Officieele Berichten en Besluiten Ons KINDERHOEKJE DE HOKKENHIJ DEUS door ECREVISSE BLOEDTONIC T ROOS KRUIS Ons Vrouwenhoekje -«o»-- - 1 Onze Randselprijskamp I VOOR ONZE KLEUTERS I LITURGISCH KALENDER BUREELMAfllINES ALFRED DEKEYSER DE HELDENDADEN VAN KNUPPELS DE VERDUISTERING van 7-6-41. 8° Bl. n UIT DE RABARBERGERECHTEN OPLOSSINGEN (XBasBagssaaHEsaaKinaBEaigBBBaB HUISSLACHTING AFSCHERMING VAN DE VERKEERSSIGNALEN AFLEVERING VAN SCHOENWAREN DE POPERINGENAAR BIJZONDERE MACHTIGINGEN TOT BEVOORRADING VAN LICHTE ZOMERSCHOENEN MAAN A nBBHHMnMBB»HBBBHnEIBBBBBBBIBBBBBBBBBBBBBBMBBBBaBaBBn EEN RECEPTJE ENKELE WENKEN us mijn zoon Herman, wanneer men maar enkel de lachende zijde der wereld en LEKKERE WORTELTAART EEN LEKKERE EN VOEDZAME SPINAZIE-PUDDING HET VERDELGEN VAN MUSSCHEN DE RANTSOENEERING VAN DE ZEEP VOOR ZWANGERE VROUWEN EN ZUIGELINGEN NIEUWE RAADSELS F73R1 'iniiimi: i’iimiii 3 L het manneke a Macazijna, Stencil» RABARBERSPIJS Men zet de rabarberplakjes, als men ze goed gewassehen heeft, enkel met het aanhangende water op. Zoodra ze koken doet men er de suiker bij naar smaak, en dan laat men ze, terwijl men af en toe eens roert, tot spijs komen. Zoo mo gelijk doet men er wat paneermeel bij of maïzena om te binden. In den rabarbertijd kost deze spijs niet veel en het is vlug klaar te maken. op 5.31 5.30 5.30 5.30 5.29 5.29 5.29 Raadsel 23. SIGARETTEN en 1 BOUTJE. Raadsel 24. Raadsel 22. NAGEL. Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag «nera DE POPERINGENAAR die te hard kraakt; u gvcu gcxuexttr. L I niet net gekeerd; gestopt; geklopt; niet goed gevaagd; rtt „gj. ch... niet fijn gehakt; dat te veel k... HOOFDSTUK XII HET IJZER BEGINT TE GLOEIEN Bij zijn terugkomst van Schinnen, scheen Herman te vermoeid en te zeer onder den indruk van Steven’s begooche lende taal, dan dat Martha hem over den vreemdeling onderhouden wilde.. Ook, toen den volgenden morgen reeds het ontbijt gereed stond en Herman, te- Artikel 5 van het besluit van 9 Februa ri 1941, betreffende de rantsoeneering en de toebedeling van vee, vleesch, slacht- afvallen en dierlijke vetten, wordt door volgenden tekst vervangen: Artikel 5. De personen die zich door middel van de door het besluit van 18 December 1940 toegelaten huisslachting van vleesch voorzien, hebben recht cp het dubbel van het rantsoen vleesch voor hen zelf en voor de personen behoorend tot hun gezin. -«o»- Op bevel der bezettende overheid moe. ten alle verkeerssignalen en de op dj vluchtheuvels geplaatste oranje-gel» lichtzuilen alsook de lantarens met taij licht, die gevaarlijke plaatsen aanwijzen, met blauwe verf afgeschermd worden. De politie vestigt in het bijzonder dj aandacht der voertuigbestuurders op de. zo nieuwe onderrichting en raadt hu voorzichtigheid aan. daar de opgelssdj wijzigingen r.e tot heden genomen veilk- heidsmaatregelen afschaffen. -«o»- Bij afwijking van artikel 1, 1», van het besluit Nr 53 van 23 December 1940, hou- dende regeling van het verbruik ren schoenwaren, en in aanvulling van ar- tikel 1 van het derde uitvoeringsbesluit van 24 Februari 1941 van voormeld be sluit, kunnen eveneens aan de veroruj. kers worden geleverd en door dezen wcr. den in ontvangst genomen zonder mach- tiging tot bevoorrading: 1° de schoenwaren waarvan de zolen niet uit leder zijn maar waarvan Cs sehacht gebeurlijk voor een deel uit afval. leder bestaat; b. v. schoenwaren met zo len uit hout, en met schacht uit weefsel, gegarnierd met leder; 2° de lakschoenen. De hierna opgesomde schoenwaren kun nen aan de verbruikers worden afgeleverd en door dezen worden in ontvangst ge nomen, tegen afgifte van bijzondere machtigingen tot bevoorrading voor lichte zomerschoenen, afgeleverd door de ge meentediensten: 1° marschschoenen met lichte lederen zolen en schacht uit weefsel, gebeurlijk met leder gegarnierd; 2» zomerschoenen met lichte lederen zolen en schacht uit leder dat slechts tot het vervaardigen van zomerschoenen die nen kan. zulk een plotse schrik in het volk had ge slagen. De gesprekken begonnen hoog op te borrelen en het werd in die huizen een lawaaierig gebabbel en gebroebel, om er oorendol van te worden. De grootste durvers stonden reeds lang op de straat en eenigen gingen op den weg kijken, langswaar dat Knuppels vertrokken was. Ze zagen hem niet meer; hij moest al dicht bij de weide gekomen zijn. Hier en daar ontglipte er een uit een deur en vluchtte in looppas naar huis. Zoo nam de spanning stilaan af en kon Melanie haren adem beginnen halen. Op het laatst waren de meesten verdwenen en bleven alleen nog de boeren van Ber ken en omliggende in de herbergen rond de plaats zitten. Zaten ze te wachten tot Knuppels terugkeerde, met dc dooden tijger op zijn rug? Maar hoe gaat het nu met den veld wachter? Hij komt buiten het dorp en al zijn moed zakt weg, tot in de uiterste topjes van zijn teenen. Hij loopt daar ook zoo moedermensch alleen op dien zon- nigen Zondagvoormiddag, hij en zijn wapen. En hij weet dat er een kilometer verder ook een wezen alleen ronddoolt, wachtend op een prooi van vleesch en bloed. Neen, champetter, ga liever niet verder, want het is te wreed als men er goed over nadenkt. Uw knieën knikken en de loop van uw pistool bibbert als haasjeskruid. De kogels die ge daar moet doorjagen zullen groote gaten maken in de lucht en overal vliegen waar het doel niet is. Üw hart kloppert ook veel te daper om scherp te kunnen schieten. Keer terug champetter, en vertel dat er geen tijger te hooren of tè zien is. Ut Vervolgt). DONDERDAG 12 JUNI 1941: Sacramentsdag. Onder al de door Onzen Heer Jezus- Christus ingestelde uitwendige genade- en heilsmiddelen, kan geen enkel bij het hoogheilig Altaar-Sacrament ook maar vergeleken worden. Door vele benamingen hebben de ge wijde schrijvers getracht de waardigheid en verhevenheid van dit wonderbaar Sa crament uit te drukken. Zij noemen het Eucharistie, en dat woord beteekent uit stekende genade of dankzegging. Eene uitstekende genade is het, vooreerst om dat het een onderpand is van ’t eeuwig leven waarvan de Apostel zegt: Gods genadegift is het eeuwig leven(Rom. 6. 