Officieele Berichten en Besluiten
Ons KINDERHOEKJE
DE HOKKENHIJ DEUS
door ECREVISSE
BLOEDTONIC
T ROOS KRUIS
Ons Vrouwenhoekje
-«o»-- -
1 Onze Randselprijskamp I
VOOR ONZE KLEUTERS
I
LITURGISCH KALENDER
BUREELMAfllINES
ALFRED DEKEYSER
DE HELDENDADEN VAN
KNUPPELS
DE VERDUISTERING
van 7-6-41. 8° Bl.
n
UIT DE
RABARBERGERECHTEN
OPLOSSINGEN
(XBasBagssaaHEsaaKinaBEaigBBBaB
HUISSLACHTING
AFSCHERMING VAN DE
VERKEERSSIGNALEN
AFLEVERING
VAN SCHOENWAREN
DE POPERINGENAAR
BIJZONDERE MACHTIGINGEN
TOT BEVOORRADING VAN
LICHTE ZOMERSCHOENEN
MAAN
A
nBBHHMnMBB»HBBBHnEIBBBBBBBIBBBBBBBBBBBBBBMBBBBaBaBBn
EEN RECEPTJE
ENKELE WENKEN
us
mijn zoon Herman, wanneer men maar
enkel de lachende zijde der wereld en
LEKKERE WORTELTAART
EEN LEKKERE EN VOEDZAME
SPINAZIE-PUDDING
HET VERDELGEN VAN
MUSSCHEN
DE RANTSOENEERING VAN
DE ZEEP
VOOR ZWANGERE VROUWEN
EN ZUIGELINGEN
NIEUWE RAADSELS
F73R1
'iniiimi:
i’iimiii
3
L
het manneke a
Macazijna,
Stencil»
RABARBERSPIJS
Men zet de rabarberplakjes, als men ze
goed gewassehen heeft, enkel met het
aanhangende water op. Zoodra ze koken
doet men er de suiker bij naar smaak,
en dan laat men ze, terwijl men af en
toe eens roert, tot spijs komen. Zoo mo
gelijk doet men er wat paneermeel bij of
maïzena om te binden.
In den rabarbertijd kost deze spijs niet
veel en het is vlug klaar te maken.
op
5.31
5.30
5.30
5.30
5.29
5.29
5.29
Raadsel 23.
SIGARETTEN en 1 BOUTJE.
Raadsel 24.
Raadsel 22.
NAGEL.
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
«nera DE POPERINGENAAR
die te hard kraakt;
u gvcu gcxuexttr. L I
niet net gekeerd;
gestopt;
geklopt;
niet goed gevaagd;
rtt „gj.
ch... niet fijn gehakt;
dat te veel k...
HOOFDSTUK XII
HET IJZER BEGINT TE GLOEIEN
Bij zijn terugkomst van Schinnen,
scheen Herman te vermoeid en te zeer
onder den indruk van Steven’s begooche
lende taal, dan dat Martha hem over den
vreemdeling onderhouden wilde..
Ook, toen den volgenden morgen reeds
het ontbijt gereed stond en Herman, te-
Artikel 5 van het besluit van 9 Februa
ri 1941, betreffende de rantsoeneering en
de toebedeling van vee, vleesch, slacht-
afvallen en dierlijke vetten, wordt door
volgenden tekst vervangen:
Artikel 5. De personen die zich door
middel van de door het besluit van 18
December 1940 toegelaten huisslachting
van vleesch voorzien, hebben recht cp
het dubbel van het rantsoen vleesch voor
hen zelf en voor de personen behoorend
tot hun gezin.
-«o»-
Op bevel der bezettende overheid moe.
ten alle verkeerssignalen en de op dj
vluchtheuvels geplaatste oranje-gel»
lichtzuilen alsook de lantarens met taij
licht, die gevaarlijke plaatsen aanwijzen,
met blauwe verf afgeschermd worden.
