ZONDAG 9 FEBRUARI 1930.
WEEKBLAD r 35 CENTIEMEN
27" JAAR. N' 6.
Notarieel-, Annoncen- en Nieuwsblad voor Poperinghe en Omstreken.
Telefoon Nr S. Uitgever SANSEN-VANNESTE, Poperinghe. Postcheck Nr 15.570.
FEN BRIEF VAM
Z. H. K&RDINAM VAN ROEY
MELOTTE I
Heden en Verleden
B Ontroomers MELOTTE, N. V. M
ss
Remicourt
lEKKRiiHaHBH%M3VRkB&K8B!Haaa!PtliKH&
T'ONZENT IN 'T WESTLAND
mm.
Politiek Ü\zet*zieht
Abonnementsprijs
per Jaar
In Stad: 17 fr.|
In 't Land18 Ir.
(per post* 3
Frankrijk: JtGv*
Conso
35 fr.ï
Andere landen: 40 fr.l
TARIEF
Kleine Berichten:
1 fr. per reek
minimumprijs per
inlassching: 4 fr.
mmmm
Postabonnenten in Belgie die van woonst
veranderen, moeten dit aangeven in 't post-
bureel dat hun bedient, en niet «ut en».
Wie inlichtingen begeert over aankondi
gingen, wordt verzocht een postzegel voor
antwoord bij zijn schrijven te voegen.
[Alle annoncen zijn§
vooraf te betalen
jen moeten tegen den|
Donderdag noen
ingezonden worden|
Kleine berichten
tegen den
Vrijdag noen.
TARIEF i
Notarieel»
Verkoopingeat
98 cent.
per gewone regel.
Annoncen:
Prijzen op aanvraa2-
In de kerken van de Kempen werd Zon
dag den hiernavolgenden brief gelezen van
Z. Em. Kardinaal van Roey, Aartsbisschop
van Mfechelen, Primaat van Belgie.
Zeer Beminde Broeders,
Verleden week verscheen er in De Nieuwe
Kempen, namens de Katholieke Vlaamsche
Volkspartij, Arrondissement Turnhout», een
kwaadaardig artikel tegen de Geestelijke
Overheid." Kt t gfSt'&t' VÖ! verzinsels en valsëhe
aantijgingen, en heeft kxaarblijkend voor
doel het Kerkelijke Gezag bij de geloovigen
verdacht te maken.
Wij zullen er niet op antwoorden, maar
wij meenen toch zulk een vergrijp tegen den
eerbied aan de Kerk verschuldigd, van wege
de leiders eener partij die zich katholiek
noemt, niet onbemerkt en ongelaakt te mo
gen laten voorbij gaan.
Die het bisschoppelijk gezag niet eerbie
digt, stelt zich tegen Christus en zijn Kerk.
Gij kent het woord van den Zaligmaker:
Wie u aanhoort, aanhoort Mij; en wie u
versmaadt, versmaadt Mij; doch wij Mij
versmaadt, versmaadt Hem die Mij gezon
den heeft (1). Zoodat de groote bloedge
tuige uit het begin van 't Christendom, de
heilige bisschop Ignatius van Antiochië, te
recht mocht schrijven: Allen die van God
en van Jezus-Christus zijn, die zijn met den
bisschop (2)en Paus Benedictus XVHij
is niet met de Kerk, die niet met den bis
schop is (3).
En als zij durven te beweren, dat zoo de
Bisschoppen tegen hen zijn, het Hoogste
Kerkelijk Gezag toch het Vlaamsche Natio
nalisme goedkeurt, dat de Algemeene Vader
der Christenheid aan hun zijde staat, dan
aarzelen wij niet te zeggen en wij weten
wat wij zeggen dat zij liegen.
Zoo begint gewoonlijk de droeve geschie
denis van alle afvalligen. Moest de Paus
hen openlijk veroordeelen, dan zullen ze nog
staande houden dat God toch met hen is!
Volgens hen, begrijpen wij niets van heel
de Vlaamsche zaak. I
Gesproten uit de Vlaamsche Kempen, mee
nen wij de belangen en de betrachtingen van
het Vlaamsche volk zoo goed te kennen als
wie ook. Wij aanzien het als onzen plicht, te
doen wat in onze macht ligt om aan die
betrachtingen voldoening te geven, in 't bij
zonder met aan de ouders die het verlangen
een Vlaamsch enderwijs voor hun kinderen
te bezorgen. Doch wij hebben ook het recht,
meenen wij, over de belangen en noodwen
digheden van het Vlaamsche volk anders te
oordegjen dan de Vlaamsche Natiolisten.
Aanvallen 'als "deze weiken wij hiér open
lijk brandmerken, zullen ons niet beletten
onzen herderlijken plicht te kwijten, telkens
wij het noodig achten. Vervult gij ook, Zeer
Beminde Broeders, uw christelijken plicht,
keert u al van degenen die u willen misleiden
en uw aanhankelijkheid jegens de H. Kerk
in gevaar brengen. Vermijdt het lezen en het
ondersteunen van alle nationalistische dag
en weekbladen, die, zooals de Bischoppen
reeds in 1925 gezamenlijk oordeelden, de
geesten door valschheden bedriegen en het
wettig gezag misachten Het huidig voorval
bewijst opnieuw dat dit verwijt maar al te
gegrond is.
Aanvaardt, Zeer Beminde Broeders, met
onzen bisschoppelijken zegen de betuiging
onzer verkleefde gevoelens in J.-C.