23), en ook omdat het Christus bevat, die de ware genade is en de Bron van alle genaden. Dankzegging is het klaarblijke lijk ook: Met aan God iederen dag dat onbevlekte offer op te dragen doen we immers voortdurende en eindelooze dank zegging tot Hem opstijgen. Voor al zijne weldaden en in de eerste plaats voor die weldaad aller weldaden: de gift van Zich zelf aan ons in dat overheerlijk Sacra ment. Dikwijls noemt men het ook Sacrificie. Want zeker heeft Jezus dat Sacrament ingesteld tot een geestelijk zielevoedsel dat ons in ’t goddelijk genadeleven be waart en bevestigt. Maar ook wilde Hij daardoor aan zijne Kerk een altijddurend Sacrificie achter laten dat onze zonden kan uitboeten en onzen Hemelschen Va der, al te vaak door onze zonden belee- digd. kan terugbrengen van gramschap tot barmhartigheid en vergeven. Dat Sa crificie opdragen is immers het goddelijk zoenoffer van Calvarië opdragen, dat voor alle menschenzonden vergiffenis bekwam. Men noemt het ook Communie: eenings-sacrament. Eening van de ziel met Christus en van onze zielen onder ling. Hij in ons en wij in Hem, en door die ééning, één met al onze medemen- schen. Wanneer wij communiteeren moe ten wij in. dg en levendig bescfien dat wij aan Jezus’ Kruisoffer communiceeren, d..i het voor ons op Calvarië en op het altaar geslachte Godslam als offerspijs nuttigen. Al de vruchten onzer H. Communie zijn gerijpt aan den boom van het Kruis. Be grijpen we dan rok wél dat ook wij moe ten offeren aan Jezus, Hem iets ten offer brengen. In de eerste plaats al wat in ons hart, in ons gedrag, zijn alziend oog mis haagt en zijn oneindig minnend hart be droeft: al die zinnelijke gehechtheid aan de schepselen en al die naaste gelegen heden van zonden. Ten slotte noemt men het ook Viaticum of Reisvoorraad, omdat het ons, voorbij gangers en reizigers op aarde, steunt en recht houdt onderweg. Ook omdat het ons als reispenning en laatste Teerspijze meegegeven wordt bij onze over-reis, de eeuwigheid in. Wanneer een onzer naast- bestaanden in stervensgevaar verkeert, zorgen wij er voor dat hij deze zoo be langrijke hulp op tijd ontvange en la ten wij ons niet beïnvloeden door de ijde le vrees dat de kennis van zijn ware toe stand nadeelig zal zijn voor zijn gezond heid. Geneest bloedarmoede, zenuwzwakte, ondervoeding, bleekzucht. Versterkend middel bij uitstek! Apotheek KINGET-OPSOMER Veurne. Is 't van ’t lappen of ’t vertinnen Ik kan ’t alles op een prik. Maar, hoezee! Als ’k mag beginnen Met mijn: Rikke-tikke-tik! ’k Klop en ’k zwaai en ’k sla zoo dapper ’t Hamertje valt rap en rapper Op de maat van ’t blij geklappet In mijn nopjes, jubel ik Vroolijk: Rikke-tikke-tik. wat ge niet weet; en ook alles wat ge doet. Ach! het is maar zelden goed. En alzoo is er nooit iemand kontent zie! EN NU TOT SLOT ons wekelijksch ka- lenderken. Zondag 8 Juni: Drievuldigheidszondag. SS. Medardus. Heraclius. Itta. Adela. Audomaar. Dat de ooge niet en ziet En bekommert ’t herte niet. Maandag 9 Juni: SS. Primus. Juliaan. Feliciaan. Pelagia. Columbus. Zotten blijven zotten Vraag aan uw Briefdrager een Abonnement op Zoetjes fluisterde toen Leentje Oh! ’k Las ’t wel in haren blik In mijn hertje zingt ook eentje, ’t Lied van Rikke-tikke-tik Leentje ging en ’k lapte ’t panneken En ik dacht, gij zwart, zwart Janneken Wordt ge eenmaal Leentje’s manneken? Nimmer zongt ge meer met schik ’t Lied van Rikke-tikke-tik. -CO»- - Bijzondere machtigingen tot bevoor rading voor lichte zomerschoenen, va roode kleur op blauwen grond, kunnen door de gemeentediensten voor de bevoor rading en de rantsoeneering worden afge- leverd aan de personen waarvan de nor male voorraad in schoenen de reserve niet overtreft voorzien bij het besluit van 23 December 1940 en zijn uitvoeringsbe sluiten; bij de aflevering zullen alle be palingen van deze besluiten worden na geleefd. De bijzondere machtigingen voor lichte zomerschoenen zullen afseleverd worden tusschen den 1 Juni en den 16 Augustus 1941. Voor dit tijdperk zal de aflevering der machtigingen geschieden op basis van 6 t. h. van het aantal inwoners der ge meente. Het percentage van 6 t. h. komt zich voegen bij het percentage voorzien voor de gewone marsch- en werkschoenen; voor deze soort schoenen zullen de ge meentediensten. tot nader bericht, maan delijks machtigingen mogen afieveren ten bedrage van 1 t. h. van het aantal inwoners, zooals reeds het geval was voor de maanden April en Mei jl. Er kan slechts één paar lichte zomer schoenen worden afgeleverd per inwoner en per bijzondere machtiging tot bevoor rading. De machtigingen tot bevoorrading voor orthopedische schoenen moeten niet op rekening worden gebracht van het maan- delijksch toegestane contingent. Hetzelfde geldt voor (ie machtigingen tot bevoorrading voer schoenen bestemd voor de krijgsgevangen militairen in Duitschland en voor dezen die terug hun ne haardstede vervoegen. CaBBBBEBBBBBBBBBBBSXBSIBHIl Schrijf- en Rekenmachines - Dupfc cators - Tellers voor Hotels, enz. Linten - Carbones - Papieren. (Werktuigkundige-Technieker) IEPER Waterkasteelstraat 54 (Kanaal) -- Werk voor Kinderwelzijn aangenome» instellingen. Verder verschijnt binnen kort een ke. richt dat verscheidene maatregelen voor, ziet ten gunste der borstvoeding voor dj zuigelingen. Mooi Heleentje op een morgen Bracht me werk en vroeg of ik Voor de pan zou willen zorgen?... «Zeker... lieve stouterik!... En wijl Leentje even poosde Nam ’k haar handje... Leentje bloosde. En terwijl ik