Ons Vrouwenhoekje
Union ChimiHiie Beige
BLOEDTONIC
u
u
c
D E li UK KEN HIJ DERS
door ECREV1SSE
Ons KINDERBOEKJE i
Joseph SAV< .V
’T ROOS KRUIS
B
B
1 SHOTE
POPERINGE
ii
1
z:z.==zI
VOOR ONZE KLEUTERS
LITURGISCH KALENDER
DE VERDUISTERING
CHEMISCHE VETTEN Specialiteiten
SILOZUUR Voor inkuilingvan GROENVCEDEES.
Gebruikt SAMVEX, het beste produkt - Belgisch Fabrikaat
GEWAARBORGD KAASSTREMS£L
LOODARSENIAAT Uitnemend produkt
voor de bestrijding van den COLORADOKEVER.
Leverancier van de voornaamste
Gemeentebesturen van België
Zwammendoodende
Insek •'’idoodende
Ontsmettende
Onkruidverdeügende
Produkten
Sw
GESTOOFDE SPINAZIE
Nr 20. fliiniiiiiniiifimiimmiiiiiiiiiimiiifw
het manneke
uit DE
DE HELDENDADEN VAN
KNUPPELS
HOOFDAGENT
SPINAZIE
Te verkrijgen bij
VeevoederfabrÊkcmt, POWEöüGE
SANVEX: Het beste produkt voor de bestrij
ding van ONKRUID in het Vlas, Tarwe, Ha
ver, enz.
CUPROXOL: 50 t h. Werkdadig koper, liet
beste produkt om ZWAMZIEKTEN te b strij
den Voor Hop, Aardappelen en Boomgaarden.
OM ERWTEN EN BOONEN
TE WEEKEN
MAAN
F.: iniiinniraiiiiiiiiN^^
HET KOKEN VAN DE SPINAZIE
KARNEMELK
HOE EEN SPIEGELEI ZONDER
BOTER TE BAKKEN?
voor Boomgaarden, Weiden, Tuinen, Vlas, Hop,
Aardappelen, Beeten, Tabak, Graangewassen,
enz.
I1
16 Mei:
Fa-
en
V
Daar hangt in het geluchte nu
Een wonderbaar geluld
Van vogelzang. De menschen zien
Weer naar den zomer uit.
Hoe jammer voor de menschen al
Die al die pracht niet voelen
En steeds in ’t alledaagsch gedoe
Van onze wereld woelen.
Daar pronken haag en boom en struik
Met jeugdig groen getooid
Waarover vroege lentezon
Haar gouden stralen strooit.
Bij ’t zien van al dat jeugdig moois
Van al die pracht en weelde
’t En kan niet anders of ons hart
Dankt God om alles wat Hij deelde.
’k Hoor de kwezels spotten
Als ’k van vrijen praat.
Moet ge niet verkeeren
Voor ge trouwen gaat?
En als ge wilt trouwen
Moet ge zijn met tweeën,
’k Ben nu twintig jaren
En ’k sta nog... alleen.
Had ik maar een ventje
Lustig aan mijn zij,
’k Zou voor hem dan wezen
’t Liefje van de Mei.
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
;een lust te
bleef maar
Drie pond spinazie, boter, zout en pe
per. Na de spinazie gekuischt en gewas-
schen te hebben, ze zeer fijn hakken.
Laat de boter smelten in een pot in giet-
ZON
op I
6.02
6.00
5.59
5.57
5.56
5.54
5.53
<OJ-
ijzer, twee greepjes zout bijvoegea en tffl
snuifje peper en de spinazie erin doe»,
Dank aan u, m’n Ouders beide
Gij, die mij van jongsaf aan
Gods nature mij deed kennen.
Nu voel ik ze pakkend aan.
Geen bloemke bloeit, geen vogel fluit
Geen straal glijdt van de zonne
Of alles zet m’n hart in feest
En ’t bloeit als Godes blomme.
’T LIEFJE VAN DE MEI
Als de vogels zingen
In het jonge groen
Ga ik door de velden
Blij een wand’Iing doen.
•’k Pluk de mooiste bloemeii
’k Vlecht ze tot een krans
’k Sier ermee mijn lokken
En, terwijl ik dans,
Galmt het vroolijk liedje
Over veld en wei:
Wie wil me als zijn liefje,
’t Liefje van de Mei.
Ja, wat is het leven
Zonder liefde of min?
Moet het nog zoo duren
’k Ga het klooster in.
Cp mijn lippen liggen
Kusjes zoet en zacht...
Wist ge hoe mijn hartje
Naar de liefde smacht!
Van een Vlaamschen jongen,
Eerlijk, braaf en blij,
Wil ik zijn het liefje,
’t Liefje van de Mei.
r« DE POPERINGENAAR van 10-5-41. 8* BI.
onder
21.17
21.18
21.20
21.21
21.23
21.24
21.26
1”
voor West-Vlaanderen -
Depositaris
De groenten althans zekere groen- De pot dekken en langzaam zonder wi-
ten kosten niet meer zoo duur, en ter laten stoven tot de spinazie gaar it.
Een half uur laten koken. Als al het wa
ter dat uit de spinazie komt no? niet
uitgekookt is, nog enkele minuten late»
koken zonder deksel.
SPINAZIE
OP ZIJN ITALIAANSCH
De jonge spinazie kati aldus gereed je.
maakt worden. Na ze stiel gewasschen te
hebben moet ze niet gehakt worden. Men
laat ze 2 of 3 minuten bakke* in een
pan met look bestreken eu waarin goed
smout is.
’s morgens opwekte.
Op ongeveer honderd stappen van Ste
vent woning, in het hangen van den berg
en nabij den weg, die over het gebergte
naar Schinnen leidt, verheft zich een
huisje van een armzalig voorkomen: het
is een herbergje, waar jenever geschon
ken wordt voor de zeldzame klanten. Vier
dagen zijn verloopen sedert de bijeen
komst der bende; de nacht van Zaterdag
tot Zondag is bijna ten halve. Alles is
hier zorgvuldig gesloten; nergens ziet men
licht noch beweging, maar eensklaps
laat zich een zaoht geklop hooren op het
vensterken. De huisbaas roept van bin
nen: «Wie klopt zoo laat? Een gekrab
bel met de nagels op het vensterken is
het eenige antwoord; de voordeur op dit
teeken, gaat open, en vier kerels sluipen
binnen.