De politie vestigt in het bijzonder dj
aandacht der voertuigbestuurders op de.
zo nieuwe onderrichting en raadt hu
voorzichtigheid aan. daar de opgelssdj
wijzigingen r.e tot heden genomen veilk-
heidsmaatregelen afschaffen.
-«o»-
Bij afwijking van artikel 1, 1», van het
besluit Nr 53 van 23 December 1940, hou-
dende regeling van het verbruik ren
schoenwaren, en in aanvulling van ar-
tikel 1 van het derde uitvoeringsbesluit
van 24 Februari 1941 van voormeld be
sluit, kunnen eveneens aan de veroruj.
kers worden geleverd en door dezen wcr.
den in ontvangst genomen zonder mach-
tiging tot bevoorrading:
1° de schoenwaren waarvan de zolen
niet uit leder zijn maar waarvan Cs
sehacht gebeurlijk voor een deel uit afval.
leder bestaat; b. v. schoenwaren met zo
len uit hout, en met schacht uit weefsel,
gegarnierd met leder;
2° de lakschoenen.
De hierna opgesomde schoenwaren kun
nen aan de verbruikers worden afgeleverd
en door dezen worden in ontvangst ge
nomen, tegen afgifte van bijzondere
machtigingen tot bevoorrading voor lichte
zomerschoenen, afgeleverd door de ge
meentediensten:
1° marschschoenen met lichte lederen
zolen en schacht uit weefsel, gebeurlijk
met leder gegarnierd;
2» zomerschoenen met lichte lederen
zolen en schacht uit leder dat slechts tot
het vervaardigen van zomerschoenen die
nen kan.
zulk een plotse schrik in het volk had ge
slagen. De gesprekken begonnen hoog op
te borrelen en het werd in die huizen een
lawaaierig gebabbel en gebroebel, om er
oorendol van te worden.
De grootste durvers stonden reeds
lang op de straat en eenigen gingen op
den weg kijken, langswaar dat Knuppels
vertrokken was. Ze zagen hem niet meer;
hij moest al dicht bij de weide gekomen
zijn. Hier en daar ontglipte er een uit
een deur en vluchtte in looppas naar huis.
Zoo nam de spanning stilaan af en kon
Melanie haren adem beginnen halen. Op
het laatst waren de meesten verdwenen
en bleven alleen nog de boeren van Ber
ken en omliggende in de herbergen rond
de plaats zitten. Zaten ze te wachten
tot Knuppels terugkeerde, met dc dooden
tijger op zijn rug?
Maar hoe gaat het nu met den veld
wachter? Hij komt buiten het dorp en al
zijn moed zakt weg, tot in de uiterste
topjes van zijn teenen. Hij loopt daar ook
zoo moedermensch alleen op dien zon-
nigen Zondagvoormiddag, hij en zijn
wapen. En hij weet dat er een kilometer
verder ook een wezen alleen ronddoolt,
wachtend op een prooi van vleesch en
bloed. Neen, champetter, ga liever niet
verder, want het is te wreed als men er
goed over nadenkt. Uw knieën knikken
en de loop van uw pistool bibbert als
haasjeskruid. De kogels die ge daar moet
doorjagen zullen groote gaten maken in
de lucht en overal vliegen waar het doel
niet is. Üw hart kloppert ook veel te
daper om scherp te kunnen schieten.
Keer terug champetter, en vertel dat er
geen tijger te hooren of tè zien is.
Ut Vervolgt).
DONDERDAG 12 JUNI 1941:
Sacramentsdag.
Onder al de door Onzen Heer Jezus-
Christus ingestelde uitwendige genade-
en heilsmiddelen, kan geen enkel bij het
hoogheilig Altaar-Sacrament ook maar
vergeleken worden.