minnekoosde In m’n hartje wonderlik Ging ’t van rikke-tikke-tik. D2 KONFITUUR Ons moeder die maakt veel konfltuur Ze zet daarvoor de bezen op het vuur En laat ze dapper koken, Daarvoor moet ge een goed vuurken stoken. Dan doet ge de bezen in een doek Of door een versleten onderbroek En bij dat sap doet ge dan suiker bij. Ik mag de kom uitlekken... en ben dan blij Want ’k ben amateur van konfltuur. In de winkels is ’t niet zoo goed en te duur. Konfltuur is goed tegen den brand En doet door den band De spijzen goed verteren En ook... den achterwagen smeer en. Niet kwalijk, allei, maar d'r zijn er beter. Bah! en klinkt het niet goed dan botst het... lijk bij Minnekens, die ver slingerd was op Mie Tootjes. Hij zat er in de cinema nevens en wilde langs een omwegsken aan zijn akte van liefde geraken. Mieken, zei Minnekens, ge zijt ’n lieftallig kindje, ’n gezicht lijk ’n kriek- appel en zoo’n nette kleine handjes. Als ge gaapt moet ge zeker alle twee uw handjes voor uwen mond houden? Zijt dan sjantiel... als g’u niet beter ekspliok&area kunt! T WAS ROND PASCHEN en meneer de onderpastoor gaf catechismusles. Wel Janneken, vroeg, hij, wat vieren we met Paschen? De Verrijzenis des Heeren, antwoord de hij. Goed, manneke, en aan wie heeft Kristus zich het eerst getoond na zijn verrijzenis? Aan de Heilige Vrouwen, meneer, Heel goed, jongen, en waarom het eerst aan die vrouwen? Omdat... omdat ons Heer goed wist... dat zij het vlugst zouden rcndbabbelen. EEN BOERTJE was in een otomatiek- spijshuis verzeild geraakt te Brussel, waar juist niemand aanwezig was, dan een knorrig «garcon», die bijna van zijnen sus draaide, als hij iemand *n woordje Vlaamsch hoorde spreken. Wel, wel! wat is dat nu voor ’n win kel, mijnheer, zei dat boerken, wat ver koopt men hier toch? Ezelskoppen, was ’t antwoord bitsig... Ha zoo, ge moet er zeker veel ver- koopen als ge er maar een meer hebt. VAN WINKEL GESPROKEN.. Pardafff, de burgemeester van Hespegem. was win kelier op de parochie en tot op ’t Gemeen tehuis zat zijn winkel in zijn gedachten. Hij was bezig met ’n koppel tè trouwen. Jan Snul, vroeg hij, verlangt ge Ma rie Snep tot uw wettige huisvrouw? Ja, meneer, zei de jongen. Ik zal ze laten emballeeren en af geven, of neem ze liever zelf mee, zei de burgemeester. EN VOOR DEN ZOOVEELSTEN KEER ga ’k u hier trakteeren met ’n lieken, speciaal voor u gemaakt, m'n beste Le zers en alderliefste Lezereskens... en ’k hoop dat ge ’t mij niet ten kwade zult duiden. Het gaat over "t lieken van den BBQBBBBBBBI1BBBBBBE3BBBEBBBBB GEWAARBORGD KAASSTREMSEL schenke de hemel u de noodige krachten en zijn almachtigen bijstand!... Deze woorden leverden aan Herman, ruime stof ter bedenking; ook hij begon te vreezen, dat er iets buitengewoons; moest op handen zijn. Terwijl hij, als door déze woorden ver pletterd, en aan een standbeeld gelijk stond, sprak de grijsaard de volgende woorden tot hem:. Gij ook, Herman, hebt noodig, ge heel uwen moed, al uwe krachten te ver zamelen om ten strijde bereid te wezen; nader, mijn dierbare zoon! De jongeling, door de woorden van den priester uit de mijmeringen waarin hij vervallen was, getrokken, boog weemoedig het hoofd voor den ouderling. Deze legde de magere handen op hem en liet de vol gende vermaning nadrukvol uit zijn mond vallen; Herman, gij hebt de woorden van uw stervenden vader nog wel in uw ge heugen?... Mijn zoon, zegde hij,... waak over Martha!... Mochten ooit hare eer, hare rust of haar leven in gevaar zijn, snel haar ter hulp, al moest gij uw le ven ten pande stellen... Ja, zoo sprak vader zaliger, viel Her man eensklaps den priester in de rede, hem met verbaasdheid aanstarende. Loopt mijne, zuster eenig gevaar, dan zal ik bewijzen, dat mijn armen ten minste zoo sterk zijn als mijn geheugen. Een oogenblik geduld, hernam de priester, de zegen des Heeren dale over u, mijn zoon. En thans gaan wij met kalmte het gevaar onder de oogen zien; een voor zien gevaar is ten halve reeds afgewend... Deze woorden gesproken hebbende, ging hij als naar gewoonte ia den leuningstoel zitten... Deze wonderbare man was reeds zoo kalm geworden, dat de kinderen slechts hunne blikken op zijn gelaat moesten werpen, om volkomen gerustgesteld te worden. Hij was als de bedreven stuur man, welke gedurig kalmer wordt, naarmate het gevaar van schipbreuk te lijden toeneemt. Herman, onverschrokken van aard, was om om de asch. om ’n nar-’ om de voeten., om ’n glaasje, om ’n broekje. om ’n om *n om ’n plekje... op uw das; om ’n spatje... op uw vest; om ’n broksken... dat er rest; om ’n kous... die ge vergeet; en om al... tai gc ook alles wat ge doet. Al drinken z’uit gouden potten.. Dinsdag 10 Juni: SS. Margaretha. Mau- rinus. Die verre loopt En weinig koopt De weg is lang En ’t rouwt hem de gang. Woensdag 11 Juni: SS. Bamabas. Rose- lina. Hugo. Macra. In ’t vele spreken Waarom lijden aan HOOFDPIJN MIGRAINE TANDPIJN GRIEP RHEUMATIEK ZENUWKOORTSEN Pijn der MAANDSTONDEN als de Wonderbare BRUINE POEDERS van der Apotheek DE POORTERE Sint-Niklaas-Waas U oogenblikkelijk, zonder schadelijke gevolgen van deze pijnen zullen be vrijden. De doos van 3 feeders 4 Ir. De driedubbele doos van 25 poeders 10,00 Jr. Te verkrijgen in alle goede Apotheken of vrachtvrij tegen postmandaat. Gebruik ze eens, U zult nooit geen an dere meer gebruiken. En zal geen kwaad ontbreken. Donderdag 12 Juni: H. Sakramentsdag. Zie vervolg hiernevens iW >SBBBBEBBBB!SBBSBBBflHD&BBBBa»BBBSaBBBBBflBBa3BBBB!iaBaBB&3a £i|||||||IHIIIIIHIUIIIIIIIIIIIIIfllllllllllllll Mengelwerk van 7 Juni 1941. EE S Hij vervolgde: Mocht de goede God mij de gelegen heid schenken van aan u, braven jong- des levens gezien heeft, dan wordt niet voor een ondankbare uw leven hebt blootgesteld... Thans ben ik schier van alles beroofd; want de rampspoeden heb