Eenige minuten verliepen, toen zich
vier anderen aanboden, en zoo vervolgens
tot dat, binnen den tijd van vijftien mi
nuten, een twintigtal gezellen hier ver
gaderd waren. Behalve Steven zijn het
dezelfde, die wij in de spelonk te Heer-
lerheide zagen. Zij zijn voorzien van
breektuigen, snijwapenen en schietgewe
ren.
De assche wordt omgeroerd en weldra
gloeit op den haard een verwarmend
vuur, dat nochtans geen vlammen vef-
spreidt. Terwijl de roóvers hunne schier
versteven ledematen verwarmen, treedt
een gefluisterde beraadslaging onder hen
ren, is hij nu eens een slordige boer, dan in.
Men zet de erwten of boouen met ko
kend water te wecken en giet er, m
noodig, later nog eens heet water bij.
Dan is één nacht weeken voldoende, dt
peulvruchten zetten prachtig uit en zijn
in dc helft van den gewonen tijd gaar,
in de helling der bergketen, eene eenza
me woning zag liggen.
Daar hield Steven Doodrijk zijn ver
blijf. Naar de zuidzijde besposlt de beek
den voet van den tuin. Het huis is ge
bouwd in den trant der begoede land-
manswoningen, met een enkele verdie
ping. Over een jaar was ieder venster
slechts van een paar ijzeren staven voor
zien; doch Steven meende aan elkeen te
moeten toonen, dat hij vreesde door de
Bokkenrijders bestolen te worden; diens-
volgens deed hij het aantal staven ver
dubbelen. De deuren zijn sterk als die
eener vesting. In een woord: .alles wat
men uiterlijk ziet, doet gissen, dat de be-
woner van dit huis zich tegen een aanval
heeft willen beveiligen.
Naar de oostzijde bevinden zich schuur
en stallingen; zij vormen met het huis
een langwerpig vierkant, waartusschen
zich een binnenhof bevindt, prijkende
met de heerlijkste bloemen en allerlei
welriekende kruiden. Van den straatweg
komt men op het voorhof langs eene groe
ne poort waarop in het wit een burgon-
disch kruis geschilderd staat. Met den
eersten oogslag herkent men de bloeiende
boerennering. Ook is Steven een groot
grondbezitter, die uit den akker het meest
voordeel weet te trekken, zonder daarom
den geneesheer en bokkenrijdersstiel te
verwaarloozen. Alsof deze man in alles
een zonderling mengsel van de tegen-
strijdigste daden moest of wilde opleve-
verscholen in struiken en grachten. Een
oogenblik blijft Knuppels noch midden
op de straat staan, zijn wankelend pis
tool gericht op het woedend beest.
Pang! pang! pang! pang! Dat zijn al
lemaal kogels die hij m wilde haast nog
naar den tijger zendt om zichzelf te kun
nen redden. Hij weet niet goed meer wat
hij doet. Een kogel vliegt vlak voor zijn
voeten in den grond. Dan springt de jager
ook de gracht in en verdwijnt onder de
bramen.
Nu zal hij komen. Nu zal het bloed
dorstig beest zich grollend op een slacht
offer werpen. Verschrikkelijke oogenblik-
ken! Maar zij gaan voorbij en het beest
komt niet. Is het dan toch getroffen?
Men wacht. Men wacht vreeselijk lang.
Reeds kruipen eenige stouterikken uit
hun schuilplaats en zoeken elkaar op om
het geval te bespreken. En eindelijk
duikt ook, uit den braamstruik, de bange
geschramde kop van den veldwachter op.
Allervoorzichtigst loert hij rond. De straat
is dood-verlaten. Hij luistert scherp. Is
dat ginder geen gezucht, geen gekerm?
O ja, dat moet de gekwetste tijger zijn
die -nog wat ligt te rochelen, alvorens te
sterven.
Knuppels kruipt uit zijn gracht. Hij
bespiedt den weg. En daar in de verte
ziet hij inderdaad iets liggen. Een hoopje
zwartigheid midden op de straat. Zou dat
soms?... Maar het moet de tijger zijn.
Reeds staat de veldwachter op den weg
en nadert vlugger en vlugger. Ten laatste
rent hij op zijn buit toe. Het is een beest.
Het is geen hond. Het is een wild beest.
Ha! ha! sluwe tijger, ge wist toch wel dat
gij hier op het dorp niet kondt ontsnap
pen.
Maar als de geestdriftige jager heel
dichtbij het gevelde dier is gekomen,
blijft hij opeens pal staan. Een zeer treu
rige verrassing koelt hem heelemaal af.
Het is geen tijger. Het is verduiveld een
kalf, een stom nuchter kalf. Zie het daar
maar op de straat liggen met zijn lange
stokpooten, stijf uitgestrekt.
Hij wordt wederom kwaad, de cham
petter. Hij schopt er naar. Maar dan be
denkt hij zich opeens. Kan hij dat beest
niet verstoppen, voor dat ze komen? Want
dezen keer is hij niet alleen; er zouden
toeschouwers kunnen zijn. Haastig springt
Knuppels naar het kalf om het algauw
in dé gracht te sleuren. Te laat. Daar na
dert iemand.
Is hij dood, champetter? vraagt een
stem blij-verrast en benieuwd. Nog meer
toeschouwers komen aangeloopen en men
roept elkaar reeds toe: «Hij is dood! Hij
is dood! De tijger is dood!
Ct Vervolgt).
Geneest bloedarmoede, zenuwzwakte,
ondervoeding, bleekzucht.
Versterkend middel bij uitstek!
Apotheek KINGET-OPSOMER
Veurne.
en als ik er zoo juist 100 had, dan heb
ik eens op ’n avond... tot laat in den
nacht... een statistiek van die liekens op
gemaakt, en ben ik tot de conclusie ge
komen dat:
Vele liefdeliederen
Uit operetten, opera's
Revue’s of kinema’s
Volksliederen geworden zijn,
Gezongen door groot en klein
Zonder dat ze denken op den tekst,
Soms geschreven om ter gekst,
Die ze zelfs vaak niet begrijpen
Maar er toch mee willen prijken
In tooneel of op theater
En vreeslijk dom doen met ’t getater
VanGeef mij je hart
Of ’k verga in smart
Oppassen, meisje, is de leuze
Wees voorzichtig in je keuze.
Laat ze schreeuwen, laat ze spinnen
Om je hartje vast te winnen.