(w. get.) J. E. Kard. VAN ROEY,
Aartsb. v Mechelen.
Mechelen, den -28 Januari 1339.
afgesneden wat we ook zijn we hebben het
altijd in onze macht als we willen, de ballans
weer in evenwicht te brengen. En zoo ook
droomen over de toekomst, mijmeren over
wat wel zou kunnen gebeuren, heeft een
verlammend effect. Zij die durven trotseeren
wat hun thans voor de deur staat, niet be
zwaard door wat voorbij is, niet in beslag
genomen, door wat nog komen moet, dat zijn
de mannen die ten volle leven, en die hun
leven het best besteden. P. j.
Koopt geen Ontroomer
vooraleer 'gi-j' den
met verlaagden melkbak
draaiende op eene spil JJ
die den
(1) Luc X, 16; (2) Philad., III, 2;
(3) Ene. ad beatissimi, 1 Nov. 1914.
Het verleden is voorbij het heden heb
ben we nog.
Waarom dan die onverklaarbare neiging
om te leven in dat verleden, half vergeten
en geheel vergaan? Och, met wat droefenis
kan men soms zitten mijmeren, denkend
over genoegens vroeger genoten. En in den
peinzenden geest schijnen ze zoo ineens, dat
ze alle huidige vreugden doen verbleeken.
Wat heeft het schraal genot van van
daag voor waarde, als ik denk aan 't geluk
van weleer! Wat lijd ik thans een droevig
leven!
Of in gedachten verzonken roept de
mensch op het kwaad sinds jaar en dag
begraven. Alle misstappen worden één voor
één gebeld. Hij rekent zich voor hoeveel
schoone kansen aan zijn handen zijn ont
glipt. Zijn ouderdom vervloekt zijn jeugd
om dwaasheden eenmaal begaan in lang
vervlogen jaren. Zijn gemoed wordt vervuld
met nieuwe smart om smarten sinds lang
gesleten door den tijd.
En zou hij zich nog met een glimlach, een
blijde stonde te binnen roepen, dan is het
met den weemoedigen glimlach die om den
mond van een doode zweeft!
Het gevolg van dat al?
Op het heden zien we neer met een lang
en zuur gezicht, en bederven het door dwaze
en sombere beschouwingen: Ik heb me zelf
verknoeid; de goede gelegenheid heb ik laten
voorbijgaan; en of er nog ooit een komen
zal weet ik niet. Daar blijft me slechts eeuwi
ge teleurstelling te wachten!
En onder dien drukkenden last, ons zeiven
op 't hoofd gestapeld, zitten we neer met de
handen in den schoot en blijven werkeloos.
Of anders leven we in een toekomst, het
maaksel onzer verbeelding. Op 't oogenblik
zijn we wel wat, maar niets in vergelijking
met wat we hopen nog te zullen worden. We
kunnen vandaag wel wat doen, of Dij tijd
en wijle nog zullen doen, of zeker zouden
doen, als dit, of dat, er niet tusschen kwam,
is 't heusch het aankijken niet waard?
We turen in de duisternis om te achter
halen wat we toch nooit te weten zullen
komen.
Kon de tijd achteruit loopen en ens we
derom plaatsen in de omstandigheden, die
we nu zoo vurig terug verlangen, hoe deer«
lijk zouden we ons bedrogen vinden, in onze
hooge verwachtingen.
Dit geldt niet alleen voor vergane vreug
den, maar ook van vergane ellenden. De
noodlottigste van alle illusies, is misschien
wel die, waardoor men zich verbeeldt dat
zijn verleden zijn heden heeft geruinueerd.
Dat het kwaad en de misstappen weleer be
gaan voor goed alle verdere hoop hebben
Wij geven hieronder een uittreksel van
het prachtig boek, geschreven door Dr AL-
LAEYS, Antwerpen, geboortig van Woesten.
De Vijfjaarlijksche Prijs van Letterkunde
voor West-Vlaanderen werd door den keur-
raad, bestaande uit Prof. Dr Jules Persijn,
Stijn Streuvels, Prof. Dr August Vermeylen
toegekend aan het werk.
Het boek dat een reuzensucces te gemoet
gaat kwam zoo even van de pers en is in
den handel te verkrijgen aan 35 fr. gebro
cheerd; ingenaaid 50 fr.
GUST JE
XaUg zijin zij, die onn<?ozei van
geest zijn, want het rijk der he
melen behoort hun toe.
De acht zaligheden.
Gustje van de kosters was kind geboren en
is, zijn leven lang, kind gebleven en onnoo-
zel. Dat hij kind geboren was, tot daar toe,
't heeft ook nog met ander gebeurd, dat, zelfs
met de besten, t'onzent en elders, en met de
slimsten! Doch, dat hij kind bleef, en
kindsch, zijn levensdagen lang, dat was een
leelijke sneê in den broodkant, en dat was
een leelijk miszit, om niet te zeggen een groot
ongeluk! Maar, 't eene gezeid gelijk het an
der, dat 'n was den jongen zijn schuld niet,
neen 't. En, Babbe Kots zegt het nog geheele
dagen, aan al wie het hooren wil: 'k Heb
het al zijn leven gezeid, zegt Babbe, dat
Gustje van de kosters de sekties ging krijgen
en kindsch blijven. Ze 'n hebben hem den
name niet gegeven!