ben zich op mijn hoofd gestapeld; doch ik heb geleerd, mijn hoofd zonder mor ren te buigen, onder de kastijdingen van den Heer. Er zullen wel eens betere da gen komen... Te vergeefs ook, onderbrak hem de priester met voorbedachtheid, worstelt de ongelukkige tegen dsn slaanden Engel! Maar, op wat loon mag de beproefde ho pen, als hij tegen den Almachtige mor rend en vloekend, zijn opgelegd pak draagt? Verschoon mij, eerwaarde man, be merkte Steven, ik mor, ik vloek niet: ik poog veeleer het rampenpak met geduld te dragen. Dank zij de gepaste zorgen mijner weldoeners, voel ik mij genoeg zaam hersteld om, nog heden, terug naar huis te keeren... Zoodra tijd en omstan digheden mij zulks veroorlooven, aal ik komen met ter daad mijn dankbaarheid betuigen jegens mijn redder. Geen belooning zal ik ooit aanne men! viel Herman in de rede... Dit gevoelen strekt u tot eer, hui chelde Steven, nochtans zal ik doen op merken, hoe spijtig het mij zou zijn, in dien ik aan niemand het recht toestond te vermoeden, dat mijn dankbaarheid zich beperkt tot enkele woorden. Geloof, mijnheer, zegde de priester met ernst, en met het inzicht nog dieper in den zonderlingen man te kunnen tirin- -- men nog zoo jong is als blikslager... en *t draagt als pompeuzen titel: RIKKE-TIK Heel den dag in mijnen winkel Gaat het Rikke-tikke-tik Klett’rend klinkt het klaar gerinkel Van mijn hamertj’ op het blik. ’k Ken mijn vak, ’k hou van mijn stieltje, Van m’n schootsvel en m’n kieltje. En ’k heb van ’t werken geene schrik: ’k Zing van: Rikke-tikke-tik. K VOEL HET AAN M’N PEN Da’k in forme niet n’n ben Om U vandaag, beste gezellen, Veel nieuwsjes te vertellen l M’n kop, ‘t is waar Staat er ook niet naar... En ’k zeg het zonder blozen ’t Moment is slecht gekozen, Maar, ’t is ’t Manneke uit de Maan Die vast en gewis ’t Meest nieuwsgierig is Om te vernemen, m’n beste vent, Eens ’t epistelken ten end, Wat dat erin vermeld zal staan. Ja, ja, ’k moet het eerlijk bekennen, m’n hoofd is zoo voois als een raap. En ’n mensch vraagt zich af aan wat dat ’t meest is toe te schrijven. Is ’t dat ver domd weer ’t welk zoo on de zenuwen van de menschen zijnen verderfelijken invloed uitoefent? Enfin, we gaan onzen kop niet breken met te zoeken naar d’öorzaak van die stoppigheden... «Maar we gaan ons koe- razie met ons twee handen pakken, en als ’t moet, zal ’t hard gaan tegen on zacht zei de dronkaard, en hij liep met zijn kop tegen den muur. Is ’t niet geestig? WIE DAT ER DIKWIJLS heel geestig kon voor den dag komen, dat was de op volger van Paus Pius IX, Leo XIII. Een schilder maakte eens zijn portret, dat zeer slecht uitviel, en maar weinig gelijkenis vertoonde. De Paus schreef daaronder de bekende woorden uit het nieuwe Testament: Nolite timere, ego sum ’t Geen beteekent: Vreest niet, ik ben het! BESTE LEZERS EN LIEFSTE VRIEN- DINNEKES... ’k Heb vanmorgen van Knuheken en Kar lien een kaartje ont vangen waarop er geschreven staat: Beste Manneke, We stellen ’t eksellent in ons bootje en varen 8 dagen langer dan voorzien. Mor gen gaan we naar Parrapompelen Kar- lien’s suikernonkel bezoeken en komen dan bij u terug... met veel veel nieuws. Zalige Hoogdag van Sinksen en de beste komplimenten aan al onze Pope- ringenaarke’sklanten. Uw Knul en mijn Karlien. Voilé, beste Lezers, dat maakt da’k weer eens in m’n verwachtingen bedrogen ben en voor de volgende keer maar m’n goeie vriend de' Knul aan m’n dispositie zal hebben. DE RAVITAILLEMENT - KALENDER geeft ons voor Juni en Juli dubbel suik r- rantsoen. Hoeraah! We zullen kunn-n konfltuur maken en al ’t dcorsnuffelen in brieven van m’n beste Lezers toegestuurd, heb ik daar nog een pennevrucht ontdekt, die ’k hieronder laat volgen. IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIUIIIIIIMIIIIIIIIIIIM Slechts 9 goede oplossingen kwamen de ze week binnen van de 71 antwoorden. Boszinge spant de kroon en alle juiste oplossingen zijn deze der Boezingenaars Vindevoghel Rob., Storme Paul, Gruwier Marcei, Storme Antoon, Debackere Mi chel, Defoor Jozef, Notredame Gaston, Petillion Jozef en Defoor Laura. 2 Prijzen worden dus toegekend. Dokter Marus won NOTREDAME GASTON. De Betcoverde Steenput won STORME ANTOON. 1 SS. Basilides. Odulf. Joannes. Stepha nie. Lichte gedaan Volgt, wel aan. Vrijdag 13 Juni: S. Antonius v. Padua. Zondagsteke En duurt geen weke. Zaterdag 14 Juni: SS. Eliseus. Basilius. Rufln. D’er zijn geen stonden Aan staken gebonden. En daarmee sluit ik nu het boek Ge hebt geen réén tot klagen Dus zeg ik: Vrienden, houdt u kloek En tot vandaag acht dagen. Als ’t God belieft, wel te verstaan, Want zonder hem raakt niets gedaan Van ’t Manneken uit de Maan. SZE3SBBB33aBBSBBSBBBS3aB3a3$ doorstaan. Wanneer de huichelaar Ste ven evenwel zag, dat noch de priester, noch Martha, een enkel woord losten om hem te weerhouden, liet hij zich geenszins door den broeder overhalen. Herman zien de dat het besluit van zijn reddeling on veranderlijk bleef, ging de beide paarden zadelen, bracht dezelve voor de deur, be steeg het bruintje en gaf het ruinpaard aan Steven. Deze nam afscheid van Martha en den ouden herder, waarna zij te samen den weg insloegen, over Catsop en Beek, naar Schinnen. Ondertusschen wist de aartsbooswicht Hermans eenvoudig hart dermate te boeien en ’s jongmans vertrouwen zoo verre te winnen, dat de onachterdochtige redder op zijn reddeling een kerk zou ge bouwd hebben. Nauwelijks waren zij ter woning van Steven aangekomen, of deze toonde aan Herman de versche sporen der braak, en de naaktheid der vertrekken; op deze wijze joeg hij nog oneindig meer medelij den in ’s jongeling» boezem. Te vergeefs poogde hij evenwel zijn weldoener bij hem te Schinnen te houden tot den vol genden morgend, want nauwelijks wa ren man en paarden een weinig ver- frischt, of hij