Antwoordt hen, gij meisje fier:
Gewoonte en is ’t zeker niet hier
Van zoo in ’t openbaar te smeeken
In zulke lange liefdereken
En... willen z’een meisje met fatsoen
Dat ze dat... heel stillekes moeten doen!
En die 100 liefdeliekes, of... die in alle
geval beginnen met liefde, laten zich
aldus rangschikken:
Voor de Mannekes:
82 verklaarden zonder de hand van de
aangebeden niet te kunnen leven en 70
grepen haar bij de hand; 28 sloten de
geliefde in de armen; 23 stotterden de
groote vraag uit, terwijl ze gemakshalve
zeker om van hun sus niet te rollen
bij ’t ontkennen naast de geliefde ble
ven zitten; 3 stonden voor haar op een
been en 8 lagen er op de rechterknie,
terwijl 4 het noodzakelijk vonden op de
twee knieën te vallen. In 33 gevallen
kuste de aanbidder de uitverkorene op
den mond; 10 kozen het voorhoofd, 3 de
handen, 2 de wenkbrauwen en een miste
en had de neus vast.
Van de 100 vrijers waren er 10 die ge
blokkeerd stonden als ’t ja «-woord
kwam, 7 verklaarden de gelukkigste men
schen van de wereld te zijn, 3 voelden
zich als góden en 5 rolden van hun sus
van aandoening.
En bij de Meisjes:
Van de 100 waren er 85 die reeds lang
wisten dat ’t zoo worden zou. Punt.
69 Legden hun permanentekopje tegen
de hijgende borstkas van hunnen cheri;
13 waren te groot en namen den schou
der daarvoor en maar 12 sloegen de ar
men rond zijnen nek: 74 koppel oogskens
verrieden grenzelooze liefde; 8 hadden
natte oogen; 42 schreiden hardop; 29
trokken bloemen uit het knopgat van
hunnen lieveling z'n vest... of peuzelden
aan hun handschoen en zakdoek; 1 maar
stribbelde tegen den jongeling die haar
kussen wou; daarentegen waren er 15
die hem al kusten voor hij uitgesproken
had; 7 liepen den kamer uit en 6 ween
den krampachtig; 4 werden bleek (van
aandoening of kompassie, ’t staat er niet
bij); 16 rood; 2 niesden en eindelijk 1,
een weduwe, zei: «Ja, mijn liefste, ik
hoop dat het je niet zal berouwen
Ziedaar de leuke resumé van 100 suk-
ses-liedjes aan 4 fr. ’t stuk. Maar hier
nu heb ik een Meilieke dat heel anders
uitdraait en veel meer waard is dan 4 fr...
en ’k zal het u even voorzingen. De titel
luidt
Als 's morgens ik, in mijn slip
Vroeg al uit mijn bedde wip
Lustig dan een deuntje fluit.
Ga ’k in m’n vliegende vaan
Paar minuutjes staan
Al voor de vensterruit.
’k Blijf er dan wat staren
En laat m’n blikken varen
Over 1 landschap
Vlug en rap
Dat zich voor m’n oog ontrolt
En immer verder holt.
ZONDAG 11 MEI 1941:
Vierde Zondag na Paschen.
Wanneer de Geest van waarheid zal ge
komen zijn, zegt het Evangelie van de
zen Zondag, zal Hij u alle waarheid lee-
ren. Vandaag een woord dus r.esproken
over den H. Geest en zijn heerlijke ga
ven in de zielen der rechtvaardigen.
Al wat de allerheiligste Drievuldigheid
buiten Zich bewerkstellingt, is het werk
van de drie Personen. Maar sommige dier
werken worden bijzonderlijk den H. Geest
toegeschreven, daar zij bijzonder schit
terende bewijzen zijn van Gods oneindige
goedheid en liefde tot ons. De H. Geest
immers komt voort uit Gods wil als uit
den wederkeerigen liefdegloed van den
Vader en den Zoon.
Maar het heerlijkste bewijs van Gods
goedheid en liefde tot ons, het alovertref-
tende, is toch wel dat God Zichzelf geeft
aan ons. Om in ons te wonen, en daar de
eenige, onuitputtelijke bron te zijn van al
het goede, dat, door zijne genade, het
onze is. Is Hij niet ons leven, ons god
delijk? Ons eeuwig? En ons levenslicht,
onze levenskracht en levensvreugde is Hij
die ons gegeven isIk zal u mijn
Geest geven en gij zult leven(Eze-
chiël, 37, 6).
De grootste zijner eigene giften is Hij
zelf. Een gift noemen wij immers iets wat
we krijgen uit een vriendenhart, belang
loos, buiten hoop op loon. En wat zouden
wij kunnen weergeven dat Hem loonen
zou voor de gift van Zichzelf? Uit
louter liefde geeft de H. Geest zich aan
ons.
Wat hebben we dat we niet van God
ontvangen hebben?zegt de Apostel
(1 Kor. 4, 7). Maar de Gift der Giften, is
Gods Zichzelf-geven aan ons. De liefde
gift bij uitstek, toegeschreven aan den
Liefdegeest van den Vader en den Zoon.
In ons wonend, geeft de H. Geest ons
den geest van wijsheid en verstand, den
geest van raad en sterkte, den geest van
wetenschap en vroomheid, en den geest
van de vrees des Heeren». (Isaïas, 2. 3).
En tusschen en boven al deze heerlijke
gaven moeten wij hoogschatten: de hei-
ligmakende genade die ons vergezelt
met den H. Geest die zelf het onderpand
is onzer hemelsche erfenis». (Efes. 1, 13).
Genade die ons rechtvaardigt, ons met de
innigste liefdebanden aan God bindt, ons
deelgenooten maakt van Gods natuur en
waardoor we kinderen Gods genoemd
worden en het in waarheid ook zijn.
Zondag 11 Mei: 4’ Zondag na Paschen.
H. Walburgis.
Maandag 12 Mei: H.H. Nereus, Achilleus,
Domitilla en Pancratius.
Dinsdag 13 Mei: H. Robertus Bellarminus.
Woensdag 14 Mei: H. Bonifatius.
Donderdag 15 Mei: H. Johannes Baptista
de la Salle.
Vrijdag 16 Mei: H. Ubaldus.
Zaterdag 17 Mei: H. Paschalls Baylon.
Zondag 18 Mei: 5’ Zondag na Paschen.
