Ons Vrouwenhoekje Union ChimiHiie Beige BLOEDTONIC u u c D E li UK KEN HIJ DERS door ECREV1SSE Ons KINDERBOEKJE i Joseph SAV< .V ’T ROOS KRUIS B B 1 SHOTE POPERINGE ii 1 z:z.==zI VOOR ONZE KLEUTERS LITURGISCH KALENDER DE VERDUISTERING CHEMISCHE VETTEN Specialiteiten SILOZUUR Voor inkuilingvan GROENVCEDEES. Gebruikt SAMVEX, het beste produkt - Belgisch Fabrikaat GEWAARBORGD KAASSTREMS£L LOODARSENIAAT Uitnemend produkt voor de bestrijding van den COLORADOKEVER. Leverancier van de voornaamste Gemeentebesturen van België Zwammendoodende Insek •'’idoodende Ontsmettende Onkruidverdeügende Produkten Sw GESTOOFDE SPINAZIE Nr 20. fliiniiiiiniiifimiimmiiiiiiiiiimiiifw het manneke uit DE DE HELDENDADEN VAN KNUPPELS HOOFDAGENT SPINAZIE Te verkrijgen bij VeevoederfabrÊkcmt, POWEöüGE SANVEX: Het beste produkt voor de bestrij ding van ONKRUID in het Vlas, Tarwe, Ha ver, enz. CUPROXOL: 50 t h. Werkdadig koper, liet beste produkt om ZWAMZIEKTEN te b strij den Voor Hop, Aardappelen en Boomgaarden. OM ERWTEN EN BOONEN TE WEEKEN MAAN F.: iniiinniraiiiiiiiiN^^ HET KOKEN VAN DE SPINAZIE KARNEMELK HOE EEN SPIEGELEI ZONDER BOTER TE BAKKEN? voor Boomgaarden, Weiden, Tuinen, Vlas, Hop, Aardappelen, Beeten, Tabak, Graangewassen, enz. I1 16 Mei: Fa- en V Daar hangt in het geluchte nu Een wonderbaar geluld Van vogelzang. De menschen zien Weer naar den zomer uit. Hoe jammer voor de menschen al Die al die pracht niet voelen En steeds in ’t alledaagsch gedoe Van onze wereld woelen. Daar pronken haag en boom en struik Met jeugdig groen getooid Waarover vroege lentezon Haar gouden stralen strooit. Bij ’t zien van al dat jeugdig moois Van al die pracht en weelde ’t En kan niet anders of ons hart Dankt God om alles wat Hij deelde. ’k Hoor de kwezels spotten Als ’k van vrijen praat. Moet ge niet verkeeren Voor ge trouwen gaat? En als ge wilt trouwen Moet ge zijn met tweeën, ’k Ben nu twintig jaren En ’k sta nog... alleen. Had ik maar een ventje Lustig aan mijn zij, ’k Zou voor hem dan wezen ’t Liefje van de Mei. Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag ;een lust te bleef maar Drie pond spinazie, boter, zout en pe per. Na de spinazie gekuischt en gewas- schen te hebben, ze zeer fijn hakken. Laat de boter smelten in een pot in giet- ZON op I 6.02 6.00 5.59 5.57 5.56 5.54 5.53 <OJ- ijzer, twee greepjes zout bijvoegea en tffl snuifje peper en de spinazie erin doe», Dank aan u, m’n Ouders beide Gij, die mij van jongsaf aan Gods nature mij deed kennen. Nu voel ik ze pakkend aan. Geen bloemke bloeit, geen vogel fluit Geen straal glijdt van de zonne Of alles zet m’n hart in feest En ’t bloeit als Godes blomme. ’T LIEFJE VAN DE MEI Als de vogels zingen In het jonge groen Ga ik door de velden Blij een wand’Iing doen. •’k Pluk de mooiste bloemeii ’k Vlecht ze tot een krans ’k Sier ermee mijn lokken En, terwijl ik dans, Galmt het vroolijk liedje Over veld en wei: Wie wil me als zijn liefje, ’t Liefje van de Mei. Ja, wat is het leven Zonder liefde of min? Moet het nog zoo duren ’k Ga het klooster in. Cp mijn lippen liggen Kusjes zoet en zacht... Wist ge hoe mijn hartje Naar de liefde smacht! Van een Vlaamschen jongen, Eerlijk, braaf en blij, Wil ik zijn het liefje, ’t Liefje van de Mei. r« DE POPERINGENAAR van 10-5-41. 8* BI. onder 21.17 21.18 21.20 21.21 21.23 21.24 21.26 1” voor West-Vlaanderen - Depositaris De groenten althans zekere groen- De pot dekken en langzaam zonder wi- ten kosten niet meer zoo duur, en ter laten stoven tot de spinazie gaar it. Een half uur laten koken. Als al het wa ter dat uit de spinazie komt no? niet uitgekookt is, nog enkele minuten late» koken zonder deksel. SPINAZIE OP ZIJN ITALIAANSCH De jonge spinazie kati aldus gereed je. maakt worden. Na ze stiel gewasschen te hebben moet ze niet gehakt worden. Men laat ze 2 of 3 minuten bakke* in een pan met look bestreken eu waarin goed smout is. ’s morgens opwekte. Op ongeveer honderd stappen van Ste vent woning, in het hangen van den berg en nabij den weg, die over het gebergte naar Schinnen leidt, verheft zich een huisje van een armzalig voorkomen: het is een herbergje, waar jenever geschon ken wordt voor de zeldzame klanten. Vier dagen zijn verloopen sedert de bijeen komst der bende; de nacht van Zaterdag tot Zondag is bijna ten halve. Alles is hier zorgvuldig gesloten; nergens ziet men licht noch beweging, maar eensklaps laat zich een zaoht geklop hooren op het vensterken. De huisbaas roept van bin nen: «Wie klopt zoo laat? Een gekrab bel met de nagels op het vensterken is het eenige antwoord; de voordeur op dit teeken, gaat open, en vier kerels sluipen binnen. Eenige minuten verliepen, toen zich vier anderen aanboden, en zoo vervolgens tot dat, binnen den tijd van vijftien mi nuten, een twintigtal gezellen hier ver gaderd waren. Behalve Steven zijn het dezelfde, die wij in de spelonk te Heer- lerheide zagen. Zij zijn voorzien van breektuigen, snijwapenen en schietgewe ren. De assche wordt omgeroerd en weldra gloeit op den haard een verwarmend vuur, dat nochtans geen vlammen vef- spreidt. Terwijl de roóvers hunne schier versteven ledematen