besteeg het ruinpaard, nam het bruintje bij den toom en spoedde zich zoo snel huiswaarts, dat hij nog voor ne gen uur ter bergwoning aankwam. Herman, met die rondborstigheid, wel ke den stempel van zijn karakter droeg, deelde aan Martha mede, wat genegen heid hij voor zijn reddeling koesterde; ja hij gevoelde jegens dien uitgezonderden booswicht eene grenzelooze vriendschap. HEBT GE OOIT een goed woordje ge daan om een of ander kennis aan te zetten tot het abonneeren op dit blad. Dank erom. 14. Eerst staan ze elkander verbijsterd aan te gapen, tot er bezinning komt en met één siag heel de dorpplaais aan ’t vluch ten gaat. Het worac een wilde warrel- stroom van stootende, drummende, sprin gende mannemenschen, die om ter eerst m een huis willen zijn, buiten het bereik van het roofdier. De ouderen van dagen, gelijk Heintje van ’t klooster, worden in uen stroom opgenomen en vloeien mee de huizen binnen. Op één, twee, drie is gansch die groote plaats schoongeveegd; de laatste deuren Happen toe, het is er nu kerkhofstil en de zon komt op de steenen rusten. Vóór het open raam van ’t gemeente huis staan daar moederzielalleen: Knup pels en de secretaris. Gansch machteloos nebben zij toegekeken op de dwaas-ge- wcldige vlucht der boeren en zij wisten niet wat hier moest gedaan worden. Knuppels hield nog steeds de brieven vóór zich en deed alsof hij wou voortlezen. Toen ze lang genoeg op de potdichte hui zen en de bloote steenen hadden gestaard, kon de secretaris meer orde krijgen in zijn verwarden geest en hij sprak Knup pels toe: Champetter, gij moet hem gaan neer schieten; anders gebeuren ginder onge lukken. Als door den angel van een bij gesto ken, schrok Knuppels op en toen sloeg hij zulke vreeselijke blikken op den se cretaris, dat deze vreesde zelf neergescho ten te worden, ’t Is verduiveld gemakke lijk gezegd een tijger neerschieten als ge ’t zelf niet moet gaan doen. Maar Knup pels viel algauw cp zijn water en begreep zijn plicht. Daarbij zag hij vóór al de 1 ramen spottende gezichten verschijnen en hem aankijken. O! Als ze soms dach ten. dat hij niet durfde, de groote ban- gerikken daar achter de ruiten. ’t Is goed, secretaris, we zullen er voor zorgenzegde hij kordaat. Hij greep zijn pistool en stapte krachtig naar beneden. Toen Knuppels op de dorpplaats ver scheen met het wapen in de hand, ver anderde de spot op de boerengezichten in bewondering. Hij straalde van glorie, bleef nog wat trutselen en marcheerde toen met wijde gebaren den weg naar Berken op, den weg naar de weide van boerke Piepers. Binnen in de huizen was het volk nu rustiger geworden. De stoutsten ontgren delden de deuren en kwamen een hapje lucht scheppen. Ze zaten daar ook opeen- geperst als vijgen in een mandje. Bij Melanie waren ze zelfs tot boven op de stoof moeten kruipen; het mensch zelf zat platgeduwd in een hoekske van de schouw en weeklaagde voortdurend: Mijnen asem. Och menschen, mijnen asem! Nu begonnen onze menschen toch wel een beetje in te zien dat het maar dom was geweest zoo allen aan ’t loopen te gaan. De schuld van den secretaris, die VAN GRIETJE EN DEN VLINDER Klein Grietje ziet een vlinder hangen, Klein Grietje wil dat witje vangen. Kom naar beneên gij sneeuwig diertje; Haar handjes staan reeds op een kiertje, Kom even rusten in dat mollig huisje, Daar wacht u toch geen enkel kruisje. Maar ach het sneeuwwitje blijft stijgen En is niet naar beneên te krijgen. ’t Houdt zoo van wijde zonneluchten; In zusjes handjes zou het zitten zuchten. En ’t gaat al hooger, hooger zweven, Arm zusje’s lipje wil gaan beven. Maar wat, wat is er met ons diertje? Kijk ’t valt gelijk een wit papiertje; ’t Valt naar die oogjes waar twee traantjes [blinken, 't Valt naar dat lipje dat zoo diep wil [zinken. Plots breekt een zonnelachje door den re- En Grietje holt ’t papiertje tegen. [gen Kijk, fladdert je zit aan een bloem te [snoepen. Stil meisjes, stil nu, zonder roepen. Twee gulzig-open handjes grijpen En molledikke vingerklauwtjes nijpen. In ’t wreede huisje zit een bloem te zuch tten En door de bladeren gaat een witte vlin- l.der vluchten. KRIS KREKEL. Kwel uw geest met geen hersen schimmen, antwoordde de broeder met zijn gewone goedheid, ik zal tegen u geen redetwist ondernemen, rakende het men- schelijk hart; maar dit durf ik zeggen: Steven is niet alleen een wellevend en heusch, maar ook een braaf man. Ik acht mij gelukkig, zulken mensch te hebben gered. Geloof mij, zusterlief, hij die zoo wel, zoo gepast spreekt over godsdienst en plichtbesef, moet zulks niet alleen kennen, maar ook uitoefenen; dat is mijn meening. Broeder, hernam Martha, zachtaar diger dan ooit, ik kan aan het ding geen lichaam, geen vormen geven; maar ik voel in mijn hart een bangheid, een be klemdheid, die ik niet kan onderdruk ken.... Mïjn gemoed zegt mij, dat wij met een ongeluk bedreigd worden! Is de komst van dien vreemdeling in ons huis de oorzaak of de gelegenheid ervan? Dat kan ik niet zeggen; doch ik zie de komst van onzen braven herder met ongeduld te gemoet, en ik hoop, dat hij mijne vrees zal doen ophouden!... Deze woorden gezegd hebbende wierp zij hare blikken op het voetpad, dat van de bergwoning naar de wilgendreef leid de. Een blijde gil ontsnapte aan hare be klemde borst en zij riep uit: Daar komt hijdaar komt hij Haar angstig gevoel maakte eensklaps plaats voor de zoete hoop. Herman ging, als naar gewoonte, den eerwaarden ouder ling een eind weegs te gemoet, en was niet weinig verbaasd, hem met meer dan gewonen spoed te zién naderen. Toen de goede man in huis was getreden, bespeur den de kinderen op het anderszins zoo open en kalm gelaat van dén priester een buitengewone droefgeestigheid. Martha genaderd zijnde, legde de grijs aard zijn handen op haar hoofd en sprak langzaam en met gevoel: Martha, mijn