H. Venantius.
SBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBflBBE
Waarom lijden aan
I HOOFDPIJ N i. 1
MIGRAINE
I TANDPIJN
WAh GRIEP
Maai RHEUMATIEK f®,'4
f'WW? ZENUWKOORTSEN
MbmO Pijn der BgKfBSa
MAANDSTONDEN
fS&SEs als de
Wonderbare BRUINE POEDERS
van
der Apotheek DE POORTERE h
Sint-Niklaas-Waas
U oogenblikkelijk, zonder schadelijke S
gevolgen van deze pijnen zullen be- H
vrijden. M
B De doos van 8 poeders 4 jr.
J De driedubbele doos van
as poeders 10,00 Jr. K&mSSB
j Te verkrijgen in alle Bgjgfejil
I goede Apotheken of
vrachtvrij tegen MUg
I postmandaat.
I Gebruik ze eens, U HAll
I zult nooit geen an-
dere meer gebruiken.
aan uw Briefdrager
Abonnement pp
«DE POPERINGENAAR».
Klaas met nog twee andere makkers,
begaf zich rechtstreeks naar Steven’s
slaapkamer; zij sleurden dezen buiten het
bed, bonden zijn handen en voeten.
Vruchteloos gilde, bad en smeekte hij om
zachter behandeld te worden; te vergeefs
verweerde hij zich als een leeuw; hij werd
letterlijk begraven onder al het bedden
goed, dat op de kamer gevonden werd.
Een akelig verschijnsel deed zich thans
voor, bij het zien der rijke meubels,
waarmede de woning van den hoofdman
was opgepropt. Diezelfde mannen welke,
nu vier dagen geleden, een welgemeenden
afkeer toonden tegen de minste benadee-
ling, die men aan den hoofdman zou heb
ben willen toebrengen, vergaten thans
hun woord en dachten nog enkel op ne
men en houden al wat hun oogen maar
bekoorde. Sommigen grepen een voorwerp,
en wierpen hetzelve wederom weg, zoo-
dra zij iets kostbaarder vonden. Anderen
verwijderden zich met buit beladen; doch
keerden weldra op hunne stappen terug,
om nog meer te stelen... Er werden kerels
onder hen gevonden, die de kostbaarste
zaken uit de handen hunner makkers ruk
ten, dezelve verscheurden, schonden of
braken, uit loutere heb- en baatzucht.
Een enkele Bokkenrijder bevond zich
onder de bende die geen blik wierp op al
de kostbaarheden van Steven’s huis en
slechts naar één voorwerp scheen te zoe
ken... Hij drong beurtelings in al de ka
mers; opende kisten en kasten, doorzocht
de bedden en datgene waaronder iets ver
borgen kon worden; doch, hij moest het
voorwerp zijner opsporingen niet kunnen
vinden, want hij bleef een poos stilstaan
met de rechtervuist tegen het hoofd ge
drukt.
Plotseling, alsof een lichtstraal in zijn
verward brein ware gedrongen, snelde hij
andermaal naar de slaapkamer van Ste
ven; hij brak alles open wat gesloten
was; doorzocht de minste voorwerpen,
doch vruchteloos!' Eindelijk sprong hij in
den bedstoel, wiep de onderplanken op
den vloer; bij deze bewegingen stiet hij
zijn voet tegen een voorwerp. Hij legde
MAAR WEET GE WAT ’t Manneke
gedaan heeft? ’t Manneke is verzot op al
die laatste nieuwmoden liekens, waarvan
er alle twee drie dagen een nieuw uit
komt. 'k Ben dan seffens bij een grossist
in muziekartikelen gegaan en ’k heb een
abonnement genomen
Op de liekens
Groot en klein
Die nog alle dagen
Aan ’t verschijnen zijn
Klaas stelt voor, dat men met een balk
de voorpoort zou verbrijzelen of uit de
hengsels werpen, dan het dienstvolk bin
den om op zijn gemak aan het werk te
kunnen gaan...
Baas Thijs, de gebuur, zeei- wel met
den bouwaard en gesteltenis des huizes
bekend, houdt staande dat de aanval op
den kant der beek moet begonnen worden.
Dit gevoelen wordt omhelsd door al de
overige dieven, die niet genegen schijnen
om veel gedruisch te maken. Men haalt
maskers voor den dag; bij de dubbelzin
nige schemering der vuurkolen, worden de
breektuigen onderzocht, als eensklaps op
den kerktoren van Schinnen zich het mid
dernachtelijk uur laat hooren. Plotseling
sluipen de boeven uit het herbergje en
volgen den weg tot nabij Steven’s woning;
daar dalen zij dan de beek af, en twee
minuten na middernacht, staan zij allen
voor de achterdeur, die op den tuin uit
komt. Wien het gegeven ware geweest,
gade te slaan met wat voorzorg werd te
werk gegaan, hoe de schildwachten met
vuurroer in de vuist hadden post gevat;
hos zij hunne ooren tegen de deuren, de
vensters en de muren plakten cm te ver
nemen, of men geen teeken van waak
zaamheid bespeurde, zou niet hebben
kunnen gelooven, dat er een bevolen dief-
te moest gepleegd worden.
Weldra liep een middelpuntboor zacht
jes door het hout en in min dan tien mi
nuten nam men een stuk uit de deur.
Baas Hein werd aangewezen om eerst
binnen te dringen en dan de deur te
openen. Mompelende kroop hij door de
opening; de deur ging weldra open en
achttien Bokkenrijders slopen binnen,
terwijl de overigen op post bleven staan...
Aanstonds werden dievenlantaarns ont
stoken, en dan begon de rooverij.
Sommigen, door kostbare voorwerpen,
welke zij zagen, bekoord, wierpen zich op
dezelve als de roofvogel op zijn prooi;
anderen, de rooverij volgens den regel
willende plegen, drongen binnen de slaap
vertrekken, waar zij den eenigen knecht,
die binnen het huis sliep, bonden.
Den volgenden dag gaf hij Lena een
breedvoerig verslag nopens de woning, de
leefwijze en de stille deugden van Herman
en Martha. De gevoelige zuster werd, als
het ware, overmeesterd door een geheime
samenneiging voor Ruyter’s kinderen; in
derdaad, tusschen dezelve lag zooveel
overeenkomst met haar lot en dat des
broeders, dat zij elkander wel de vrien
denhand mochten aanbieden.