verwarmen, treedt een gefluisterde beraadslaging onder hen ren, is hij nu eens een slordige boer, dan in. Men zet de erwten of boouen met ko kend water te wecken en giet er, m noodig, later nog eens heet water bij. Dan is één nacht weeken voldoende, dt peulvruchten zetten prachtig uit en zijn in dc helft van den gewonen tijd gaar, in de helling der bergketen, eene eenza me woning zag liggen. Daar hield Steven Doodrijk zijn ver blijf. Naar de zuidzijde besposlt de beek den voet van den tuin. Het huis is ge bouwd in den trant der begoede land- manswoningen, met een enkele verdie ping. Over een jaar was ieder venster slechts van een paar ijzeren staven voor zien; doch Steven meende aan elkeen te moeten toonen, dat hij vreesde door de Bokkenrijders bestolen te worden; diens- volgens deed hij het aantal staven ver dubbelen. De deuren zijn sterk als die eener vesting. In een woord: .alles wat men uiterlijk ziet, doet gissen, dat de be- woner van dit huis zich tegen een aanval heeft willen beveiligen. Naar de oostzijde bevinden zich schuur en stallingen; zij vormen met het huis een langwerpig vierkant, waartusschen zich een binnenhof bevindt, prijkende met de heerlijkste bloemen en allerlei welriekende kruiden. Van den straatweg komt men op het voorhof langs eene groe ne poort waarop in het wit een burgon- disch kruis geschilderd staat. Met den eersten oogslag herkent men de bloeiende boerennering. Ook is Steven een groot grondbezitter, die uit den akker het meest voordeel weet te trekken, zonder daarom den geneesheer en bokkenrijdersstiel te verwaarloozen. Alsof deze man in alles een zonderling mengsel van de tegen- strijdigste daden moest of wilde opleve- verscholen in struiken en grachten. Een oogenblik blijft Knuppels noch midden op de straat staan, zijn wankelend pis tool gericht op het woedend beest. Pang! pang! pang! pang! Dat zijn al lemaal kogels die hij m wilde haast nog naar den tijger zendt om zichzelf te kun nen redden. Hij weet niet goed meer wat hij doet. Een kogel vliegt vlak voor zijn voeten in den grond. Dan springt de jager ook de gracht in en verdwijnt onder de bramen. Nu zal hij komen. Nu zal het bloed dorstig beest zich grollend op een slacht offer werpen. Verschrikkelijke oogenblik- ken! Maar zij gaan voorbij en het beest komt niet. Is het dan toch getroffen? Men wacht. Men wacht vreeselijk lang. Reeds kruipen eenige stouterikken uit hun schuilplaats en zoeken elkaar op om het geval te bespreken. En eindelijk duikt ook, uit den braamstruik, de bange geschramde kop van den veldwachter op. Allervoorzichtigst loert hij rond. De straat is dood-verlaten. Hij luistert scherp. Is dat ginder geen gezucht, geen gekerm? O ja, dat moet de gekwetste tijger zijn die -nog wat ligt te rochelen, alvorens te sterven. Knuppels kruipt uit zijn gracht. Hij bespiedt den weg. En daar in de verte ziet hij inderdaad iets liggen. Een hoopje zwartigheid midden op de straat. Zou dat soms?... Maar het moet de tijger zijn. Reeds staat de veldwachter op den weg en nadert vlugger en vlugger. Ten laatste rent hij op zijn buit toe. Het is een beest. Het is geen hond. Het is een wild beest. Ha! ha! sluwe tijger, ge wist toch wel dat gij hier op het dorp niet kondt ontsnap pen. Maar als de geestdriftige jager heel dichtbij het gevelde dier is gekomen, blijft hij opeens pal staan. Een zeer treu rige verrassing koelt hem heelemaal af. Het is geen tijger. Het is verduiveld een kalf, een stom nuchter kalf. Zie het daar maar op de straat liggen met zijn lange stokpooten, stijf uitgestrekt. Hij wordt wederom kwaad, de cham petter. Hij schopt er naar. Maar dan be denkt hij zich opeens. Kan hij dat beest niet verstoppen, voor dat ze komen? Want dezen keer is hij niet alleen; er zouden toeschouwers kunnen zijn. Haastig springt Knuppels naar het kalf om het algauw in dé gracht te sleuren. Te laat. Daar na dert iemand. Is hij dood, champetter? vraagt een stem blij-verrast en benieuwd. Nog meer toeschouwers komen aangeloopen en men roept elkaar reeds toe: «Hij is dood! Hij is dood! De tijger is dood! Ct Vervolgt). Geneest bloedarmoede, zenuwzwakte, ondervoeding, bleekzucht. Versterkend middel bij uitstek! Apotheek KINGET-OPSOMER Veurne. en als ik er zoo juist 100 had, dan heb ik eens op ’n avond... tot laat in den nacht... een statistiek van die liekens op gemaakt, en ben ik tot de conclusie ge komen dat: Vele liefdeliederen Uit operetten, opera's Revue’s of kinema’s Volksliederen geworden zijn, Gezongen door groot en klein Zonder dat ze denken op den tekst, Soms geschreven om ter gekst, Die ze zelfs vaak niet begrijpen Maar er toch mee willen prijken In tooneel of op theater En vreeslijk dom doen met ’t getater VanGeef mij je hart Of ’k verga in smart Oppassen, meisje, is de leuze Wees voorzichtig in je keuze. Laat ze schreeuwen, laat ze spinnen Om je hartje vast te winnen. Antwoordt hen, gij meisje fier: Gewoonte en is ’t zeker niet hier Van zoo in ’t openbaar te smeeken In zulke lange liefdereken En... willen z’een meisje met fatsoen Dat ze dat... heel stillekes moeten doen! En die 100 liefdeliekes, of... die in alle geval