deugdzaam kind, wa pen u met moed en voorzichtigheidEr zal moeten gestreden worden, en ik bid u, niet uit het geheugen te verliezen, dat de zegepraal alleen aan hen te beurt valt, welke tot het einde strijden! Daartoe ven hard gekookt ei. Wat er is over gebleven van den bouillon worat ver mengd met wat meel en met wat licht bruin gebakken ajuinen; deze bijzonder smakelijke saus dienen wij bij den pud ding op. SPINAZIERIJST MET ROEREI Dit recept volstaat voor vier personen. Fruit een fijngesneden ajuin in boter, slaolie of margarine; giet hierbij vier kopjes rijst en laat deze even meefruiten. Doe er anderhalve liter water bij met eenige bouillonblokjes, wat soya of green- tennat en laat de rijst zachtjes gaar wor den. Wasch intusschen een pond spinazie, Iaat ze uitlekken en hak ze fijn. Roei de rauwe spinazie door de rijst en voeg wat zout en een stukje boter toe. Goed omroeren. Klop drie eieren met drie lepels melk (of water), bak hiervan roereaeren en bestrooi hiermee bij het opdienen de schaal met spinazierijst. Ook bij gestampte aardappelen met gestoofde spinazie, waarbij men geen saus noodig heeft, zijn een paar roereieren een welkom gerecht. In plaats van aardbeien met slagroom eten wij zoodra de vrucht aan een menschelijken prijs verkrijgbaar is aardbeien met plattekaas (of hangop), waardoor wat poedersuiker wordt geroerd. Spoelt men de melkkan eerst uit in het afwaschwater, dan wordt dit zacht en maakt beter schoon. Wie vuil werk verricht, stopt eerst zeep onder de nagels, dan worden ze niet vuil. Mouwen die sleetsch geraken, versterkt men met een lapje van dezelfde of ge lijkkleurige stof, dat er met een onzieht- baren steek wordt onder gestopt. Vooraleer manskleederen of kinder- kleederen te wasschen, haalt men eerst de zakken uit. Dan komen er geen kleu- renpotlcodjes of andere gevaarlijke din gen in de wasch. Glas- en zilverwerk, dat met zeepsop is gewassehen, wordt niet nagespoeld vooraleer men het droogwrijft. Het glimt dan mooier. Wanneer gij laat behangen, neem dan een rol papier meer. Het zal u veel ge loop besparen als het behang mocht be schadigd worden. De kopjes van brandnetels, jong en frisch afgesneden (met handschoenen!) worden gekookt en onder de aardappelen als een zeer gezonde groente gebruikt. aBBSSBBBHBBSBBmBBBBBBBBBEB - ZON onder 21.52 21.52 21.53 21.54 21.55 21.55 21.56 to Nr24. IIIHIfflfllillllliraiHItlIHIlllllinilllllg g g g s een man, een bewijs te kunnen geven dat gij groote zelfverloochening gevergd, dan - j1- k.u. moet men unet een oyergroote zucht tot weldoen bezield zijn, om zijn jeugdig le ven koelbloedig bloot te stellen, gelijk Herman nu gedaan heeft. Godsdienst en aangeboren menschlievendheid kunnen alleen zulke zelfopoffering inboezemen. De droge rede pleit te zeer voor het zelf behoud, dan dat zij tot zulke verhevene daad aanspore. Deze zelfverloochening, huichelde Steven nog inniger dan te voren, heb ik op den eersten oogenblik begrepen en op prijs gesteld. Ik stond er verbaasd over. Thans begrijp en zie ik, aan wien mijn redder de edelmoedige gevoelens, waar mede hij bezield is. danken moet. Gij noemdet den jongma;.: uw zoon; gij toont u den waardigen vader van dit uitgezon derd kind. Had Steven gerekend, dat zijn vleitaal grooten indruk zou te weeg brengen op den doortrapten grijsaard, dan was,hij verre gemist; de ouderling hield Steven voor nog veel gevaarlijker dan te voren. Passen wij op, zoo zegde hij in zich zelven. de slang poogt haar prooi door zoete klanken te boeien. Na eenige bemerkingen stond Steven op. Om te doen gissen dat hij voornemens was om te vertrekken, gaf hij voor, dat hij de zijnen moest gaan gerust stellen nopens zijn lot, daar elkeen ten zijnen huize, hem moest verongelukt wanen. Herman alleen verzette zich tegen de verwezenlijking van dit voornemen, daar hij den lijder nog voor te zwak aanzag, om de vermoeienissen der reis te kunnen gen zijn gewoonte, nog te bed lag, sloop Martha zachtjes binnen de deur van ’s broeders slaapvertrek, ten einde zich te overtuigen, dat hij niet onpasselijk was... Herman ontwaakt eensklaps uit zijn diepen slaap; werpt zijn blikken verwil derd in het ronde en ziet eindelijk de teeder beminde zuster kommervol nabij de deur der kamer staan. Verbaasd vraagt hij, hoe laat het is. En op het antwoord, ’t is acht uren, verlaat hij zijn legerstede; hij kleedt zich aan en gaat met de meis jes ontbijten. Weldra begeeft Roos zich buiten om de noodige werkzaamheden te verrichten; broeder en zuster blijven al leen in huis. Zij gevoelen beide de nood zakelijkheid om elkander hunne gevoe lens mede te deelen. Martha begint in dezer voege: Herman, ik weet niet wat ik denken moet van onzen gast. Hebt ge gisteren avond wel bemerkt, dat de man trilde, toen ik van' den goeden herder van Geul- le sprak en van zijn komst? Hebt gij acht geslagen op den ongewonen toon, welke de priester aansloeg jegens uw reddeling? O, Martha, ik heb van dit alles niets bemerkt; gij zijt toch niet schroomvallig! Schroomvallig, broeder, ben ik niet; maar hoe langer ik er op denk, hoe meer ik mij verbeeld, dat de goede priester dien man moet kennen, of dat hij, in allen gevalle, meer dienaangaande weet dan hij zegde. Immers waart gij nauwelijks met den vreemdeling vertrokken, of de goede grijsaard verviel in diepe gedach ten, verliet ons huis vroeger dan naar ge woonte, en terwijl hij zich langs de dreef verwijderde, zag ik hem menigmaal zijn linkerhand op zijn voorhoofd leggen; ver volgens schudde hij het hoofd. Dit alles doet mij gissen, dat de herdei' het niet wel gemunt heeft op uw reddeling, en dit is, in mijn oogen, geen goed voorteeken bij een zoo liefderijken man, als de her der van ons dorp. Ook scheen hij tevre den. als daarna de vreemdeling vertrok, in plaats van dien man aan