Ge moet weten dat ze t'onzent, en over
geheel het Westland zou men zeggen, een
groot belang en een groote beteekenis hech
ten aan den voorname, den laatsten te we
ten van die voornamen. Inderdaad, die t'on
zent van den edeldom is, of hij peist het, en
gelijk een beetje entwat is, ge verstaat, geeft
aan zijn kroost acht voornamen, ten minste,
waarvan de laatste moet Ghislenus zijn,
willen ofte niet. En, ze heeten dat toen, in
't Fransch want dat volk, dat een beetje
entwat is, kout Fransch Ghislain Die
achtste en laatste name schenkt hem het
recht, of hij meent het, als ge zoo rijke en
zoo weeldrig gevoornaamd zijt, gij en uw
nakomelingschap, voornaam te doen ook en
buiten het gemeene, 't is te zeggen dom en
onwetend te blijven en ongeletterd, of zoo
goed, vermits wie geletterd is geleerd heeft.
En leeren is werken; en werken is slafelijken
ambacht verrichten; en slafelijken ambacht
verrichten is onedel. Des...
Maar, 't ras van dien edeldom sterft uit,
met het bloed. En niemand die zegt, dat ik
wete, of zou het een scha zijn, of een schen
nis, of een verlies. En, de kasteelen, te lande,
vervallen, het een na het andere, als ze open
komen en te koope gezet zijn, tot kieken-
kweekerijen! En, 't is kiekenfransch, voor
taan, dat er gekakeld wordt en geswateld
over den erf van die oude burchten, waar de
geschiedenis van zoovele eeuwen vastgegroeid
zit diep in de reven en de reuven van de
rotsen en de muren, met het mos dat er
tiert en de zilte die er zeevert! Zoo dat de
boeren t'onzent, nu, de tale van 't kasteel
eindelijk gaan verstaan, 't Is, in alle geval,
reeds dat gewonnen.
Maar, wie hem rijke gemest heeft in de
vette en de meststoffen, en rijke munt heeft
in de giiano van Duinbergen of van Cadzand,
of anderzins zijn beurze heeft weten te vul
len, tot berstens toe, in 't zweets zijns aan-
schijns, of liever, in dat van een ander,
meent dat hij ook van den Heere begiftigd
werd en gezegend met een blauwen ringel
rond den aars en, dus, dat hij het recht heeft
voortaan, ook, nobel te doen, 't is te zeggen
in de schoenen en den terd van den uitge
storven of uitstervenden adel te stappen en
des, ook, voornaam te doen, buiten het ge
meene, des, ook, dom te doen, des ook fransch
te swatelen met heelder mondsvullen en met
een karpeltonge, des ook de volkstale weige
ren te kennen en het volk, des, ook, zijn
eigen bloed te leeren misprijzen, en, des,
ook, zijn kinderen en kindskinderen te doo-
pen met zeven voornamen en een Ghislenus
aan den steert.
Want, zonder die nieuwe rijken waren die
Ghislenus, voorafgegaan door zijn zeven ster
ren, al lang uit de doopregisters en de boe
ken van den burgerstand verdwenen, of zoo
goed. Immers, al de andere stervelingen en
al de verstandige menschen, t'onzent zijn
tevreden met drie voornamen voor hun kin
deren. Maar, pas op! de laatste van die drie
moet Cornelius zijn, of spronge de hond uit
zijn kot, de name van den beschermheilige
I tegen de sekties of vallende ziekten te
weten. Dat is 't gebruik, een gebruik dat
kracht van wet heeft t'onzent, of zoo goed,
een ongeboekte wet. En die ongeboekte wet
ten zijn de sterkste, omdat 't volk ze zelve
maakt, naar zijn eigen zin en naar zijn eigen
wil. Wat de Heeren maken, ginder in de
hoofdstad, in 's volks name zoo gezeid, 'n zijn
maar papieren wetten, en des ook maar na
geleefd als er geen ontkomen aan 'n is, of
uit vreeze van boete of gevang! Bij voor
beeld, denkt gij ter goederlijke trouwe dat
er een man te min zat gezopen is, omdat ze
de herbergiers verplichten een papieren
■I Loi-Wet .op,de dronkenschap uit de hap-,
gen, op straf van boete, achter de lijs in de
gelagzaal? T'onzent alevenwe! niet, wat ze
elders mogen ook verzinnen of doen!
En Gustje van de Koster's 'n kon het, lacy!
niet helpen, de duts, noch gebeteren, dat
ze hem bij zijn geboorte reeds deden zondi
gen tegen het gebruik en den vasten regel
van dien derden voorname, neen hij! 't Was
eigenlijk Peter-Noom zijn schuld geweest
een boer uit het Houtland, wien zij, vooral
eer hij kerkewaarts trok te wege naar de
vonte en den doop met den villen, tien keer
en meer, dat zijn ooren er bij tuiten, op zijn
herte hadden geduwd en vermaand wel acht
keeren er bij, dat hij niet 'n mocht vergeten
't kind, als derden en laatsten name, Corne
lius te heeten, ge weet wel, de patroon tegen
de sekties en de convulsien Maar Peter-
Noom, die dat gebruik niet 'n kende, en des
niet 'n achtte, had het lang vergeten, in de
blijheid van zijn peterschap en den roes van
een druppel of drie korten drank, als hij
naar de kerke stapte, in de zonnige wonne
van dien frisschen meie-morgen, met zijn
bollen kiel en zijn bleuzende kaken, dat de
tatsen in den zandweg kraakten en schreep-
ten van deugd onder zijn zwaren stap, naast
die malsche minne en moeie-meter, met dien
frischen zoon en dien nieuwen kristen te
wege! En, als 't kapelaantje dan eindelijk
aan de vonte vroeg: De voornamen, a.u.b.
ronkte het Peter-Noom al dooreen in zijn
hoofd van sekties en van convulsien, zoodat
hij heel te goeder trouwe, eindelijk, na wat
haperen en dubben, met vaste stemme zei:
«Augustus, Placidus, Convuisius».