beginnen met liefde, laten zich aldus rangschikken: Voor de Mannekes: 82 verklaarden zonder de hand van de aangebeden niet te kunnen leven en 70 grepen haar bij de hand; 28 sloten de geliefde in de armen; 23 stotterden de groote vraag uit, terwijl ze gemakshalve zeker om van hun sus niet te rollen bij ’t ontkennen naast de geliefde ble ven zitten; 3 stonden voor haar op een been en 8 lagen er op de rechterknie, terwijl 4 het noodzakelijk vonden op de twee knieën te vallen. In 33 gevallen kuste de aanbidder de uitverkorene op den mond; 10 kozen het voorhoofd, 3 de handen, 2 de wenkbrauwen en een miste en had de neus vast. Van de 100 vrijers waren er 10 die ge blokkeerd stonden als ’t ja «-woord kwam, 7 verklaarden de gelukkigste men schen van de wereld te zijn, 3 voelden zich als góden en 5 rolden van hun sus van aandoening. En bij de Meisjes: Van de 100 waren er 85 die reeds lang wisten dat ’t zoo worden zou. Punt. 69 Legden hun permanentekopje tegen de hijgende borstkas van hunnen cheri; 13 waren te groot en namen den schou der daarvoor en maar 12 sloegen de ar men rond zijnen nek: 74 koppel oogskens verrieden grenzelooze liefde; 8 hadden natte oogen; 42 schreiden hardop; 29 trokken bloemen uit het knopgat van hunnen lieveling z'n vest... of peuzelden aan hun handschoen en zakdoek; 1 maar stribbelde tegen den jongeling die haar kussen wou; daarentegen waren er 15 die hem al kusten voor hij uitgesproken had; 7 liepen den kamer uit en 6 ween den krampachtig; 4 werden bleek (van aandoening of kompassie, ’t staat er niet bij); 16 rood; 2 niesden en eindelijk 1, een weduwe, zei: «Ja, mijn liefste, ik hoop dat het je niet zal berouwen Ziedaar de leuke resumé van 100 suk- ses-liedjes aan 4 fr. ’t stuk. Maar hier nu heb ik een Meilieke dat heel anders uitdraait en veel meer waard is dan 4 fr... en ’k zal het u even voorzingen. De titel luidt Als 's morgens ik, in mijn slip Vroeg al uit mijn bedde wip Lustig dan een deuntje fluit. Ga ’k in m’n vliegende vaan Paar minuutjes staan Al voor de vensterruit. ’k Blijf er dan wat staren En laat m’n blikken varen Over 1 landschap Vlug en rap Dat zich voor m’n oog ontrolt En immer verder holt. ZONDAG 11 MEI 1941: Vierde Zondag na Paschen. Wanneer de Geest van waarheid zal ge komen zijn, zegt het Evangelie van de zen Zondag, zal Hij u alle waarheid lee- ren. Vandaag een woord dus r.esproken over den H. Geest en zijn heerlijke ga ven in de zielen der rechtvaardigen. Al wat de allerheiligste Drievuldigheid buiten Zich bewerkstellingt, is het werk van de drie Personen. Maar sommige dier werken worden bijzonderlijk den H. Geest toegeschreven, daar zij bijzonder schit terende bewijzen zijn van Gods oneindige goedheid en liefde tot ons. De H. Geest immers komt voort uit Gods wil als uit den wederkeerigen liefdegloed van den Vader en den Zoon. Maar het heerlijkste bewijs van Gods goedheid en liefde tot ons, het alovertref- tende, is toch wel dat God Zichzelf geeft aan ons. Om in ons te wonen, en daar de eenige, onuitputtelijke bron te zijn van al het goede, dat, door zijne genade, het onze is. Is Hij niet ons leven, ons god delijk? Ons eeuwig? En ons levenslicht, onze levenskracht en levensvreugde is Hij die ons gegeven isIk zal u mijn Geest geven en gij zult leven(Eze- chiël, 37, 6). De grootste zijner eigene giften is Hij zelf. Een gift noemen wij immers iets wat we krijgen uit een vriendenhart, belang loos, buiten hoop op loon. En wat zouden wij kunnen weergeven dat Hem loonen zou voor de gift van Zichzelf? Uit louter liefde geeft de H. Geest zich aan ons. Wat hebben we dat we niet van God ontvangen hebben?zegt de Apostel (1 Kor. 4, 7). Maar de Gift der Giften, is Gods Zichzelf-geven aan ons. De liefde gift bij uitstek, toegeschreven aan den Liefdegeest van den Vader en den Zoon. In ons wonend, geeft de H. Geest ons den geest van wijsheid en verstand, den geest van raad en sterkte, den geest van wetenschap en vroomheid, en den geest van de vrees des Heeren». (Isaïas, 2. 3). En tusschen en boven al deze heerlijke gaven moeten wij hoogschatten: de hei- ligmakende genade die ons vergezelt met den H. Geest die zelf het onderpand is onzer hemelsche erfenis». (Efes. 1, 13). Genade die ons rechtvaardigt, ons met de innigste liefdebanden aan God bindt, ons deelgenooten maakt van Gods natuur en waardoor we kinderen Gods genoemd worden en het in waarheid ook zijn. Zondag 11 Mei: 4’ Zondag na Paschen. H. Walburgis. Maandag 12 Mei: H.H. Nereus, Achilleus, Domitilla en Pancratius. Dinsdag 13 Mei: H. Robertus Bellarminus. Woensdag 14 Mei: H. Bonifatius. Donderdag 15 Mei: H. Johannes Baptista de la Salle. Vrijdag 16 Mei: H. Ubaldus. Zaterdag 17 Mei: H. Paschalls Baylon. Zondag 18 Mei: 5’ Zondag na Paschen. H. Venantius. SBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBflBBE Waarom lijden aan I HOOFDPIJ N i. 1 MIGRAINE I TANDPIJN WAh GRIEP Maai RHEUMATIEK f®,'4 f'WW? ZENUWKOORTSEN MbmO Pijn der BgKfBSa MAANDSTONDEN fS&SEs als de Wonderbare BRUINE POEDERS van der Apotheek DE POORTERE h Sint-Niklaas-Waas U oogenblikkelijk, zonder schadelijke S gevolgen van deze pijnen zullen