HOOFDSTUK X
STEVEN WORDT BESTOLEN
In de omstreken van het dorp Voeren-
dal, ziet men in de menigvuldige dalen,
waaraan de plaats haar naam ontleent,
.van tusschen den keiachtingen grond,
bronnen opborrelen en vloeien naar de
diepte die tusschen twee bergketenen als
ingekofferd ligt. Onmerkbaar groeien die
menigvuldige bronnetjes aan tot een
beekje, dat nu eens zachtmurmelend
voortkabbelt, dan weer schuimend over de
wortels en steerien heentuimelt en bij
iederen hinderpaal een waterval vormt in
het klein. Dit zachte, gedruisch lokt uit
tot eene morgenwandeling ofstemt tot
stille mijmering.
Volgt men den loop van dit beekje tot
nabij Schinnen, dan verwijdt zich het dal,
dat in de lente weelderig prijkt met gras
en waterbloemen. Aanlokkelijk is deze
streek in de lente, levendig in den zomer,
als de maaiers en de hooiers zich hoops-
gewijs .derwaarts begeven met zeisen en
vorken; als de bergen weergalmen van de
vroolijke liedekens. De herfst zelf stemt
hier niet tot die droefgeestige gedachten
welke den mensoh, tegen wil en dank,
aangrijpen bij het zien der stervende na-
Als op and’re jaren
Werd een Mei geplant
Zag ’k de jonkheid dansen
Juichend hand in hand
Dansen in het ronde
Dat het was een lust...
’k Zag hoe ieder meisje
Teeder werd gekust.
Ik, ik deed nooit mede,
Moeder hield m’op zij.
Maar nu wil ik wezen
’t Liefje van de Mei.
9. 10.
Het geklaag wordt nog erger wanneer
de cirkusbestuurder komt melden dat zijn
jagers ook den tijger niet hebben ge
vonden. Ze zijn met leege handen terug
gekeerd. Ze zullen een nieuwen speurtocht
beginnen, maar ondertusschen mag het
volk stilaan naar huis gaan.
Ge moet zoo geen schrik hebben,
brave menschen, het 'beest is ver weg
gevlucht naar de bosschen. En daarbij
’t is er geen van de ergste soort.
Een magere troost mijnheer. Een tij
ger is een tijger en niemand komt graag
zoo’n beestje tegen, vooral niet des
nachts. Allemaal goed voor dezen die
onder den kerktoren wonen en maar een
stap moeten doen. Doch er zitten veel
sukkelaars bij, die nog een uur te voet
moeten gaan, dwars door het veld. An
deren moeten per fiets naar vreemde
dorpen, langs eenzame wegen.
Nu, onze menschen konden toch ook
niet heel den nacht onder die tent blij
ven zitten. Ze maakten toen eindelijk van
den nood een deugd en trokken stilaan
weg. Eerst de durvers, met veel moed en
groot lawaai. Ze wapenden zich eerst in
it dorp met geleende bijltjes, rieken, gaf
fels, spaden, met pinnen, stokken, stee
nen en al wat hen onder de handen viel.
Ze zetten een grooten mond op en spra
ken van het beest zoo plat te slaan als
een vijg, den kop af te hakken en in
worsten te draaien. Dan volgden de ban-
gerikken, zonder wapens en zonder groo
te woorden, geruiscnloos als schaduwen.
Ze bleven in groote troepen bijeen, onder
het geleide van een gewapenden cirkus-
man. Nog anderen gingen niet naar huis,
doch bleven bij hun familie vernachten.
Knuppels moest ook zoo’n groote groep
bange schaduwen naar huis brengen: de
menschen van Oostmolen. Ze moesten
langs een langen, donkeren weg, tusschen
gevaarlijk struikgewas, voorbij het spook-
hoveken.
De champetter was zeer heldhaftig. Hij
laadde zijn pistool en riep: «Menschen
van Oostmolen, volgt mij!».
Fier als een legeroverste stapte hij op,
aan het hoofd van zijn groep, hoog de
borst en wijd-zwaaiend met het wapen,
zijn leger volgde hem op den voet en be
wonderde dien onversaagden aanvoerder.
Die parade bleef duren zoolang de veld
wachter met zijn volgelingen tusschen de
huizen van het dorp mochten oprukken.
Maar eens dat zij in het donker veld
kwamen, zakte al de moed van Knuppels
onmiddellijk tot diep in zijn schoenen.
Hij liep nu voorovergebogen en hield het
pistool vóór zich, gereed om te schieten.
Achter eiken struik zat een tijger op
loer. Gedurig bleef de champetter stil
staan en luisterde scherp. Zijn menschen
bleven ook staan, grepen elkander vast
en luisterden. Maar ’t was niets. Dan
sloop de bange Knuppels wederom eenige
meters verder, tot aan den volgenden tij
ger. Daar begon hetzelfde geheimzinnig
gedoe: luisteren, neer hurken, mikken.
Maar ’t was wederom niets.
De menschen begonnen dat spelletje
op den duur belachelijk te vinden. Ze
deden niet meer mes en lieten de cham
petter alleen al die tijgers bespieden. Zie
nem maar loerenfluisterden ze elkan
der in ’t oor. Er werd zelfs gegiecheld
achter den rug van den onnoozelen jager.
Alzoo geraakten ze toch tot aan het
spookhoveken. Hier werd Knuppels dub
bel voorzichtig, ’t Was ook wel wat noo
dig. want er stonden groote dichte elzen
struiken aan den kant van den weg. Zij
maakten een insprong en vormden een
heek, waar het des avonds akelig donker
was. Daar kwamen de spoken bijeen,
rond middernacht.
Nu was het half-twaalf en Knuppels
dacht neg niet eens aan spoken. Alleen
maar die vreeselijke tijger speelde door
zijn hoofd. Zeer voorzichtig bracht hij dus
zijn menschen naar de elzenstruiken. Hij
doorboorde de duisternis met scherpe
blikken.
En opeens... opeens! Was het een scha
duw, was het een schim? O neen, het
was een dier, een echt levend dier, dat
ginder in de verte wandelde en den weg
wilde oversteken. Knuppels zakte ineen
en heel zijn leger zakte mee, want velen
hadden ook reeds dé beweeglijke schim
bemerkt? Het was geen grap en iedereen
wist zeker dat ze met den tijger te doen
hadden. De menschen waren om te ster
ven van schrik en Knuppels niet minder.