«Convuisius», zei de kapelaan kort-af
en een beetje gebeten, zulk een heilige
'n bestaat er niet.
En dat smeet Peter-Noom heelemaal uit
zijn lood! Zoo, Convuisius, dat 'n bestaat
niet, zoo 'n heilige? Ze hadden het hem
nochtans gezeid en genoeg vermaand thuis,
dat het moest, als derden en laatsten name
moeten, verstaat ge, de name zijn van
den beschermheilige tegen de convulsien
En nu komt de kapelaan,' daar, die het zeker
beter weten moet, daar beweren dat dit niet,
n bestaat, zoo'n heilige!
En Peter-Noom stond daar nu beteuterd,
gelijk van de hand Gods geslegen, of 'n wist
hij van de wereld niet meer, dat 't kape-
laantje, die volk thuis hadden precies en een
conferentie leutemakers van zijn kranske,
ongeduldig voorzeker om de Collationes
Brugensesover tafel in keukenlatijn te
verwerken en te begieten, eindelijk om den
boer zijn voorname vroeg, en, het kind doop
te, voor zijn derden name, naar zijn eigen
peters voorname.
Zoo kwam het, heel onverwachts en heel
ongewild, dat de Kosters oudste zoon t'onzent
gedoopt werd en gekerstend als: Augustus,
Placidus, Franciscus, en dus, tegen alle ge
bruiken in, den name niet 'n kreeg' gelijk
Babbe Kots beweerde.
En de legende zou gelogen hebben dezen keer
had Gustje, toen hij nog geen twee jaar oud
was ten voile, niet in de stuipen gevallen, en
leeiijk gedaan had, gelijk een dien ze leeren
seheeve gezichten trekken, dagen en dagen
aan een stuk, dat heel het gebuurte en al
de klappegen van plaatse en elders kwamen
kijken en lamenteeren bij zulk een wreed
spektakel, en niet puid-onnoozel en niet
heelemaal kindsch uit de convulsien verlost
n had geweest! De heilige Cornelius werd,
t is waar, te clamente gevlogen en lastig ge
vallen, 'k en weet niet hoeveel keeren, en zijn
beeld ommegebeden schier, ter kerke! Al ten
abate! De brave man bleef doof gelijk een
erpel! En, we'n kunnen, rechtuit gebiecht,
den heiligen al het ongelijk geven, als hij
alzoo in zijn eigen zal gedacht hebben, dat,
als ze in nood verkeeren, ze U allemaal weten
wonen, maar, eens 't mes van de kele en de
roe van 't gat, geen een die U nog ziet
staan.
Intusschen, Gustje was 't schaap van de
geschiedenis en onnoozel voor zijn leven!
Gelukkiglijk dat moeder nog lange geleefd
heeft, na vaders dood, en dat Gustje toch,
zoo lang, dak en dekking vond thuis en moe
derlijke genegenheid. Want, hij 'n was tot
niets bekwaam, als we nu 'ne keer zeggen,
tot niets! Voor zwaren arbeid en voor slafe-
lijk werk was hij teenemaal ongeschikt en,
lichamelijk gesproken, onbekwaam ook. Im
mers, voor hij volgroeid was, zakte hij door
de knien en saffelde hij over strate, al zijn
slaffers slepen, gelijk een versleten oud man
neke, slachtende, echter, een van die kra
kende wagens die dreigen te begeven en in
te zakken onder den last al van een enkelen
zak graan, maar die, des niettegenstaande,
een eeuw kunnen méégaan, en meer, als ze
buiten dienst gesteld zijn en in 't drooge in
't wagenkot. Futteren in het hoveke, prutsen
aan het een of het ander, desnoods schrijf
werk doen, als 't maar af te schrijven 'n was,
dat zou al gegaan hebben, hadde 't daarbij
maar tien minuten geduurd, en nog niet!
Want, niet zoodra was hij met iets bezig,
nog geen vierde van een stekke, of, negen
keeren op tien, kwam de vlage weêr over en
lag zijn werk onderste boven 'lijk gekanteld
en vermoorscht 'lijk een verklaaide bakte!
Ze lieten hem dan maar liever zitten, op een
einde, daar hij zat, bezig met niets te doen.
't Was toch al verloren gehoepeld; 't was
toch al boter aan de galge gesmeerd! Brave
was hij genoeg, Gustje, en stille; hij kon
daar, uren aan en stuk, in den hoek van den
heerd, zitten pulken aan zijn onderste lippe,
dat ze er op een einde begon uit te zien ge
lijk een uitgerokken rekker. En, 't was hem
precies gelijk, zou men gezeid hebben, dat de
wereld droei ofte wel dat ze stille stond:
hij had, hij, een sliet gereed gestrooid en
gestrieveld; hij had, hij, een tafel gereed
gedekt, als 't aan den tijd kwam van te eten
en te drinken. Met het overige van de wereld
'n was hij noch bezig, noch bekend, en voorts
gerust in den Heere!