be- H vrijden. M B De doos van 8 poeders 4 jr. J De driedubbele doos van as poeders 10,00 Jr. K&mSSB j Te verkrijgen in alle Bgjgfejil I goede Apotheken of vrachtvrij tegen MUg I postmandaat. I Gebruik ze eens, U HAll I zult nooit geen an- dere meer gebruiken. aan uw Briefdrager Abonnement pp «DE POPERINGENAAR». Klaas met nog twee andere makkers, begaf zich rechtstreeks naar Steven’s slaapkamer; zij sleurden dezen buiten het bed, bonden zijn handen en voeten. Vruchteloos gilde, bad en smeekte hij om zachter behandeld te worden; te vergeefs verweerde hij zich als een leeuw; hij werd letterlijk begraven onder al het bedden goed, dat op de kamer gevonden werd. Een akelig verschijnsel deed zich thans voor, bij het zien der rijke meubels, waarmede de woning van den hoofdman was opgepropt. Diezelfde mannen welke, nu vier dagen geleden, een welgemeenden afkeer toonden tegen de minste benadee- ling, die men aan den hoofdman zou heb ben willen toebrengen, vergaten thans hun woord en dachten nog enkel op ne men en houden al wat hun oogen maar bekoorde. Sommigen grepen een voorwerp, en wierpen hetzelve wederom weg, zoo- dra zij iets kostbaarder vonden. Anderen verwijderden zich met buit beladen; doch keerden weldra op hunne stappen terug, om nog meer te stelen... Er werden kerels onder hen gevonden, die de kostbaarste zaken uit de handen hunner makkers ruk ten, dezelve verscheurden, schonden of braken, uit loutere heb- en baatzucht. Een enkele Bokkenrijder bevond zich onder de bende die geen blik wierp op al de kostbaarheden van Steven’s huis en slechts naar één voorwerp scheen te zoe ken... Hij drong beurtelings in al de ka mers; opende kisten en kasten, doorzocht de bedden en datgene waaronder iets ver borgen kon worden; doch, hij moest het voorwerp zijner opsporingen niet kunnen vinden, want hij bleef een poos stilstaan met de rechtervuist tegen het hoofd ge drukt. Plotseling, alsof een lichtstraal in zijn verward brein ware gedrongen, snelde hij andermaal naar de slaapkamer van Ste ven; hij brak alles open wat gesloten was; doorzocht de minste voorwerpen, doch vruchteloos!' Eindelijk sprong hij in den bedstoel, wiep de onderplanken op den vloer; bij deze bewegingen stiet hij zijn voet tegen een voorwerp. Hij legde MAAR WEET GE WAT ’t Manneke gedaan heeft? ’t Manneke is verzot op al die laatste nieuwmoden liekens, waarvan er alle twee drie dagen een nieuw uit komt. 'k Ben dan seffens bij een grossist in muziekartikelen gegaan en ’k heb een abonnement genomen Op de liekens Groot en klein Die nog alle dagen Aan ’t verschijnen zijn Klaas stelt voor, dat men met een balk de voorpoort zou verbrijzelen of uit de hengsels werpen, dan het dienstvolk bin den om op zijn gemak aan het werk te kunnen gaan... Baas Thijs, de gebuur, zeei- wel met den bouwaard en gesteltenis des huizes bekend, houdt staande dat de aanval op den kant der beek moet begonnen worden. Dit gevoelen wordt omhelsd door al de overige dieven, die niet genegen schijnen om veel gedruisch te maken. Men haalt maskers voor den dag; bij de dubbelzin nige schemering der vuurkolen, worden de breektuigen onderzocht, als eensklaps op den kerktoren van Schinnen zich het mid dernachtelijk uur laat hooren. Plotseling sluipen de boeven uit het herbergje en volgen den weg tot nabij Steven’s woning; daar dalen zij dan de beek af, en twee minuten na middernacht, staan zij allen voor de achterdeur, die op den tuin uit komt. Wien het gegeven ware geweest, gade te slaan met wat voorzorg werd te werk gegaan, hoe de schildwachten met vuurroer in de vuist hadden post gevat; hos zij hunne ooren tegen de deuren, de vensters en de muren plakten cm te ver nemen, of men geen teeken van waak zaamheid bespeurde, zou niet hebben kunnen gelooven, dat er een bevolen dief- te moest gepleegd worden. Weldra liep een middelpuntboor zacht jes door het hout en in min dan tien mi nuten nam men een stuk uit de deur. Baas Hein werd aangewezen om eerst binnen te dringen en dan de deur te openen. Mompelende kroop hij door de opening; de deur ging weldra open en achttien Bokkenrijders slopen binnen, terwijl de overigen op post bleven staan... Aanstonds werden dievenlantaarns ont stoken, en dan begon de rooverij. Sommigen, door kostbare voorwerpen, welke zij zagen, bekoord, wierpen zich op dezelve als de roofvogel op zijn prooi; anderen, de rooverij volgens den regel willende plegen, drongen binnen de slaap vertrekken, waar zij den eenigen knecht, die binnen het huis sliep, bonden. Den volgenden dag gaf hij Lena een breedvoerig verslag nopens de woning, de leefwijze en de stille deugden van Herman en Martha. De gevoelige zuster werd, als het ware, overmeesterd door een geheime samenneiging voor Ruyter’s kinderen; in derdaad, tusschen dezelve lag zooveel overeenkomst met haar lot en dat des broeders, dat zij elkander wel de vrien denhand mochten aanbieden. HOOFDSTUK X STEVEN WORDT BESTOLEN In de omstreken van het dorp Voeren- dal, ziet men in de menigvuldige dalen, waaraan de plaats haar naam ontleent, .van tusschen den keiachtingen grond, bronnen opborrelen en vloeien naar de diepte die