Door vele benamingen hebben de ge
wijde schrijvers getracht de waardigheid
en verhevenheid van dit wonderbaar Sa
crament uit te drukken. Zij noemen het
Eucharistie, en dat woord beteekent uit
stekende genade of dankzegging. Eene
uitstekende genade is het, vooreerst om
dat het een onderpand is van ’t eeuwig
leven waarvan de Apostel zegt: Gods
genadegift is het eeuwig leven(Rom. 6.
23), en ook omdat het Christus bevat, die
de ware genade is en de Bron van alle
genaden. Dankzegging is het klaarblijke
lijk ook: Met aan God iederen dag dat
onbevlekte offer op te dragen doen we
immers voortdurende en eindelooze dank
zegging tot Hem opstijgen. Voor al zijne
weldaden en in de eerste plaats voor die
weldaad aller weldaden: de gift van Zich
zelf aan ons in dat overheerlijk Sacra
ment.
Dikwijls noemt men het ook Sacrificie.
Want zeker heeft Jezus dat Sacrament
ingesteld tot een geestelijk zielevoedsel
dat ons in ’t goddelijk genadeleven be
waart en bevestigt. Maar ook wilde Hij
daardoor aan zijne Kerk een altijddurend
Sacrificie achter laten dat onze zonden
kan uitboeten en onzen Hemelschen Va
der, al te vaak door onze zonden belee-
digd. kan terugbrengen van gramschap
tot barmhartigheid en vergeven. Dat Sa
crificie opdragen is immers het goddelijk
zoenoffer van Calvarië opdragen, dat voor
alle menschenzonden vergiffenis bekwam.
Men noemt het ook Communie:
eenings-sacrament. Eening van de ziel
met Christus en van onze zielen onder
ling. Hij in ons en wij in Hem, en door
die ééning, één met al onze medemen-
schen. Wanneer wij communiteeren moe
ten wij in. dg en levendig bescfien dat wij
aan Jezus’ Kruisoffer communiceeren, d..i
het voor ons op Calvarië en op het altaar
geslachte Godslam als offerspijs nuttigen.
Al de vruchten onzer H. Communie zijn
gerijpt aan den boom van het Kruis. Be
grijpen we dan rok wél dat ook wij moe
ten offeren aan Jezus, Hem iets ten offer
brengen. In de eerste plaats al wat in ons
hart, in ons gedrag, zijn alziend oog mis
haagt en zijn oneindig minnend hart be
droeft: al die zinnelijke gehechtheid aan
de schepselen en al die naaste gelegen
heden van zonden.
Ten slotte noemt men het ook Viaticum
of Reisvoorraad, omdat het ons, voorbij
gangers en reizigers op aarde, steunt en
recht houdt onderweg. Ook omdat het
ons als reispenning en laatste Teerspijze
meegegeven wordt bij onze over-reis, de
eeuwigheid in. Wanneer een onzer naast-
bestaanden in stervensgevaar verkeert,
zorgen wij er voor dat hij deze zoo be
langrijke hulp op tijd ontvange en la
ten wij ons niet beïnvloeden door de ijde
le vrees dat de kennis van zijn ware toe
stand nadeelig zal zijn voor zijn gezond
heid.
Geneest bloedarmoede, zenuwzwakte,
ondervoeding, bleekzucht.
Versterkend middel bij uitstek!
Apotheek KINGET-OPSOMER
Veurne.
Is 't van ’t lappen of ’t vertinnen
Ik kan ’t alles op een prik.
Maar, hoezee! Als ’k mag beginnen
Met mijn: Rikke-tikke-tik!
’k Klop en ’k zwaai en ’k sla zoo dapper
’t Hamertje valt rap en rapper
Op de maat van ’t blij geklappet
In mijn nopjes, jubel ik
Vroolijk: Rikke-tikke-tik.
wat ge niet weet;
en ook alles wat ge doet.
Ach! het is maar zelden goed.
En alzoo is er nooit iemand kontent zie!
EN NU TOT SLOT ons wekelijksch ka-
lenderken.