Met veel, veel moeite hadden ze hem lee
ren lezen; acht volle jaren had hij op den
Catechismus gebeukt en geboothamerdmet
lepels hadden ze 't hem ingegoten, maanden,
I
jaren aan een stuk, en met geweld inge
stampt en ingestooten, tot hij, eindelijk, zijn
eerste communie mocht doen, als hij reeds
zestien jaar oud was, dicht de zeventien.
Onthoud had hij genoeg, Gustje, te vele zelfs.
De Catechismus, bij voorbeeld, kon hij glad
van buiten en opzeggen, van begin tot einde,
zonder nadenken ooit, 'lijk een papegaai. Een
woord, een tikske was genoeg, ge 'n moest
nog geen geheele vraag stellen, of 't kraantje
droei open, en 't sprong er uit, gelijk uit een
fonteintje! Keukenlatijn kon hij ook, bij
heele mondsvullen, en Latijnsche woorden,
opgeraapt, levers, uit de kerkelijke diensten
gehoord somtemets thuis. Maar, als er
vele m zat, in dat geheugen, ér lief) dok vele
dooreen, en 't werd een hutsepot in zijn
geest, van al dat hij geleerd had en van
buiten geblokt, waar het dikke door het
dunne zwom, en -waar de hardste brokken nu
eens bovenstaken, gelijk klompen hout in
een stroomende beke, dan weêr onderduikel-
den, om dan, onverwachts, een eindje verder
weêr boven te schieten en pale boven water
te steken, te passe of ten onpasse. Van één
dingen hield hij toeh, Gustje, en mordicus
houden, te weten van de rechtveerdigheid
Onrecht 'n kon hij niet dulden, nievers;
vooral was hij verbolgen tegen moord en
manslag! En 't docht Gustje dat hij meê
moest helpen, in de mate van zijn macht,
om zulk ijselijk schelmstuk te straffen, reeds
in dit leven. Om zijn tijd te dooden, 't groot
ste gedeelte van den dag, als hij niet te
zwijgen 'n zat in zijn zetel en te pulken aan
zijn onderlippe, las hij de gazette van voor
tot achter, steeds al rechte staan tegen de
schapraai in den keuken, het blad wijd-open
gespreid over heel zijn breedte, zoo dat men
zou gezeid hebben dat hij een kruisgebed aan
't zeggen was, achter het blad verdoken, had
het niet geweest dat hij sponde voor sponde
las en dus met bei zijn uitgestrekte armen
traagjes de gazette deed zakken, regel na
regel, van op tot neêr, om het dan te hergaan
boven aan de volgende sponde. Een geluk
dat De Gazette van Bruggemaar drie
maal te weke 'n verscheen; want, hij be
steedde er volle twee dagen aan, om ze uit
te lezen, onverstoord, uren aan een stuk!
't Was maar als er ievers sprake was, in het
blad, van een moord, dat Gustje, 'lijk ge
jaagd al med'eens en in een haaste, de ga-
zette plat in zijn linker hand lei en met een
bedreven knip van den nagel van zijn rechter
wijsvinger den naam van den vermelden of
verdachten moordenaar uitsneed en, des,
recht liet wedervaren over die schelmerij!
Zoo dat ze 's avonds maar de gaten in het
blad te tellen 'n hadden om te weten hoeveel
moorden er in stonden!
Daar kwam toch een dag dat moeder stierf
en dat Gustje te Merckem in 't gesticht werd
syïplaatst. als tafelier van het oudemanne-
huis. En Zuster Angela, die voortaan móeder
zou spelen over dat groot kind, beloofde hem,
als hij brave was en generig, dat hij voortaan
de endelklokke zou mogen luiden, als er een
oud manneke of een oud wijveke den Heer
had voldaan. En dat gebeurde meer dan
's Zondags, in zulk een groot gesticht voor
versleten ouderlingen.
Dat endelklokske luiden werd van toen af
Gustje's eenige bezigheid en ook zijn eenige
ambitie. En dit wisten de menschen te Mer
ckem. Zoo dat, als ze Gustje ontmoetten over
strate, safïelend 's morgens naar de groote
kerke of 's namiddags op weg naar 't kap-
pelleke van Onze Lieve Vrouwtje van Lan-
gewaede, ze hem niet 'n vroegen, om entwat
te zeggen, gelijk ze zeggen zouden aan iemand
el: «Enne... hoe is 't er meê? maar, inte
gendeel, nooit 'n lieten te vragen: Ehwel,
Gustje, hoeveel hebben wij er al?
En Gustje, die dadelijk wist dat ze 't op
zijn endelklokken bedoeld hadden, en gelijk
wakker schoot uit een droom, zoo dat hij,
voor een stonde, vergat aan zijn onderlippe
te pulken, en, blijde gelijk een kind met een
kermiskoeke, antwoordde: «Honderd vijf-
en-zeventig, Wannes of Soüeal volgens
het geviel. Want hij kende algauw iedereen,
was hij zelve van iedereen gekenden 'n mis
te nooit er een bij te voegen, bij 't getal,
als er in de weke nog een endelklokske meer
was bij gekomen, bij den hoop.
Dat endelklokke luiden werd langzamer
hand een drift te zijn in die driftelooze ziel.