tusschen twee bergketenen als ingekofferd ligt. Onmerkbaar groeien die menigvuldige bronnetjes aan tot een beekje, dat nu eens zachtmurmelend voortkabbelt, dan weer schuimend over de wortels en steerien heentuimelt en bij iederen hinderpaal een waterval vormt in het klein. Dit zachte, gedruisch lokt uit tot eene morgenwandeling ofstemt tot stille mijmering. Volgt men den loop van dit beekje tot nabij Schinnen, dan verwijdt zich het dal, dat in de lente weelderig prijkt met gras en waterbloemen. Aanlokkelijk is deze streek in de lente, levendig in den zomer, als de maaiers en de hooiers zich hoops- gewijs .derwaarts begeven met zeisen en vorken; als de bergen weergalmen van de vroolijke liedekens. De herfst zelf stemt hier niet tot die droefgeestige gedachten welke den mensoh, tegen wil en dank, aangrijpen bij het zien der stervende na- Als op and’re jaren Werd een Mei geplant Zag ’k de jonkheid dansen Juichend hand in hand Dansen in het ronde Dat het was een lust... ’k Zag hoe ieder meisje Teeder werd gekust. Ik, ik deed nooit mede, Moeder hield m’op zij. Maar nu wil ik wezen ’t Liefje van de Mei. 9. 10. Het geklaag wordt nog erger wanneer de cirkusbestuurder komt melden dat zijn jagers ook den tijger niet hebben ge vonden. Ze zijn met leege handen terug gekeerd. Ze zullen een nieuwen speurtocht beginnen, maar ondertusschen mag het volk stilaan naar huis gaan. Ge moet zoo geen schrik hebben, brave menschen, het 'beest is ver weg gevlucht naar de bosschen. En daarbij ’t is er geen van de ergste soort. Een magere troost mijnheer. Een tij ger is een tijger en niemand komt graag zoo’n beestje tegen, vooral niet des nachts. Allemaal goed voor dezen die onder den kerktoren wonen en maar een stap moeten doen. Doch er zitten veel sukkelaars bij, die nog een uur te voet moeten gaan, dwars door het veld. An deren moeten per fiets naar vreemde dorpen, langs eenzame wegen. Nu, onze menschen konden toch ook niet heel den nacht onder die tent blij ven zitten. Ze maakten toen eindelijk van den nood een deugd en trokken stilaan weg. Eerst de durvers, met veel moed en groot lawaai. Ze wapenden zich eerst in it dorp met geleende bijltjes, rieken, gaf fels, spaden, met pinnen, stokken, stee nen en al wat hen onder de handen viel. Ze zetten een grooten mond op en spra ken van het beest zoo plat te slaan als een vijg, den kop af te hakken en in worsten te draaien. Dan volgden de ban- gerikken, zonder wapens en zonder groo te woorden, geruiscnloos als schaduwen. Ze bleven in groote troepen bijeen, onder het geleide van een gewapenden cirkus- man. Nog anderen gingen niet naar huis, doch bleven bij hun familie vernachten. Knuppels moest ook zoo’n groote groep bange schaduwen naar huis brengen: de menschen van Oostmolen. Ze moesten langs een langen, donkeren weg, tusschen gevaarlijk struikgewas, voorbij het spook- hoveken. De champetter was zeer heldhaftig. Hij laadde zijn pistool en riep: «Menschen van Oostmolen, volgt mij!». Fier als een legeroverste stapte hij op, aan het hoofd van zijn groep, hoog de borst en wijd-zwaaiend met het wapen, zijn leger volgde hem op den voet en be wonderde dien onversaagden aanvoerder. Die parade bleef duren zoolang de veld wachter met zijn volgelingen tusschen de huizen van het dorp mochten oprukken. Maar eens dat zij in het donker veld kwamen, zakte al de moed van Knuppels onmiddellijk tot diep in zijn schoenen. Hij liep nu voorovergebogen en hield het pistool vóór zich, gereed om te schieten. Achter eiken struik zat een tijger op loer. Gedurig bleef de champetter stil staan en luisterde scherp. Zijn menschen bleven ook staan, grepen elkander vast en luisterden. Maar ’t was niets. Dan sloop de bange Knuppels wederom eenige meters verder, tot aan den volgenden tij ger. Daar begon hetzelfde geheimzinnig gedoe: luisteren, neer hurken, mikken. Maar ’t was wederom niets. De menschen begonnen dat spelletje op den duur belachelijk te vinden. Ze deden niet meer mes en lieten de cham petter alleen al die tijgers bespieden. Zie nem maar loerenfluisterden ze elkan der in ’t oor. Er werd zelfs gegiecheld achter den rug van den onnoozelen jager. Alzoo geraakten ze toch tot aan het spookhoveken. Hier werd Knuppels dub bel voorzichtig, ’t Was ook wel wat noo dig. want er stonden groote dichte elzen struiken aan den kant van den weg. Zij maakten een insprong en vormden een heek, waar het des avonds akelig donker was. Daar kwamen de spoken bijeen, rond middernacht. Nu was het half-twaalf en Knuppels dacht neg niet eens aan spoken. Alleen maar die vreeselijke tijger speelde door zijn hoofd. Zeer voorzichtig bracht hij dus zijn menschen naar de elzenstruiken. Hij doorboorde de duisternis met scherpe blikken. En opeens... opeens! Was het een scha duw, was het een schim? O neen, het was een dier, een echt levend dier, dat ginder in de verte wandelde en den weg wilde oversteken. Knuppels zakte ineen en heel zijn leger zakte mee, want velen hadden ook reeds dé beweeglijke schim bemerkt? Het was geen grap en iedereen wist zeker dat ze met den tijger te doen hadden. De menschen waren om te ster ven van