Zondag 8 Juni: Drievuldigheidszondag.
SS. Medardus. Heraclius. Itta. Adela.
Audomaar.
Dat de ooge niet en ziet
En bekommert ’t herte niet.
Maandag 9 Juni: SS. Primus. Juliaan.
Feliciaan. Pelagia. Columbus.
Zotten blijven zotten
Vraag aan uw Briefdrager
een Abonnement op
Zoetjes fluisterde toen Leentje
Oh! ’k Las ’t wel in haren blik
In mijn hertje zingt ook eentje,
’t Lied van Rikke-tikke-tik
Leentje ging en ’k lapte ’t panneken
En ik dacht, gij zwart, zwart Janneken
Wordt ge eenmaal Leentje’s manneken?
Nimmer zongt ge meer met schik
’t Lied van Rikke-tikke-tik.
-CO»- -
Bijzondere machtigingen tot bevoor
rading voor lichte zomerschoenen, va
roode kleur op blauwen grond, kunnen
door de gemeentediensten voor de bevoor
rading en de rantsoeneering worden afge-
leverd aan de personen waarvan de nor
male voorraad in schoenen de reserve niet
overtreft voorzien bij het besluit van
23 December 1940 en zijn uitvoeringsbe
sluiten; bij de aflevering zullen alle be
palingen van deze besluiten worden na
geleefd.
De bijzondere machtigingen voor lichte
zomerschoenen zullen afseleverd worden
tusschen den 1 Juni en den 16 Augustus
1941. Voor dit tijdperk zal de aflevering
der machtigingen geschieden op basis van
6 t. h. van het aantal inwoners der ge
meente.
Het percentage van 6 t. h. komt zich
voegen bij het percentage voorzien voor
de gewone marsch- en werkschoenen;
voor deze soort schoenen zullen de ge
meentediensten. tot nader bericht, maan
delijks machtigingen mogen afieveren
ten bedrage van 1 t. h. van het aantal
inwoners, zooals reeds het geval was voor
de maanden April en Mei jl.
Er kan slechts één paar lichte zomer
schoenen worden afgeleverd per inwoner
en per bijzondere machtiging tot bevoor
rading.
De machtigingen tot bevoorrading voor
orthopedische schoenen moeten niet op
rekening worden gebracht van het maan-
delijksch toegestane contingent.
Hetzelfde geldt voor (ie machtigingen
tot bevoorrading voer schoenen bestemd
voor de krijgsgevangen militairen in
Duitschland en voor dezen die terug hun
ne haardstede vervoegen.
CaBBBBEBBBBBBBBBBBSXBSIBHIl
Schrijf- en Rekenmachines - Dupfc
cators - Tellers voor
Hotels, enz. Linten -
Carbones - Papieren.
(Werktuigkundige-Technieker) IEPER
Waterkasteelstraat 54 (Kanaal) --
Werk voor Kinderwelzijn aangenome»
instellingen.
Verder verschijnt binnen kort een ke.
richt dat verscheidene maatregelen voor,
ziet ten gunste der borstvoeding voor dj
zuigelingen.
Mooi Heleentje op een morgen
Bracht me werk en vroeg of ik
Voor de pan zou willen zorgen?...
«Zeker... lieve stouterik!...
En wijl Leentje even poosde
Nam ’k haar handje... Leentje bloosde.
En terwijl ik minnekoosde
In m’n hartje wonderlik
Ging ’t van rikke-tikke-tik.
D2 KONFITUUR
Ons moeder die maakt veel konfltuur
Ze zet daarvoor de bezen op het vuur
En laat ze dapper koken,
Daarvoor moet ge een goed vuurken stoken.
Dan doet ge de bezen in een doek
Of door een versleten onderbroek
En bij dat sap doet ge dan suiker bij.
Ik mag de kom uitlekken... en ben dan blij
Want ’k ben amateur van konfltuur.