En, 't is meer dan eens gebeurd dat, als hij
een ouderling in 't gesticht berecht en in
stervensnood wist, dat hij aan de deur van
de ziekenkamer, waar de kranke op zijn
uiterste lag, de wacht hield, en al die uit de
kamer kwamen lastig viel met de vrageOf
hij nog niet dood 'n was, daar, allichte?
En, 'k weet het van hooren zeggen dat eens
dat een oud boertje uit 't Bloote en een die
een taaie kerel was, zoo taai als weister, on
danks zijn negentig en meer jaren, en, des,
een onverwachte lange doodstrijd onderging,
Gustje, ten dievelinge, achter de misse, op
den klokkezolder gekropen was, en dat ze
hem daar, drie uren later, ontdekten met den
klokkestreng in de handen, den rechter voet
vooruitgeschoven, trekkens gereed!
De eenige afwisseling van dat endelklokke
luiden, voor Gustje, was brieven schrijven
naar zijn drie getrouwde broers. Maar Zuster
Angela hield er de mate in: een brief aan
elk met Nieuwjaar en een op elk zijn naam
dag. 't Was ook meer dan genoeg, die zes
brieven in het jaar! 't Was, immers, iederen.
keer peerdewerk om dat al te bepeizen en
dat dan ten papiere te krijgen!
'k Heb er eens een mogen afschrijven voor
de aardigheid, een van die brieven van
Gustje. En zoo ging het:
Zeer beminde broeder,
Ik neem de penne in de hand en laat U
weten den staat van mijn gezondheid en
verhoop van U hetzelfde. En 'k zende, met
de vernieuwing van het jaar, aan mijn teer
beminden broeder, Mijnheer Carolus, Joan
nes, Cornelius Van de Woude, den wensch
van een gelukkig en zalig Nieuwjaar, en nog
vele navolgende als het hem zalig is, opdat
wij allen zouden mogen worden waarlijk en
werkelijk, een discipel van Jesus Christus,
die gedoopt zijnde gelooft en belijdt de zalige
wet van Christus in de waarachtige Kerk
tegen alle sekten.
Ik zende den wensch van een zalig en ge
lukkig Nieuwjaar aan maseur. Vrouwe Maria,
Theseria, Cornelia Van de Wijnckel, echt
genoote van den Heer Carolus, Joannes, Cor
nelius Van de Woude, met de zegening van
't jaar en te beginnen van den eersten nieu
wen dag, met het kruisteeken, dat men be
hoort meest te maken voor h'-t opstaan, eten,
slapen gaan en alle andere werken, maar
meest als men eenige kwelling of bekoring
heeft of gevoelt.
En hiermede wensche ik ook een zalig en
gelukkig Nieuwjaar en vele navolgende als
't hem zalig is, aan mijn teerbeminden neef
Jozefus, Joannes, Cornelius Van de Woude,
zoone Caroli, opdat hij moge opgroeien in
discretie en verstand, en zijn levensdagen
nooit 'n moge vergeten, voor zijn tijdelijk
al zoowel als voor zijn eeuwig' welzijn, eiken
morgen, als zijn eerste werk, het kruisteeken
te maken, dat van ons den duivel verjaagt
met al zijn bedrijf, en opdat hij, in den loop
van zijn leering, zich nooit 'n zou begeven
tot de kettersche bijbels, die geenszins de
heilige schriftuur 'n zijn, want ze zijn ver-
valscht op vele plaatsen.
Een zalig en gelukkig Nieuwjaar wensche
ik ook aan mijn teerbeminde nichte, Maria,
Herlinda, Cornelia Van de Woude, dochter
Caroli, opdat zij moge worden en wezen,
haar leven lang in geloove en in heiligheid,
licht en subtiel, opdat zij moge leeren bidden
met groote eerbiedigheid, aandachtigheid en
volstandigheid, vooral de engelsche groetenis,
waarvan de engel Gabriël, van God gezon
den, het eerste deel heeft uitgesproken, het
tweede, Elisabeth, de nicht van Maria, het
derde heeft daarbij gevoegd onze Moeder, de
Heilige Kerk, en waarmede zij haar patro-
nesse kan aanroepen die overvloediger gratie
van God heeft ontvangen dan eenig ander
schepsel, dewelke zij ook nooit door eenige
zonde verloren, maar altijd vermeerderd
heeft.
Ik wensch nog, met het vernieuwen des
jaars, een gelukkig Nieuwjaar, aan mijn zeer
geliefde nichte, Johanna, Francisca, Cornelia
Van de Woude, dochter Caroli, dewelke nu
haast tot de jaren van discretie en verstand
zal gaan komen en dus overvloedige gratie
noodig heeft, en van den Heer moge beko
men, door het gebed, door boete, vasten, ver
stervingen, bedevaarten en andere diergelijke
nooit ijdelijk te zweren nocht te spotten, te
vluchten de blasphemie en de Godslastering,
de heiligdagen te mogen vieren al te gader,
herdenkende dat hierbij verboden zijn sla-
velijke ambachten en werken, ten ware de
nood het anders vereischte, daarenboven
koopmanschappen, gedingen of processen,
en van God gratie te verkrijgen, ten eersten,
om het lichaam te onthouden van overdaad,
ten tweeden, schuwen het gezelschap van
ongelijke personen, ten derde, gedenken de
G-oddelijke tegenwoordigheid, ten vierde, dik
wijls te biechten gaan en de raad van de
biechtvader volgen. Dat de Heer haar de
gratie verleene, in dit nieuwe jaar, om nooit
zich zeiven of eenige andere menschen, mer
kelijk te hinderen of daartoe raad te geven,
noch iemand te vermaledijden, kwaad wen-
schen, gramschap of haat en nijd in 't herte
dragen. En, om dat te bekomen is het ook
zeer aan te raden hulp en bijstand van de
Heilige Maagd, door ae engelsche groetenis,
te vragen ënie verwachten* ohfckït 'in liet
leven zij ons helpt in al wat profijt is, maar
in het uiterste vertroost zij de kranken, ver
licht de zieken, belet de bekoringen en helpt
ons tot in de eeuwige zaligheid.