schrik en Knuppels niet minder. Hij had reeds eens goed uitgekeken of het soms wederom geen hond was. Maar neen, het dier dat ginder rondliep was veel grooter dan een hond. F?n tijger! Er werd fluisterend gesmec .t: Champetter, schiet hem neer; schiet hem toch neer!». Doch dat was onmogelijk. Het dier liep ginder nog ver buiten schot. Knuppels fluisterde bibberend terug: ’k Zal schieten; als hij nader komt».! Men wachtte dus en bad vol angst tot t God. Knuppels zat daar ineengedoken, met de schrik op het lijf en hield de schim goed in ’t oog. Doch die tijger scheen gi hebben om te naderen. Hij steeds aan den kant van den weg staan en verroerde zich bijna niet meer. Mis schien stond hij gereed om zijn aanloop te nemen en naar de menschen te stor men. Schiet hem dood. Achschiet hem toch doodzuchtte een half-dood vrouw- mensch. Knuppels wachtte. De tijger wachtte. En plots besloot de champetter dan toch maar zijn kans te wagen. Als hij nu eens goed mikte, dan kon hij het vervloekte beest misschien toch treffen en dan wa ren ze er onmiddellijk van af. Opgepast! De bevende jager houdt zijn wapen zoo stil mogelijk en mikt naar den kop van het dier. Een oogenblik ijzige stilte, geen adempje en opeens... pang! Wat een knal! De menschen springen op van ’t verschieten. Knuppels is ook opgesprongen en tuurt met groote schrikoogen, door den weg- drijvenden rook naar de plaats van den tijger. Zijn volgelingen staren hem met schrik en spannende nieuwsgierigheid aan. Maar opeens snapt de geweldige man zich om en schreeuwt doodangstig: «Vlucht, vlucht! Hij leeft nog!». Ja, hij leeft. De kogel heeft alleen maar den tijger woedend gemaakt; want Knup pels ziet hem opeens aan ’t loopen gaan, aan ’t loopen. Gillend en huilend zijn de menschen uiteen gesprongen en zitten nu overal aEsssasassHiagafflaBsaasHEiaaHsia weer geneesheer modepop, die om een kunstmatigen knoop in den halsdoek te leggen, een uur lang voor den spiegel staat! Als hoofd der Bokkenrijders, is hij de goddelooste bóeï; daarentegen neemt hij in zijn dienst enkel allerdeugdzaam ste knechten en meiden! Wellusteling in het geheim, daarentegen kruidje-roer- me-niet in het openbaar! Zelfs zijn dienstboden hield hij des nachts opgeslo ten, ter uitzondering van een, die tot de bende behoorde én aan hem met lijf en ziel verknocht was. Hij toonde zich zoo Och konden, ja, de menschen al Beseffen dit gebeuren. In liefde won de wereld bij En ’t waar gedaan met zeuren. ZEUREN dat is apeupres ’t zelfde als triestig zijn, en waar ik verleden week een remedie gegeven heb om nooit meer tries tig te zijn en immer den lach en den zwans op en in den mond te houden... zoo kreeg ik dees’ week een mooi ge dichtje van een onzer lezers die... ook al tijd blijgezind is en ziehier hoe hij dat aan boord ,'>"'t: GELUKKIG LEVEN Die in stilheid leidt zijn leven. Met een eerlijk kleed bedekt, Meer vergeten als verheven, Door gen kwade lust gedreven. Niet benijdt noch niet begekt; Die geen heer en heeft te vieren, Dan alleen den grooten God En zijn wezen en manieren Weet te leiden en te stieren Na het vallen van zijn lot; Die van zelfzucht afgezonderd, Geenerhande boosheid voelt, Niet verslagen of verwonderd, Of het bliksemt, of het dondert. Maar eenparig van gemoed, En met zijn berotep tevreden Kan betoomen zijnen wensch, En zijn tochten heeft besneden Niet naar lusten, maar naar reden. Dat is een gelukkig mensch. MIJNHEER TOERTJES had het zoo niet gedaan, en ’t gevolg was dan ook dat de man in zijn leven veel miserie gekend en beleefd had. Nu, op een dag, was de man, tenden en op versleten, ziek gewor den en de dokter kwam en zond de meid algauw naar den apotheker achter twee differente fleschkes. Een uur later stond de meid weer terug in den flesschenwinkel van den apotheker ofte pilledraaier en vroeg of meneere den apotheker geen flesch wilde terugnemen. En waarom dan? vroeg de geleerde Winkelier. Omdat mijnheer Toertjes van ’t an der fleschke is doodgegaan, stotterde de meid. DOODGAAN, dat is t leste! Ge moest dat eens zien, alderliefste Lezereskens en vrienden Lezers, zoals ’t Manneke uit de Maan dat ziet. Alle dagen trekken er hier duizenden en duizenden zieltjes voor bij, die door Sinte Pieter’s handen moe ten passeeren. Duizenden en duizenden Alle dagen Of dat een hoop is Moet ge niet vragen! Ja, ja. en iederen keer dat ’t klokje zegt tik... tik... stapt het hier iemand af... en ’t kloksken zegt dikwijls tik... tik... op een dag, nietwaar, m":»*ehen. Maar ik ’k Zit hoog En droog Hiei- in de maan En laat Zoo ’t gaat Den boel maar gaan. GAAN WANDELEN waren ook uffra Jeaninne en Softe, heur vriendin, maar uffra Jeaninne maakte haar beklag. Ja, zei zs, en zeggen dat Lieze van den slachter beweert dat ik roodselop mijn gezicht strijk. Ge moet daarmeê niet inzitten uffra, zei Sofie, indien ze zoo geel was als gij, zou ze ’t r"’’ doen. er de hand op, en zag dat het een geslo ten blikken doos was. Met een krai»P' achtige beweging brak hij haar open, e’ tot zijn groote blijdschap, zag hij, ds' zijn opzoekingen met den gewenschteii uitslag bekroond waren... Steven, alhoewel half verstikt door W beddegoed, kon alles hooren, wat op zün slaapkamer voorviel. Ook toen hij e®1 kerel binnen den bedstoel hoorde, to®1 het breken der blikken doos zijn oor®1 trof, deed hij een uiterste, doch vergeef' sche poging! Klaas, want men heef' in den zoeker de zoon van den Rood®1 Dolf geraden, had reeds al de paplerd1 uit de doos genomen en dezelve onder 8? jas verbergende, was hij buiten het W!