In de winkels is ’t niet zoo goed en te duur.
Konfltuur is goed tegen den brand
En doet door den band
De spijzen goed verteren
En ook... den achterwagen smeer en.
Niet kwalijk, allei, maar d'r zijn er
beter. Bah! en klinkt het niet goed dan
botst het... lijk bij Minnekens, die ver
slingerd was op Mie Tootjes.
Hij zat er in de cinema nevens en wilde
langs een omwegsken aan zijn akte van
liefde geraken.
Mieken, zei Minnekens, ge zijt ’n
lieftallig kindje, ’n gezicht lijk ’n kriek-
appel en zoo’n nette kleine handjes. Als
ge gaapt moet ge zeker alle twee uw
handjes voor uwen mond houden?
Zijt dan sjantiel... als g’u niet beter
ekspliok&area kunt!
T WAS ROND PASCHEN en meneer
de onderpastoor gaf catechismusles.
Wel Janneken, vroeg, hij, wat vieren
we met Paschen?
De Verrijzenis des Heeren, antwoord
de hij.
Goed, manneke, en aan wie heeft
Kristus zich het eerst getoond na zijn
verrijzenis?
Aan de Heilige Vrouwen, meneer,
Heel goed, jongen, en waarom het
eerst aan die vrouwen?
Omdat... omdat ons Heer goed wist...
dat zij het vlugst zouden rcndbabbelen.
EEN BOERTJE was in een otomatiek-
spijshuis verzeild geraakt te Brussel, waar
juist niemand aanwezig was, dan een
knorrig «garcon», die bijna van zijnen
sus draaide, als hij iemand *n woordje
Vlaamsch hoorde spreken.
Wel, wel! wat is dat nu voor ’n win
kel, mijnheer, zei dat boerken, wat ver
koopt men hier toch?
Ezelskoppen, was ’t antwoord bitsig...
Ha zoo, ge moet er zeker veel ver-
koopen als ge er maar een meer hebt.
VAN WINKEL GESPROKEN.. Pardafff,
de burgemeester van Hespegem. was win
kelier op de parochie en tot op ’t Gemeen
tehuis zat zijn winkel in zijn gedachten.
Hij was bezig met ’n koppel tè trouwen.
Jan Snul, vroeg hij, verlangt ge Ma
rie Snep tot uw wettige huisvrouw?
Ja, meneer, zei de jongen.
Ik zal ze laten emballeeren en af
geven, of neem ze liever zelf mee, zei
de burgemeester.
EN VOOR DEN ZOOVEELSTEN KEER
ga ’k u hier trakteeren met ’n lieken,
speciaal voor u gemaakt, m'n beste Le
zers en alderliefste Lezereskens... en ’k
hoop dat ge ’t mij niet ten kwade zult
duiden. Het gaat over "t lieken van den
BBQBBBBBBBI1BBBBBBE3BBBEBBBBB
GEWAARBORGD KAASSTREMSEL
schenke de hemel u de noodige krachten
en zijn almachtigen bijstand!...
Deze woorden leverden aan Herman,
ruime stof ter bedenking; ook hij begon
te vreezen, dat er iets buitengewoons;
moest op handen zijn.
Terwijl hij, als door déze woorden ver
pletterd, en aan een standbeeld gelijk
stond, sprak de grijsaard de volgende
woorden tot hem:.
Gij ook, Herman, hebt noodig, ge
heel uwen moed, al uwe krachten te ver
zamelen om ten strijde bereid te wezen;
nader, mijn dierbare zoon!
De jongeling, door de woorden van den
priester uit de mijmeringen waarin hij
vervallen was, getrokken, boog weemoedig
het hoofd voor den ouderling. Deze legde
de magere handen op hem en liet de vol
gende vermaning nadrukvol uit zijn
mond vallen;
Herman, gij hebt de woorden van
uw stervenden vader nog wel in uw ge
heugen?... Mijn zoon, zegde hij,... waak
over Martha!... Mochten ooit hare eer,
hare rust of haar leven in gevaar zijn,
snel haar ter hulp, al moest gij uw le
ven ten pande stellen...