Waarmede ik U groete in Christo.
Uw zeer toegenegen broeder,
Augustus Van de .Woude.
Gustje zweette er drie dagen bij, om zulk
een brief te bakken! 't Was ook telkens een
heele gebeurtenis in 't gesticht, als de tafe
liers, de oude mannekes en de oude wijvekes,
de mare kregen en het voort vertelden onder
malkaar, de eene aan de andere, korts achter
Sinte Elooisdag, in 't begin van Winter
maand, dat Gustje welhaast aan zijn
Nieuwjaarbrieven ging gaan schrijven.
Drie brieven van dien aard schreef hij tel
ken jare, aan elk van zijn gehuwde broeders
een. En hij was er, telkens, opgezet dat er
een bloemtje of een Kindeke Jezus, in schelle
kleuren, rood en blauw en geel het meest,
geplakt stond in den linker bovenhoek van
het eerste blad, gelijk voor schoolkinderen.
Dat was 't verschil, voor hem, van den
Nieuwjaarsbrief met dien anderen, dien hij
later in 't jaar zou schrijven, op den naam
dag van een van zijne broers.
Doch, verander dagteekening en namen,
gooit die uittreksels uit den Catechismus
wat ondereen, gelijk ze in Gustje zijn geest
dansten sinds dag en jaar, verzet of verander
er kop of steert aan, en ge hebt een afschrift
te zien van elk een der brieven, die hij alzoo
dertig jaar lang, en meer, aan zijn familie
heeft gezonden.
Want Gustje heeft het getrokken tot diep
in de zeventig, tot aan zijn drie honderd en
een en tachentigste endelklokske! Het drie
honderd en twee en tachentigste heeft Zus
ter Angela moeten luiden: 't was dat van
Gustje zelve, wiens zieltje reeds zat, van dien
eigenste uchtend, in 't voorgeborchte van
den Hemel, bij al deze die niet wel wijs
n waren hier beneden, zij net nu omdat ze
den name niet 'n hadden gekregen, zou
Babbe Kots gezeid hebben t'onzent, ofte niet!
Aan de personen die inschreven op de
gebrocheerde uitgave, 35 fr., hebben we het
boek Donderdag per post verzonden. De
uitgave in linnenstempelband, 50 fr., hebben
we nog niet.
Alwie begeert het boek per post te ontvan
gen, storte het bedrag 1 fr. 50 voor ver
zendingskosten op ons postcheckn. 15.570.
Groote keus van
LINOLEUM BALATUM
bij
SANSEN-VANNESTE,
15, Gasthuisstraat, Poperinghe.
Men belast zich met het plaatsen, g
DE VLAAMSCHE STRIJD.
Deze Week is de strijd om de vervF-
sching der Hoogeschool van Gent be
llet zal een harde strijd zijn. De I
hebben reeds bevestigd dat zij op hv
punt blijven staan: namelijk dat
vlaamsching van de Universiteit va.-.i ^.e"»
niet mag worden goedgekeurd, zonder dat
terzelfdertijd de vraagstukken betreffende
het recht der minderheden in het lager en
middelbaar onderwijs door de Kamer zouden
worden opgelost. Anderzijds hebben de Libe
ralen aangekondigd, dat zij een amendement
aan het ontwerp op ds vervlaarnsching van
de Gentsche Hoogeschool zullen indienen,
behelzende dat de Fransche speciale scholen
te Gent moeten blijven. Hierover vooral zal
de strijd heftig zijn. Over de houding die
de Liberalen zullen aannemen ten opzichte
van het gebruik der talen in het lager onder
wijs, werden wij nu ook volledig ingelicht.
In denzelfden zin zal hoogstwaarschijnlijk
door hen een voorstel gedaan worden in be
trekking tot het middelbaar onderwijs.
Kort na de verkiezing, tot na het begin
van den parlementairen zittijd, stonden wij
veel dichter van de oplossing der Vlaamsche
kwestie dan nu.
Dan werd algemeen bekend, zelfs door de
Liberalen, dat de Vlamingen hun recht moes
ten hebben in Belgie. Pas is men begonnen
die rechtsherstelling in eene wet in te klee-
den of de Liberalen maken ruzie en vermin
ken zoodanig eiken rechtseisch dat het op
eene liberale zege moet uitdraaien.
Wij willen natuurlijk, nog vóór de slag
begonnen is, de strijdveerdigheid der Vlaam
sche kampers niet verminderen, noch hun
nen moed benemen. Wij mogen toch zeggen
dat wij liever in het geheel geene Vlaamsche
Hoogeschool hebben, dan dat eene enkele
toegeving zou gedaan zijn op gebied van
lager en middelbaar onderwijs.