te wakkeren nog eenige dagen te blijven. Zijn zwijgen is toch niet zander beteekenis, dat moogt gij gelooven. ’k Trouwde Leentje al over ’t jaartje En nu, rikke-tikke-tik, Ben ik al 't gelukkig vaartje Van een kleinen stouterik... ’k Zie van uit m’n winkelboeltje ’t Kleine ventje in z’n stoeltje Met z’n guitig lachend smoeltje Als we zingen, Leentj’ en ik Lustig... Rikke-tikke-tik. OM HET NIET TE VERGETEN. Pro fessor Dingemans had iederen morgen veel tijd noodig om zijn kleederen bijeen te zoeken, want hij vergat altijd waar hij ze den vorigen dag had gelaten. En op zekeren dag stond zijn raam open en zag ik van op m’n maantje waar hij ieder artikel gelaten had; Jas derde knop kapstok rechts. Broek stoel bij bed. Kol op den deurknop. Kravat door sleuteloog. Vest op den vloer bij 't raam. Manchetten op den nachttafel Overhemd kapstok links. Kousen onder bed. Schoenen buiten de deur. Professor onder de lakens. ZEG EENS MOEDER, vroeg klein Zanderken, is ons vader ook ’n Bisschep. Wat zijn me dat voor ezelarijen, zei moeder; hoe komt ge daaraan? Hewel ons Pastoor heeft maar een heel klein kaal pleksken op zijn hoofd... en ons vader heeft zoo’n groote kale plek. DIKKE MIEL werd door ne velorijder omvergereden en eischte schadevergoe ding. Ik kan bijna niet meer gaan, zuchtte Dikke Miel, helaas, wat moet ik nu toch beginnen. Laat ne keer zien wat ge nog kunt, vroeg de rechter. Miel deed hinkend en mankend eenige stappen. En hoe liep ge vóór ge omvergereden werd. Zoo, zei Miel, en hij stapte de zaal rond zoo fiks als een grenadier! EN WE KUNNEN NIET NALATEN u ’t volgende rijmnke, dat w’in Huwelijk en Huisgezinla'zen, u ter overweging op te disschen: ‘t Vangt aan... niet ne steek voor de mannen. Want... ze maken dikwijls ruzie: om ’n woord... niet wel verstaan; om ’n werk... niet goed gedaan; om ’n som... niet goed geteld; om de klok... niet goed gesteld; om het vuur... te fel gestookt; om de spijs... te rauw gekookt; om ’n deur... die te hard kraakt; om ’n bed... niet goed gemaakt; om den vloer... niet net gekeerd; om het slot... niet goed gesmeerd; om den pot... te dicht gestopt; om de saus... niet goed geklopt; om een schouw... niet goed gevaagd; om de-1 :nd... niet uitgejaagd; om het. e-ch... niet fijn gehakt; om het l.l.id... dat te veel k... ’t Zijn eeuwige brommersNooit naar hun zin, nooit naar hun smaak... zoo zeg gen de vrouwen! Maar, om de mannen niet tegen mij in ’t harnas te jagen... kan ik ook wel ’t volgende zeggen van de vrouw. Vrouwen hebben ock wel hun fouten, want ze klagen dikwijls genoeg... om ’n woord... niet wel verstaan; om ’n werk... dat moet gedaan; om 'n som... verkeerd geteld; ’n stoel... niet juist gesteld; .1.... die wordt gemorst; .gelaten korst; sten... niet geveegd; j_... half geleegd; jroekje... uit de vouw; gaatje... in de mouw; knoopje... van uw jas; RABARBER-MARMELADE Deze marmelade is ook echt lekker, maar daar hebben we appelsienen voor noodig. Men neemt 5 appelsienen op 1 liter in dunne plakjes gesneden rabar ber en 6 ons surer. Van de appelsienen gebruikt men de schillen zonder eenig wit. Die schillen snijdt men in smalle reepjes. Van de vruchten haalt men al de witte velletjes af, snijdt ze in schijven en haalt er de pitten uit. Dan laat men de rabarber, appelsienenschijven, schilletjes en suiker op een zacht vuurtje koken, tot marme- lade-dikte. Er hoeft geen water bij. Er moet nu en dan geroerd worden om aan- branding te voorkomen en afgeschuimd om de marmelade schoon helder te hou den. Benoodigheden: een halve liter melk, 75 gram suiker, 45 gram boter, 1 pond groote wortelen, wat meel of gestampte beschuit, 2 eieren, geraspte citroenschil, citroensap, kaneel. Bereiding: de wortels worden in water gaar gekookt met een weinig zout; daar na worden ze fijn gemaakt. Terwijl de groente gaar werd, hebben wij de melk, de suiker, de boter en de kruiden door elkaar geroerd; bij deze massa voegen wij de fijn gemaakte wortels en ook het meel of de gestampte beschuit. De dikke mas sa, die op deze manier is ontstaan, wordt nu zoolang, staande op het vuur, geroerd, totdat ze loslaat van den lepel. Nu blijft de brijge massa staat, totdat die is af gekoeld, daarna worden het eigeel, het citroensap en het tot schuim geklopte eiwit erbij gevoegd; alles doet men in een met vet bestreken vorm, en laat dit on geveer drie kwartier bakken. 41s de taart is afgekoeid, storten wij het bruine baksel op een schaal en gar- neeren hét- met stukjes wortel, die in suiker op het vuur zijn gecandeerd. Benoodigheden: Een kilo versc&e spi nazie (groote bladen), 50 gram boter of vet, een half pond gekookte aardappelen, 2 ajuinen, 100 gram brood, 100 gram meel, wat beenderbouillon of vleesch- aroma, wat zout en een mespunt dubbel koolzure soda (zuiveringszout). Bereiding: De spinazie wordt zorgvul dig schoongemaakt, de dikke stelen ver wijderd en de schoongemaakte groente met heet water overgoten. Wij drukken ze daarna stevig uit, doen ze in een kook pan, maar houden een paar bladen er uit en leggen die in den puddingvorm of de kom, als een soort voering Nu voegen wij bij de spinazie, die in de kookpan is gedaan, de geraspte of ge stampte aardappelen, het meel, de dub bel koolzure soda en wat zout naar smaak; dit alles wordt een korten tijd gebroeid in den bouillon, die van beenderen is ge trokken. De fijn gesnipperde ajuinen worden lichtbruin gebakken en het ge- sniperde brood eveneens in de pan bij de spinazie gevoegd. Een puddingvorm of kom, die wij luch tigjes met boter of vet hebben bestreken, wordt nu eerst gevoerd met de over gebleven spinaziebladen, daarna wordt de eerder bereide massa erin gedaan, waarna we het geheel een kwartier laten koken in een waterbad. De pudding wordt cp een schotel gestort en gegarneerd met' schij- 7 Juni: 8 Juni: 9 Juni: 