Ja, zoo sprak vader zaliger, viel Her
man eensklaps den priester in de rede,
hem met verbaasdheid aanstarende.
Loopt mijne, zuster eenig gevaar, dan zal
ik bewijzen, dat mijn armen ten minste
zoo sterk zijn als mijn geheugen.
Een oogenblik geduld, hernam de
priester, de zegen des Heeren dale over u,
mijn zoon. En thans gaan wij met kalmte
het gevaar onder de oogen zien; een voor
zien gevaar is ten halve reeds afgewend...
Deze woorden gesproken hebbende, ging
hij als naar gewoonte ia den leuningstoel
zitten...
Deze wonderbare man was reeds zoo
kalm geworden, dat de kinderen slechts
hunne blikken op zijn gelaat moesten
werpen, om volkomen gerustgesteld te
worden. Hij was als de bedreven stuur
man, welke gedurig kalmer wordt,
naarmate het gevaar van schipbreuk te
lijden toeneemt.
Herman, onverschrokken van aard, was
om
om de asch.
om ’n nar-’
om de voeten.,
om ’n glaasje,
om ’n broekje.
om ’n
om *n
om ’n plekje... op uw das;
om ’n spatje... op uw vest;
om ’n broksken... dat er rest;
om ’n kous... die ge vergeet;
en om al... tai gc
ook alles wat ge doet.
Al drinken z’uit gouden potten..
Dinsdag 10 Juni: SS. Margaretha. Mau-
rinus.
Die verre loopt
En weinig koopt
De weg is lang
En ’t rouwt hem de gang.
Woensdag 11 Juni: SS. Bamabas. Rose-
lina. Hugo. Macra.
In ’t vele spreken
Waarom lijden aan
HOOFDPIJN
MIGRAINE
TANDPIJN
GRIEP
RHEUMATIEK
ZENUWKOORTSEN
Pijn der
MAANDSTONDEN
als de
Wonderbare BRUINE POEDERS
van
der Apotheek DE POORTERE
Sint-Niklaas-Waas
U oogenblikkelijk, zonder schadelijke
gevolgen van deze pijnen zullen be
vrijden.
De doos van 3 feeders 4 Ir.
De driedubbele doos van
25 poeders 10,00 Jr.
Te verkrijgen in alle
goede Apotheken of
vrachtvrij tegen
postmandaat.
Gebruik ze eens, U
zult nooit geen an
dere meer gebruiken.
En zal geen kwaad ontbreken.
Donderdag 12 Juni: H. Sakramentsdag.
Zie vervolg hiernevens iW
>SBBBBEBBBB!SBBSBBBflHD&BBBBa»BBBSaBBBBBflBBa3BBBB!iaBaBB&3a
£i|||||||IHIIIIIHIUIIIIIIIIIIIIIfllllllllllllll Mengelwerk van 7 Juni 1941.
EE
S
Hij vervolgde:
Mocht de goede God mij de gelegen
heid schenken van aan u, braven jong- des levens gezien heeft, dan wordt
niet voor een ondankbare uw leven hebt
blootgesteld... Thans ben ik schier van
alles beroofd; want de rampspoeden heb
ben zich op mijn hoofd gestapeld; doch
ik heb geleerd, mijn hoofd zonder mor
ren te buigen, onder de kastijdingen van
den Heer. Er zullen wel eens betere da
gen komen...
Te vergeefs ook, onderbrak hem de
priester met voorbedachtheid, worstelt de
ongelukkige tegen dsn slaanden Engel!
Maar, op wat loon mag de beproefde ho
pen, als hij tegen den Almachtige mor
rend en vloekend, zijn opgelegd pak
draagt?