Het werd reeds besproken, onze Vlaamsche
recht is ons duurbaarder dan alle mogelijke
ministerzetels. Nu zitten wij in de regeering
met de Liberalen. Het toeval wilde 't zoo.
Doch als de Liberalen door een moedwillig
optreden tegen Vlaanderen het land in een
warboel willen helpen, zij kunnen er de ge
volgen vari dragen. Een regeeringcrisis meer
of min mag Vlaanderen niet in den weg
staan.
Met moed en vertrouwen zien wij den
uitslag van den strijd te gemoet, waarvan de
vervlaarnsching van Gent maar den aller -
eersten inzet is.
TOCH 10 t. h.
Het staat nu vast dat eene verhooging van
10 t. h. zal toegepast worden zoowel op het
reizigersvervoer als op het goederenvervoer.
IN DE KAMER.
De Ministers Hyman en Jaspar hebben
ter Kamer eene verklaring afgelegd betref
fende de laatste Conferentie van Den Haag.
Deze Conferentie was de belangrijkste
welke sedert den wapenstilstand plaats had
en besloot de vele internationale onderhan
delingen welke gedurende 10 jaar waren ge
voerd.
M. Hymans besprak de uitslagen der Con
ferentie.
Over de markenovereenkomst zegde hij
dat eene som van 6 milliard 100 miliioen
papierfrank aan Belgie terugbetaald wordt.
In Rijnland blijft alleen de derde zone nog
bezet. Belgie bezit geen troepen meer in
Rijnland, doch de vertegenwoordiger van
Belgie en Engeland blijven behouden in de
Hooge Geallieerde Commissie.
In geval een komende Duitsche Règeering
hare wil te kennen geeft het plan Young te
saboteeren, hernemen al de landen hun vrij
heid. Voordat dan sancties zouden getroffen
worden zal de zaak voor het internationaal
gerechtshof worden gebracht.
Het niet naleven door Duitschland van
het Young-plan zou in Europa een vervaar
lijke crisis doen ontstaan.
M. Jaspar legde uit dat het Young-plan
voordeeliger is voor Belgie dan het Dawes-
plan. Het Young-plan geeft aan Belgie een
totaal van 1.163 miliioen frank gedurende
37 jaar, wat na afhouding van de kosten tot
delging van de buitenlandsche schuld een
saldo laat van 782 miliioen frank terwijl het
plan Dawes enkel 673 miliioen fr. overliet,
dus een verschil ten voordeele van Belgie
van 88 miliioen frank.
Belgie mag het saldo der opbrengst der
Duitsche sekwesters, zijnde 355 miliioen
frank, behouden.
M. Jaspar betreurde dat de internationale
betalingsbank niet in Belgie opgericht werd.
De verschillige partijen hebben hulde ge
bracht aan M. Jaspar en de Belgsche Com
missie, om wat zij in Den Haag ten bate van
Belgie gedaan hebben.
DE PRIJS VAN WEST-VLAANDEREN.
De provinciale prijs van West-Vlaanderen
voor Vlaamsche vakboeken, werd voor het
jaar 1929 toegekend aan den heer Constant
Vansteenkiste uit Yper, om zijn boek over
Vlasbereiding Deze prijs bedraagt 5 dui
zend fi'ank. Proficiat!
IN SPANJE.
De dictator Primo de Rivera stond voor
zeer moeilijke maatregelen te treffen die
tegenstand en kuiperijen zouden opwekken.
Daartoe had hij het vertrouwen noodig
van Leger en Vloot, van 't Volk en van den
Koning.
Op eigen besluit, maar met goedkeuring
van den Koning, heeft hij een vraag gezon
den om te wete te komen als volk en vloot en
leger hem te mee zijn.
Ter dier gelegenheid hebben rumoerige be
toogingen te Madrid plaats gehad. Benden
studenten doorkruisten de straten om tegen
Primo de Rivera te betoogen. Zij hebben eene
kiosk in brand gestoken, koffiehuizen en
kringen met steenen besmeten, zijn bij nach-
te oproerige kreten gaan roepen voor het
Koninklijk paleis: «Weg met de dictatuur!
Leve de Republiek!
Insgelijks te Barcelona hebben woelingen
plaats gehad.
Primo de Rivera heeft aan den Koning
voorgeleid van don Carlos de infant, als ka
pitein-generaal van Andalusie en generaal
Goded als militair gouverneur van Cadie af
te zetten.
Dan heeft de dictator zijn ontslag aange
boden die door den Koning aangenomen
wisrd. Hij wierd vervangen door Generaal
Berenguer die een vijand was van Primo de
Rivera en in groote gunste bij den Koning.
Deze belooft tot het oude stelsel weder te
keeren en heeft aangekondigd dat hij geen
buitensporigheden zal herden tegen de leden
van bet afgetreden kabinet.
Primo de Rivera van zijn kant betuigt
dank aan den koning en verklaart Spanje te
benen tot der aocd.
DE HERINNEFINGSMEDALIE VAN 1933.
De Ministerraad heeft beslist eene her-
mneringsmedalie van 1930 toe te kennen aan
al de personen die gedurende ten minste
20 jaren in dienst van een staatsinstelling
of varx een instelling van openbaar nut ge
weest zijn.
Dit nieuws zal bij duizenden met groote
vreugde ontvangen zijn! Ten hoogste zal er
hier en daar een zijn, die zal mopperen dat
eens betere perequatie hem meer welkom zou
(geweest zijn. O die ondankbaren!