- en rechtstreeks naar St Jans-Geleen g® loopen... Nu zullen we zien, kapitein Mod® pop, of gij uw doel zult bereiken! Pas»' valschaard, want voortaan hebt ge W' tegen Klaas te doen! Thuis komende, borg hij de geroofd* papieren dermate, dat geen mcnsch wereld ware in staat geweest, ze te ot,‘ dekken. Thans eerst genoot hij rust zijn legerstede. In zijn slaap werd hij niet meer le folterd door afgrijselijke droomen. 1* hij, des morgens, omstreeks tien uur waakte, verhaalde hij aan Lena de 8*j beurtenissen van den verloopen na*6; Zij toonde zich ten zeerste verblijd, zij waande de kinderen van Hein Ruff buiten gevaar. Zij kende evenwel den11S' tigen Steven niet. Haar broeder Klaas, die wist de hoofdman in staat was, geloofde hij krachtdadiger kon werken tot der deren redding: maar hij achtte sl «n gedane niet, zoolang de hoofdman hoofd had om te verzinnen, en armen uit te voeren. ,eI1< Dat Klaas gelijk had met aldus te 0^ ken, zal het vervolg genoegzaam le»ej Laten wij evenwel de gebeurteüff”^ niet vooruitsnellen cn zien wij wat n jj woning van Steven op de gepleegde en rooverij volgde. Ben ik dan zoo leelijk Dat me niemand wil Of... is bij de jongens Liefd’ een dwaze gril? Ik kan dansen, zingen, ’k Houd van spel en lach. Eerlijk, blije leute Die gebeuren mag. Schuwend kwaad en zonde Maar ook kweez’larij. Wie neemt m’als zijn liefje ’t Liefje van de Mei? Zie vervolg hiernevens 0ÜJT" ^lllllimiHlllinilllllllllllllllllllllllllllll Mengelwerk van 10 Mei 1941. S3 s Welaan, riep hij uit als in begeeste ring, de banden des kwaads zijn sterk, ik tal ze nochtans verscheuren met de hulp van God en Zijne Heilige Moeder. Zoo geschiede het, verzuchtte Lena, in de armen van haar broeder vallend, en tranen van blijdschap stortende. Terwijl Klaas, geheel overwonnen door het heldhaftige kind, met verrukking op haar bleef staren, nam zij een hemelsche 1; t drukking van kalmte aan Daar Klaas oordeelde, dat haar ge schokt gemoed rust noodig had, bracht hij de zuster te bed, en hield zich dan onledig, met het middagmaal in gereed heid te brengen. Toen zij, na een rust van twee uren weer opstond, vond zij dat haar broeder bitter moest geweend heb ben, want zijn oogen waren gezwollen. Lena, zegde hij, zoodra hij haar zag, sedert tien jaren heb ik geen gebed meer tot God gericht! Ik heb gepoogd het Onze Vader te bidden, doch, telkens als ik ge komen ben tot de woorden: en leid ons niet in bekoring, dan kan ik het vervolg niet vinden! Help mij eens, Lena! Dan volgt, zegde Lena, met diepen weemoed, maar verlos ons van den kwa de, amen!... O, ik zal deze woorden in mijn ge heugen prenten, viel Klaas in met geest drift. Luister, lieve Lena, of ik ze wel zeg; maar verlos ons van den kwade, amen!... Wei zoo, broeder, wel, zegde het kind. Zij voelde zich echter te zwak om nog verder over deze stof te handelen; zij verdubbelde hare liefdevolle zorgen'; onder haren hellzamen invloed, voelde dé ruwe Klaas, hoe langer hoe meer, zijn .moed aangroeien. kosten niet meer zoo duur, en men kan ze wat gemakkelijker koopen, namelijk: de kropsla, de spinazie, tuin kers, enz. Zelfs de groene kooien komen terug op de markt. Laat ons van de gelegenheid gebruik maken om veel sla gereed te maken en op alle manieren spinazie te eten. De spinazie is een niet zeer voedzaam voedsel maar gezond en verfrisschcnd. Er is opslorpbaar ijzer in zoodat de spi nazie speciaal moet aanbevolen worden voor hen die aan bloedarmoede lijden en voor de kinderen. Daarentegen doen jicht- en rhumatismelijders best niet te veel spinazie te nemen. Men moet steeds rauwe spinazie koo- pen. Want de gekookte spinazie kan ver mengd zijn met andere groenten die door koperzout een groene kleur krijgen. De bladeren tritzoeken en ze wasschen na de groote stelen weggenomen te heb ben. Ze dan nogmaals in het water zet ten en ze goed laten uitdruppen. De spinazie vervolgens laten koken in gezouten water in een aarden pot of in een pot in vertind koperbijvoorbeeld in de kookpot van konfituur. Gedurende het koken dat 10 tot 12 mi nuten zal duren, schept het schuim weg indien dit noodig is. Wanneer dc spinazie gekookt is laten uitdruppen in een zeef tot al het water eruit is. Vervolgens hak ken op de plank. SPINAZIE MET BOTER Na de spinazie bereid te hebben zooals hierboven aangeduid, ze in een braadpan doen met 15 gr. zout en 10 gr. suiker voor 2 kgr. spinazie (rauw gewogen). De spinazie enkele minuten op het vuur laten drogen terwijl men er in roert met een houten lepel. Wanneer ze goed warm is er een stukje boter bijvoegen, terwijl men er op past dat de pan niet op volle vuur staat. Bij voorkeur opdie nen met korstjes. GEREZEN SPINAZIE Zelfde bereiding als voor de spinazie met boter. Twee geklopte eieren bijvoe gen en mengen met een vollen lepel bloem die eerst geroerd werd in een de ciliter koud water. Alles in een vuurvas ten schotel gieten met boter bestreken en 20 minuten laten bakken in den oven. A JAN-FERDINAND, DE WATERMUIS 4. 