10 Juni: 11 Juni: Donderdag 12 Juni: Vrijdag 13 Juni: Volle maan 9“ Laatste kwartier 16' -«o»- Het vangen der musschen met behulp van het treknetmet uitsluiting van elk ander net, is toegelaten tot en met 31 Augustus 1941, in gansch het land on der voorbehoud der bepalingen van arti kel 13 van het voormeld koninklijk be sluit en op de volgende voorwaarden: a) De vangers moeten voorzien zijn van de Staatsvergunning voor vogel vangst. Zij moeten bovendien houder zijn van een machtiging van den burgemees ter, verklarende dat hij persoonlijk heeft vastgesteld dat het noodig is op het grondgebied der gemeente over te gaan tot de verdelging der musschen; b) De vangers mogen als roep- of lok vogels slechts musschen gebruiken. Elke vogel van een ander soort, die zou ge vangen worden, moet onmiddellijk wor den vrijgelaten; c) De gevangen musschen mogen slechts vervoerd, verkocht of te koop ge boden worden, indien zij gansch met hun pluimen bedekt zijn. --«o»- Met ingang van 1 Juni 1941 zijn de strooken Meivan de zeepkaarten A en B waardeloos. Het gebruik ervan is verboden. Van 1 Juni tot 30 Juni 1941 zijn enkel de strooken <1 Junivan de kaarten A en B en de strooken van de zeepkaarten C geldig. Voor de maand Juni geeft elke strook 1 stuk fijne zeep van de zeepkaart A of van de zeepkaart B of van de bijzon dere zeepkaart O alléén recht op één stuk fijne zeep. Er mag één stuk toiletzeep of één stuk geneeskrachtige zeep worden afgeleverd tegen drie strooken 1 stuk fijne zeep van de bijzondere zeepkaart C. Voor de maand Juni geven 5 strooken 50 gram zeeppoeder van de zeepkaart A of van de zeepkaart B of van de bij zondere zeepkaart C, recht op 250 gram zeeppoeder of 250 gram zachte zeep. Dé strooken 1 stuk scheerzeepvan de zeepkaart A geven recht op één stuk tot op 30 Juni inbegrepen. De voorraden harde zeep bestaande bij de grossiers en de kleinhandelaars moe ten worden voorbehouden aan de houders van machtigingen tot bevoorrading voor harde zeep. d. w. z. de rechthebbenden van aanvullende rantsoenen harde zeep, voorzien bij het besluit van 23 Oktober 1940 en de uitvoeringsbesluiten van 5 en 6 November 1940. -«o»- Volgende inlichtingen werden verstrekt in de mededeeling, Donderdagnamiddag aan de pers gedaan in het Kabinet van den Heer Sekretaris-Generaal bij het Mi nisterie van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid 1) Zwangere vrouwen en moeders kun nen bij hun gemeentebestuur, en op voor legging van een geneeskundig getuig schrift bijgevoegde brood- en vollsmelk- zegels bekomen vanaf de vierde maand van het zwangerschap tot de tweede maand na de bevalling. Esn getuigschrift door eene vroedvrouw afgeleverd is vol doende. De bijrantsoenen bedragen 15 broed en 24 melkzegels voor eene periode van 30 dagen; 2) Kinderen van af 0 tot 3 jaar ont vangen voor elke rantsoeneeringsperiode 24 zegels, elk recht gevend op 1 liter volle melk. Zij ontvangen daarbij 250 gr. rijst- meel (semoule de riz) voor elke periode. Om de regelmatige bevoorrading dezer kleinen te verzekeren, heeft het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn een stock van gecondenseerde melk opgeslagen. Deze kinderen ontvangen nog een bij- rantsoen van 300 grammen suiker om de 30 dagen. Deze speciale voedingswaren voor de kinderen bestemd, worden bedeeld door tusschenkomst van de door het Nationaal Raadsel 25. Het eerst wordt meestal behangen, Het tweede ploetert veel in ’t slijk; Met e die twee aaneengehangen, En zon en boomen maakt hen rijk. Raadsel 2& Het eerste deel is kaal, Het tweede is een drank; ’t Geheel werkt met een mes van staal En maakt toch niemand bang. Raadsel 27. Men knipt het somtijds met de schaar, Een kop er voor, het roept u op; Keer om ’t is in den stroom een groot ge- [vaar, De 1 er af en wat het braadt gij eet het op. BOEKEN DEZER WEEK ZIJN: 1Het Graf aan de Zee door A. Hans. De Betooverde Steenput d. J. Ballings- IBBBBBBBBBBBHBëlJIBBBKMBIMMM meer nieuwsgierig dan bevreesd. Marths, daarentegen, schroomvallig als eene vrou*. vreesde datgene te vernemen, wat de oude en brave herder zoo geheimzinnig liet voorgevoelen. In deze spanning We ven de drie personen een oogenblik spra keloos... De grijsaard kon slechts met de grootste moeite beslissen tot het strata van den hemelschen vrede, welke tot oP dezen oogenblik in de bergwoning tjeerseht had. Eindelijk begon hij in dezer voege: Kinderen, gij moet zeker belet hek- ben, dat het hooren uitspreken van <iei' naam van den vreemdeling, mij min rf meer ontstelde, hoezeer ik ook gepot'#1 heb, mijne ontsteltenis te onderdrukker- Gij weet, dat in de omstreken van Sche nen, samenscholingen van mannen staan, die op roof en buit azen; die. hun doel te bereiken, stroomen Nord’ vergieten; die de meest Godtergende vein zerij en schijnheiligheid met een wraak' roepende goddeloosheid paren! O. zijn gedrochten, wier hart ontoegankelijk is voor alle edelmoedige gevoelens! G" drochten, welke voor de samenleving geesel, voor het menschdom een sch»-’'i* zijn! Kent gij hen nu, uit deze scl*** mijne kinderen? De Bokkenrijders!... De Bokkenr^ dersli... riepen beiden te gelijk met a1’ grijzen. Ja, de Bokkenrijders, herhaalde grijsaard.; gij hebt ze genoemd, en waartoe deze uitgezonderde booswiW"*, in staat zijn!... Ik zal de wonde niet k» scheuren, welke de openbaring misdiMen u eens sloeg, inaar ik die kerels leeren kennen, opdat PL- uwe hoede zoudt zijn. Wilt gij nu waarom die gedrochten vooral zijn?... Omdat zij hunne boosheden mate achter het masker van deugd^ godsdienst weten te verbergen, dat ne, welke niet beter weet, hen voof ligen zou aanzien! Wie kent hunne sonen? Wie, hunne instellingen?.-- houden zij zich verscholen, opdat w der gereciiügheid op be”

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1941 | | pagina 8