Hij had reeds eens goed uitgekeken of
het soms wederom geen hond was. Maar
neen, het dier dat ginder rondliep was
veel grooter dan een hond. F?n tijger!
Er werd fluisterend gesmec .t:
Champetter, schiet hem neer; schiet
hem toch neer!».
Doch dat was onmogelijk. Het dier liep
ginder nog ver buiten schot. Knuppels
fluisterde bibberend terug:
’k Zal schieten; als hij nader komt».!
Men wachtte dus en bad vol angst tot t
God. Knuppels zat daar ineengedoken,
met de schrik op het lijf en hield de
schim goed in ’t oog.
Doch die tijger scheen gi
hebben om te naderen. Hij
steeds aan den kant van den weg staan
en verroerde zich bijna niet meer. Mis
schien stond hij gereed om zijn aanloop
te nemen en naar de menschen te stor
men.
Schiet hem dood. Achschiet hem toch
doodzuchtte een half-dood vrouw-
mensch.
Knuppels wachtte. De tijger wachtte.
En plots besloot de champetter dan toch
maar zijn kans te wagen. Als hij nu eens
goed mikte, dan kon hij het vervloekte
beest misschien toch treffen en dan wa
ren ze er onmiddellijk van af.
Opgepast! De bevende jager houdt zijn
wapen zoo stil mogelijk en mikt naar den
kop van het dier. Een oogenblik ijzige
stilte, geen adempje en opeens... pang!
Wat een knal! De menschen springen op
van ’t verschieten.
Knuppels is ook opgesprongen en tuurt
met groote schrikoogen, door den weg-
drijvenden rook naar de plaats van den
tijger. Zijn volgelingen staren hem met
schrik en spannende nieuwsgierigheid
aan.
Maar opeens snapt de geweldige man
zich om en schreeuwt doodangstig:
«Vlucht, vlucht! Hij leeft nog!».
Ja, hij leeft. De kogel heeft alleen maar
den tijger woedend gemaakt; want Knup
pels ziet hem opeens aan ’t loopen gaan,
aan ’t loopen.
Gillend en huilend zijn de menschen
uiteen gesprongen en zitten nu overal
aEsssasassHiagafflaBsaasHEiaaHsia
weer geneesheer modepop, die om een
kunstmatigen knoop in den halsdoek te
leggen, een uur lang voor den spiegel
staat! Als hoofd der Bokkenrijders, is hij
de goddelooste bóeï; daarentegen neemt
hij in zijn dienst enkel allerdeugdzaam
ste knechten en meiden! Wellusteling in
het geheim, daarentegen kruidje-roer-
me-niet in het openbaar! Zelfs zijn
dienstboden hield hij des nachts opgeslo
ten, ter uitzondering van een, die tot de
bende behoorde én aan hem met lijf en
ziel verknocht was. Hij toonde zich zoo
Och konden, ja, de menschen al
Beseffen dit gebeuren.
In liefde won de wereld bij
En ’t waar gedaan met zeuren.
ZEUREN dat is apeupres ’t zelfde als
triestig zijn, en waar ik verleden week een
remedie gegeven heb om nooit meer tries
tig te zijn en immer den lach en den
zwans op en in den mond te houden...
zoo kreeg ik dees’ week een mooi ge
dichtje van een onzer lezers die... ook al
tijd blijgezind is en ziehier hoe hij dat
aan boord ,'>"'t:
GELUKKIG LEVEN
Die in stilheid leidt zijn leven.
Met een eerlijk kleed bedekt,
Meer vergeten als verheven,
Door gen kwade lust gedreven.
Niet benijdt noch niet begekt;
Die geen heer en heeft te vieren,
Dan alleen den grooten God
En zijn wezen en manieren
Weet te leiden en te stieren
Na het vallen van zijn lot;
Die van zelfzucht afgezonderd,
Geenerhande boosheid voelt,
Niet verslagen of verwonderd,
Of het bliksemt, of het dondert.
Maar eenparig van gemoed,
En met zijn berotep tevreden
Kan betoomen zijnen wensch,
En zijn tochten heeft besneden
Niet naar lusten, maar naar reden.
Dat is een gelukkig mensch.
MIJNHEER TOERTJES had het zoo
niet gedaan, en ’t gevolg was dan ook dat
de man in zijn leven veel miserie gekend
en beleefd had. Nu, op een dag, was de
man, tenden en op versleten, ziek gewor
den en de dokter kwam en zond de meid
algauw naar den apotheker achter twee
differente fleschkes.
Een uur later stond de meid weer terug
in den flesschenwinkel van den apotheker
ofte pilledraaier en vroeg of meneere den
apotheker geen flesch wilde terugnemen.
En waarom dan? vroeg de geleerde
Winkelier.
Omdat mijnheer Toertjes van ’t an
der fleschke is doodgegaan, stotterde de
meid.
DOODGAAN, dat is t leste! Ge moest
dat eens zien, alderliefste Lezereskens en
vrienden Lezers, zoals ’t Manneke uit de
Maan dat ziet. Alle dagen trekken er
hier duizenden en duizenden zieltjes voor
bij, die door Sinte Pieter’s handen moe
ten passeeren.
Duizenden en duizenden
Alle dagen
Of dat een hoop is
Moet ge niet vragen!
Ja, ja. en iederen keer dat ’t klokje zegt
tik... tik... stapt het hier iemand af...
en ’t kloksken zegt dikwijls tik... tik...
op een dag, nietwaar, m":»*ehen. Maar ik
’k Zit hoog
En droog
Hiei- in de maan
En laat
Zoo ’t gaat
Den boel maar gaan.
GAAN WANDELEN waren ook uffra
Jeaninne en Softe, heur vriendin, maar
uffra Jeaninne maakte haar beklag.
Ja, zei zs, en zeggen dat Lieze van
den slachter beweert dat ik roodselop
mijn gezicht strijk.
Ge moet daarmeê niet inzitten uffra,
zei Sofie, indien ze zoo geel was als gij,
zou ze ’t r"’’ doen.
er de hand op, en zag dat het een geslo
ten blikken doos was. Met een krai»P'
achtige beweging brak hij haar open, e’
tot zijn groote blijdschap, zag hij, ds'
zijn opzoekingen met den gewenschteii
uitslag bekroond waren...
