, allen die haar naderden,
voor haar gunstig stemde
De jonge onderwijzeres was eene dochter
van goeden huize, die het ongeluk had vroeg
tijdig hare ouders te verliezen, welke haar
zeer weinig fortuin nalieten. Gelukkiglijk
was zij door eene oude moei opgekweekt
geworden, die haar studeeren liet en aan
wie het vooral te danken was, dat de schran
dere en zeer werkzame wees zich de lessen
haar gegeven, zoo doelmatig ten nutte maak
te, dat zij op eenen zeer jeugdigen leeftijd
haar diploma van onderwijzeres verwierf,
en door den heer Vercleven als leermees
teres zijner dochter Agnes werd aangeno
men
Dit nu had Arnold Van Helmen verno
men, daar hij zorgvol overal rondvorschte
en zocht, en op de jonge Margaretha Geers
sen had de schurk gansch zijn snood plan
gebouwd.
De begaafde en hoofsche juffer, gelijk wij
reeds zegden, was zeer schoon en bekorend
en de slechte Arnold, terwijl hij haar ten
huize zijns vriends Albrechts ontmoette,
moest haar rechtzinnig bewonderen.
Edochhaar bezit beoogde hij niet, al was
dit nu ook zeer benijdensweerdig. Neen,
de snoodaard zou van dit lieftallig beeld,
van die edelhertige en rechtschapene wees
een werktuig maken, dat hem de gamche
fortuin zijns vaders in handen zou spelen.
Huichelaar en veinzaard, zooals Arnold
was, had hij spoedig zijnen broeder Guido
bepraat en overhaald, om hem ten koffie
huize I)e Meermin te vergezellen, waar hij
hem aan den nieuwen vriend Albrecht Ver
cleven voorstelde, die den hupschen jongen
man met warme toegenegenheid ontving.
Verscheidene malen begaf Guido zich naar
de club, waar hij den jongeling, dien hij tot
zijnen vriend had genomen, vinden kon, en
het duurde niet lang of Albrecht noodigde
den zoon des koopmans uit, hem te zijnent
een bezoek te brengen.
Guido Van Helmen nam vreudig aan:
immers hij had voor Albrecht eene leven
dige genegenheid opgevat, en verlangde ten
zeerste met 's jonge lings, ouders kennis te
kunnen maken.
Op eenen Donderdag namiddag begaf de
oudste zoon van koopman Yan Holmee zich
ter woning van zijnen vriend, en wanneer
hij door eenen huisknecht even werd inge
laten, vond hij zich plotselings in den hel
der verlichten gang tegenover eene slanke
en bekoorlijk schoone juffer, die, door hare
onverwachte verschijning en haar aanmin
nig lieflijk uitzicht, een geweldigen indruk
op het gevoelig hert van Guido maakte.
De jonge man stond onbeweeglijk stil, zag