5. Zoo kwamen de puiten aan ’t muizenland En zagen plots daar aan den kant, De groote vloot van Ferdinand. De schrik kroop in hun kikkervel; Ze doken allen even snel En Dikbuik ook hij was niet wel. Toch hielden zij in ’t riet de wacht, Ze bleven daar tot middernacht En zwommen naar de vloot zeer zacht. Zij praaiden vlug een boot of twee En voerden ook den schildwacht mee, Naar hunne vuile kikkerzee. Des anderendaags vóór dag en dauw, Klonk over ’t land de krijgstrompet. Al de matrozen sprongen gauw Uit hun warme muizenbed. De kapitein, zoo wit als krijt, Die riep op woesten toon: Maakt dat ge vlug in orde zijt; Dat vol-k vraagt ginds zijn loon En wederom voer naar den sloot, Maar van twee booten nu beroofd, De sterke watermuizenvloot Met Ferdinand aan ’t hoofd. Geen enkele puit was daar te zien, Ock ’t muisje en de booten niet. Ze zaten in hun fort misschien? Maar van de vloot klonk plots een lied. KRIS KREKEL. Vraag een 1 liter karnemelk, 125 gram üjit boekweitengort of grutjes, wat MJ stroop. Breng de karnemelk, af cn toe roerei de, aan de kook, voeg het zout toe strooi er de fijne grutjes in. Laat dc pij, af en toe roerende, ongeveer 10 mi» ten doorkoken, tot de grutjes geen witlt stippen meer vertooneu, doch geheel gut zijn. Geef deze vrij stijve boekweiteiigruttai- pan met stroop. Voor kinderen is het een plezier on de stroop in een kuiltje te krijgen, mid den in de pap. Een stijf gekookt gerecht als dit, geelt na het eten een meer voldaan gevoel da een dunnere pan kan geveu. Mocht er van stijve gruttenpap wit overblijven, dan kan dat den volgenden dag in stukken worden gesneden en, be smeerd met jan: of met appelstroop, een welkome aanvulling voor den boterham geven. Er is met karnemelk véél meer te be reiken ook voor vla en voor pudding ii het een smalékelijke grondstof. Men neme voor deze bereidingswijze een vuurvasten glazen of porseleinen schotel cn hangt deze in een met water gevulde platte pan. Na het ei in den schotel te hebben gedaan, zet men ót geheele zaak op het vuur. De zich ont wikkelende waterdamp zorgt dan voor de rest. Vrijdag Volle maan 11“ ja> 1WI I sj I Lm W Ëom B I kam BW b 10 Mei: 11 Mei: 12 Mei: 13 Mei: Woensdag 14 Mei: Donderdag 15 Mei: .U LVX’Gl. U.UO Laatste kwartier 18’ IBBBBBDBBBBBBSBBBBBBBBBBBBBB ’k Tooi me reeds met kransen Als een koningin Om blij meê te vieren ’t Feest van liefd’ en min. Oh! Daar zie ’k een Lezer... ’t Ventje lang verwacht, ’k Zie hoe hij bedegen Öp z’n Meilief lacht!... Kom, we vieren samen Blij de feestpartij. *k» Wil graag voor u wezen ’t Liefje van de Mei. Hewel, beste Lezer... ge ziet wel hé... ’t meisje wacht op u, en kent ge *t niet, vraag dan maar zijn adres, ’t Woont in onze straat, op ’t Maantje, enkele huizen verder, en... ge moogt me vrij gelooven... ’t is een fijn, puik, allerliefst, vriendelijk, bevallig, knoddig, mooi, verstandig, uit geslapen, aangenaam, mooi gebouwd, goed, lieflijk, teeder, proper meisje! Maar ’k zal maar stoppen... en u per slot van rekening nog ’t kalenderken geven. Zondag 11 Mei: SS. Walbert. Beatrix. Achilles. Eleonora. Doe wel, aan allen zonder haat, En laat de wereld in haar praat. Maandag 12 Mei: SS. Renatus. Nerius. Pancratius. Flavia. Van veel teren En veel smesren Komt veel duchten En veel zuchten Diusflag 13 Mei: SS. Domina. Servatius. Mucius. Een kleine gramschap Verstevigt de vriendschap. Woensdag 14 Mei: SS. Stephania. Bone- facius. Justina. Walburga. De drank, het spel en kleederdracht Heeft menig huis in leed gebracht. Donderdag 15 Mei: SS. Andreas. Sidro- nius. Dymphna. Veel te denken aan het goede Houdt voor altijd blij te moede. Veel te denken aan het schoone Is ons heil en onze krone. Vrijdag 16 Mei: SS. Joannes. Simon Stock. Al wat ge ziet, oordeel het niet. Al wat ge hoort, geloof het niet. Al wat ge weet, zeg het niet. Al wat ge moogt, doe het niet. Zaterdag 17 Mei: SS. Gijselbertus. bius. Celestien. Geld dat dom is, Maakt recht wat krom is. En daarmee, beste Lezereskens vrienden Lezers is Voor dees weke M’n epistel weer streke. Aan allen ’n vroolijken Zondag In volle vreugd In eer en deugd Voor ouderdom en jeugd, ’t Manneken uit de Maan. (BBBBBBBBBaBBBBBBBBBBBBBIDaa^ tuur. Ontelbare kudden grazen daar op de beemden, terwijl de koewachter zijne zweep of zijn eentonig gezang laat hoo ren. In den winter evenwel ondergaat dit bonte en levendige tafereel eene volsla gen gedaanteverwisseling: als de beek buiten hare oevers treedt, als de meer- schen bedekt zijn met ijs; als de sneeuw en nevel, in grove vlokken als kegels aan de boomtakken, het slaghout en de strui ken hangen, dan zou men zich verbeelden in eene der onafzienbare wildernissen van Rusland te zijn, waarvan de reizigers gewagen, indien men niet, hier en ginds, nauwkgurig, dat hij zelfs de dienstboden

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1941 | | pagina 8