Steven, alhoewel half verstikt door W
beddegoed, kon alles hooren, wat op zün
slaapkamer voorviel. Ook toen hij e®1
kerel binnen den bedstoel hoorde, to®1
het breken der blikken doos zijn oor®1
trof, deed hij een uiterste, doch vergeef'
sche poging! Klaas, want men heef'
in den zoeker de zoon van den Rood®1
Dolf geraden, had reeds al de paplerd1
uit de doos genomen en dezelve onder 8?
jas verbergende, was hij buiten het W!-
en rechtstreeks naar St Jans-Geleen g®
loopen...
Nu zullen we zien, kapitein Mod®
pop, of gij uw doel zult bereiken! Pas»'
valschaard, want voortaan hebt ge W'
tegen Klaas te doen!
Thuis komende, borg hij de geroofd*
papieren dermate, dat geen mcnsch
wereld ware in staat geweest, ze te ot,‘
dekken. Thans eerst genoot hij rust
zijn legerstede.
In zijn slaap werd hij niet meer le
folterd door afgrijselijke droomen. 1*
hij, des morgens, omstreeks tien uur
waakte, verhaalde hij aan Lena de 8*j
beurtenissen van den verloopen na*6;
Zij toonde zich ten zeerste verblijd,
zij waande de kinderen van Hein Ruff
buiten gevaar. Zij kende evenwel den11S'
tigen Steven niet.
Haar broeder Klaas, die wist
de hoofdman in staat was, geloofde
hij krachtdadiger kon werken tot der
deren redding: maar hij achtte sl «n
gedane niet, zoolang de hoofdman
hoofd had om te verzinnen, en armen
uit te voeren. ,eI1<
Dat Klaas gelijk had met aldus te 0^
ken, zal het vervolg genoegzaam le»ej
Laten wij evenwel de gebeurteüff”^
niet vooruitsnellen cn zien wij wat n jj
woning van Steven op de gepleegde
en rooverij volgde.
Ben ik dan zoo leelijk
Dat me niemand wil
Of... is bij de jongens
Liefd’ een dwaze gril?
Ik kan dansen, zingen,
’k Houd van spel en lach.
Eerlijk, blije leute
Die gebeuren mag.
Schuwend kwaad en zonde
Maar ook kweez’larij.
Wie neemt m’als zijn liefje
’t Liefje van de Mei?
Zie vervolg hiernevens 0ÜJT"
^lllllimiHlllinilllllllllllllllllllllllllllll Mengelwerk van 10 Mei 1941.
S3
s
Welaan, riep hij uit als in begeeste
ring, de banden des kwaads zijn sterk, ik
tal ze nochtans verscheuren met de hulp
van God en Zijne Heilige Moeder.
Zoo geschiede het, verzuchtte Lena,
in de armen van haar broeder vallend, en
tranen van blijdschap stortende.
Terwijl Klaas, geheel overwonnen door
het heldhaftige kind, met verrukking op
haar bleef staren, nam zij een hemelsche
1; t drukking van kalmte aan
Daar Klaas oordeelde, dat haar ge
schokt gemoed rust noodig had, bracht
hij de zuster te bed, en hield zich dan
onledig, met het middagmaal in gereed
heid te brengen. Toen zij, na een rust
van twee uren weer opstond, vond zij dat
haar broeder bitter moest geweend heb
ben, want zijn oogen waren gezwollen.
Lena, zegde hij, zoodra hij haar zag,
sedert tien jaren heb ik geen gebed meer
tot God gericht! Ik heb gepoogd het Onze
Vader te bidden, doch, telkens als ik ge
komen ben tot de woorden: en leid ons
niet in bekoring, dan kan ik het vervolg
niet vinden! Help mij eens, Lena!
Dan volgt, zegde Lena, met diepen
weemoed, maar verlos ons van den kwa
de, amen!...
O, ik zal deze woorden in mijn ge
heugen prenten, viel Klaas in met geest
drift. Luister, lieve Lena, of ik ze wel zeg;
maar verlos ons van den kwade, amen!...
Wei zoo, broeder, wel, zegde het kind.
Zij voelde zich echter te zwak om nog
verder over deze stof te handelen; zij
verdubbelde hare liefdevolle zorgen'; onder
haren hellzamen invloed, voelde dé ruwe
Klaas, hoe langer hoe meer, zijn .moed
aangroeien.
kosten niet meer zoo duur, en
men kan ze wat gemakkelijker koopen,
namelijk: de kropsla, de spinazie, tuin
kers, enz. Zelfs de groene kooien komen
terug op de markt.
Laat ons van de gelegenheid gebruik
maken om veel sla gereed te maken en
op alle manieren spinazie te eten.
De spinazie is een niet zeer voedzaam
voedsel maar gezond en verfrisschcnd.
Er is opslorpbaar ijzer in zoodat de spi
nazie speciaal moet aanbevolen worden
voor hen die aan bloedarmoede lijden en
voor de kinderen. Daarentegen doen
jicht- en rhumatismelijders best niet te
veel spinazie te nemen.
Men moet steeds rauwe spinazie koo-
pen. Want de gekookte spinazie kan ver
mengd zijn met andere groenten die door
koperzout een groene kleur krijgen.
De bladeren tritzoeken en ze wasschen
na de groote stelen weggenomen te heb
ben. Ze dan nogmaals in het water zet
ten en ze goed laten uitdruppen.
De spinazie vervolgens laten koken in
gezouten water in een aarden pot of in
een pot in vertind koperbijvoorbeeld
in de kookpot van konfituur.
Gedurende het koken dat 10 tot 12 mi
nuten zal duren, schept het schuim weg
indien dit noodig is. Wanneer dc spinazie
gekookt is laten uitdruppen in een zeef
tot al het water eruit is. Vervolgens hak
ken op de plank.
SPINAZIE MET BOTER
Na de spinazie bereid te hebben zooals
hierboven aangeduid, ze in een braadpan
doen met 15 gr. zout en 10 gr. suiker
voor 2 kgr. spinazie (rauw gewogen).
De spinazie enkele minuten op het
vuur laten drogen terwijl men er in roert
met een houten lepel. Wanneer ze goed
warm is er een stukje boter bijvoegen,
terwijl men er op past dat de pan niet
op volle vuur staat. Bij voorkeur opdie
nen met korstjes.
GEREZEN SPINAZIE
Zelfde bereiding als voor de spinazie
met boter. Twee geklopte eieren bijvoe
gen en mengen met een vollen lepel
bloem die eerst geroerd werd in een de
ciliter koud water. Alles in een vuurvas
ten schotel gieten met boter bestreken
en 20 minuten laten bakken in den oven.
A
JAN-FERDINAND, DE WATERMUIS
4. 5.
Zoo kwamen de puiten aan ’t muizenland
En zagen plots daar aan den kant,
De groote vloot van Ferdinand.
De schrik kroop in hun kikkervel;
Ze doken allen even snel
En Dikbuik ook hij was niet wel.
Toch hielden zij in ’t riet de wacht,
Ze bleven daar tot middernacht
En zwommen naar de vloot zeer zacht.
Zij praaiden vlug een boot of twee
En voerden ook den schildwacht mee,
Naar hunne vuile kikkerzee.
Des anderendaags vóór dag en dauw,
Klonk over ’t land de krijgstrompet.
Al de matrozen sprongen gauw
Uit hun warme muizenbed.
De kapitein, zoo wit als krijt,
Die riep op woesten toon:
Maakt dat ge vlug in orde zijt;
Dat vol-k vraagt ginds zijn loon
En wederom voer naar den sloot,
Maar van twee booten nu beroofd,
De sterke watermuizenvloot
Met Ferdinand aan ’t hoofd.
Geen enkele puit was daar te zien,
Ock ’t muisje en de booten niet.
Ze zaten in hun fort misschien?
Maar van de vloot klonk plots een lied.
KRIS KREKEL.
Vraag
een
1 liter karnemelk, 125 gram üjit
boekweitengort of grutjes, wat MJ
stroop.
Breng de karnemelk, af cn toe roerei
de, aan de kook, voeg het zout toe
strooi er de fijne grutjes in. Laat dc pij,
af en toe roerende, ongeveer 10 mi»
ten doorkoken, tot de grutjes geen witlt
stippen meer vertooneu, doch geheel gut
zijn.
Geef deze vrij stijve boekweiteiigruttai-
pan met stroop.
Voor kinderen is het een plezier on
de stroop in een kuiltje te krijgen, mid
den in de pap.
Een stijf gekookt gerecht als dit, geelt
na het eten een meer voldaan gevoel da
een dunnere pan kan geveu.
Mocht er van stijve gruttenpap wit
overblijven, dan kan dat den volgenden
dag in stukken worden gesneden en, be
smeerd met jan: of met appelstroop, een
welkome aanvulling voor den boterham
geven.
Er is met karnemelk véél meer te be
reiken ook voor vla en voor pudding ii
het een smalékelijke grondstof.
Men neme voor deze bereidingswijze
een vuurvasten glazen of porseleinen
schotel cn hangt deze in een met water
gevulde platte pan. Na het ei in den
schotel te hebben gedaan, zet men ót
geheele zaak op het vuur. De zich ont
wikkelende waterdamp zorgt dan voor
de rest.
Vrijdag
Volle maan 11“
ja> 1WI I sj I Lm W Ëom B I kam BW b
10 Mei:
11 Mei:
12 Mei:
13 Mei:
Woensdag 14 Mei:
Donderdag 15 Mei:
.U LVX’Gl. U.UO
Laatste kwartier 18’
IBBBBBDBBBBBBSBBBBBBBBBBBBBB
’k Tooi me reeds met kransen
Als een koningin
Om blij meê te vieren
’t Feest van liefd’ en min.
Oh! Daar zie ’k een Lezer...
’t Ventje lang verwacht,
’k Zie hoe hij bedegen
Öp z’n Meilief lacht!...
Kom, we vieren samen
Blij de feestpartij.
*k» Wil graag voor u wezen
’t Liefje van de Mei.
Hewel, beste Lezer... ge ziet wel hé...
’t meisje wacht op u, en kent ge *t niet,
vraag dan maar zijn adres, ’t Woont in
onze straat, op ’t Maantje, enkele huizen
verder, en... ge moogt me vrij gelooven...
’t is een fijn, puik, allerliefst, vriendelijk,
bevallig, knoddig, mooi, verstandig, uit
geslapen, aangenaam, mooi gebouwd, goed,
lieflijk, teeder, proper meisje!
Maar ’k zal maar stoppen... en u per
slot van rekening nog ’t kalenderken
geven.
Zondag 11 Mei: SS. Walbert. Beatrix.
Achilles. Eleonora.
Doe wel, aan allen zonder haat,
En laat de wereld in haar praat.
Maandag 12 Mei: SS. Renatus. Nerius.
Pancratius. Flavia.
Van veel teren
En veel smesren
Komt veel duchten
En veel zuchten
Diusflag 13 Mei: SS. Domina. Servatius.
Mucius.
Een kleine gramschap
Verstevigt de vriendschap.
Woensdag 14 Mei: SS. Stephania. Bone-
facius. Justina. Walburga.
De drank, het spel en kleederdracht
Heeft menig huis in leed gebracht.
Donderdag 15 Mei: SS. Andreas. Sidro-
nius. Dymphna.
Veel te denken aan het goede
Houdt voor altijd blij te moede.
Veel te denken aan het schoone
Is ons heil en onze krone.
Vrijdag 16 Mei: SS. Joannes. Simon Stock.
Al wat ge ziet, oordeel het niet.
Al wat ge hoort, geloof het niet.
Al wat ge weet, zeg het niet.
Al wat ge moogt, doe het niet.
Zaterdag 17 Mei: SS. Gijselbertus.
bius. Celestien.
Geld dat dom is,
Maakt recht wat krom is.
En daarmee, beste Lezereskens
vrienden Lezers is
Voor dees weke
M’n epistel weer streke.
Aan allen ’n vroolijken Zondag
In volle vreugd
In eer en deugd
Voor ouderdom en jeugd,
’t Manneken uit de Maan.
(BBBBBBBBBaBBBBBBBBBBBBBIDaa^
tuur. Ontelbare kudden grazen daar op
de beemden, terwijl de koewachter zijne
zweep of zijn eentonig gezang laat hoo
ren. In den winter evenwel ondergaat dit
bonte en levendige tafereel eene volsla
gen gedaanteverwisseling: als de beek
buiten hare oevers treedt, als de meer-
schen bedekt zijn met ijs; als de sneeuw
en nevel, in grove vlokken als kegels aan
de boomtakken, het slaghout en de strui
ken hangen, dan zou men zich verbeelden
in eene der onafzienbare wildernissen
van Rusland te zijn, waarvan de reizigers
gewagen, indien men niet, hier en ginds, nauwkgurig, dat hij zelfs de dienstboden