Verschoon mij, eerwaarde man, be
merkte Steven, ik mor, ik vloek niet: ik
poog veeleer het rampenpak met geduld
te dragen. Dank zij de gepaste zorgen
mijner weldoeners, voel ik mij genoeg
zaam hersteld om, nog heden, terug naar
huis te keeren... Zoodra tijd en omstan
digheden mij zulks veroorlooven, aal ik
komen met ter daad mijn dankbaarheid
betuigen jegens mijn redder.
Geen belooning zal ik ooit aanne
men! viel Herman in de rede...
Dit gevoelen strekt u tot eer, hui
chelde Steven, nochtans zal ik doen op
merken, hoe spijtig het mij zou zijn, in
dien ik aan niemand het recht toestond
te vermoeden, dat mijn dankbaarheid
zich beperkt tot enkele woorden.
Geloof, mijnheer, zegde de priester
met ernst, en met het inzicht nog dieper
in den zonderlingen man te kunnen tirin-
-- men nog zoo jong is als
blikslager... en *t draagt als pompeuzen
titel:
RIKKE-TIK
Heel den dag in mijnen winkel
Gaat het Rikke-tikke-tik
Klett’rend klinkt het klaar gerinkel
Van mijn hamertj’ op het blik.
’k Ken mijn vak, ’k hou van mijn stieltje,
Van m’n schootsvel en m’n kieltje.
En ’k heb van ’t werken geene schrik:
’k Zing van: Rikke-tikke-tik.
K VOEL HET AAN M’N PEN
Da’k in forme niet n’n ben
Om U vandaag, beste gezellen,
Veel nieuwsjes te vertellen l
M’n kop, ‘t is waar
Staat er ook niet naar...
En ’k zeg het zonder blozen
’t Moment is slecht gekozen,
Maar, ’t is ’t Manneke uit de Maan
Die vast en gewis
’t Meest nieuwsgierig is
Om te vernemen, m’n beste vent,
Eens ’t epistelken ten end,
Wat dat erin vermeld zal staan.
Ja, ja, ’k moet het eerlijk bekennen,
m’n hoofd is zoo voois als een raap. En
’n mensch vraagt zich af aan wat dat
’t meest is toe te schrijven. Is ’t dat ver
domd weer ’t welk zoo on de zenuwen van
de menschen zijnen verderfelijken invloed
uitoefent?
Enfin, we gaan onzen kop niet breken
met te zoeken naar d’öorzaak van die
stoppigheden... «Maar we gaan ons koe-
razie met ons twee handen pakken, en
als ’t moet, zal ’t hard gaan tegen on
zacht zei de dronkaard, en hij liep met
zijn kop tegen den muur.
Is ’t niet geestig?
WIE DAT ER DIKWIJLS heel geestig
kon voor den dag komen, dat was de op
volger van Paus Pius IX, Leo XIII.
Een schilder maakte eens zijn portret,
dat zeer slecht uitviel, en maar weinig
gelijkenis vertoonde.
De Paus schreef daaronder de bekende
woorden uit het nieuwe Testament:
Nolite timere, ego sum
’t Geen beteekent:
Vreest niet, ik ben het!
BESTE LEZERS EN LIEFSTE VRIEN-
DINNEKES... ’k Heb vanmorgen van
Knuheken en Kar lien een kaartje ont
vangen waarop er geschreven staat:
Beste Manneke,
We stellen ’t eksellent in ons bootje en
varen 8 dagen langer dan voorzien. Mor
gen gaan we naar Parrapompelen Kar-
lien’s suikernonkel bezoeken en komen
dan bij u terug... met veel veel nieuws.
Zalige Hoogdag van Sinksen en de
beste komplimenten aan al onze Pope-
ringenaarke’sklanten.
Uw Knul en mijn Karlien.
Voilé, beste Lezers, dat maakt da’k
weer eens in m’n verwachtingen bedrogen
ben en voor de volgende keer maar m’n
goeie vriend de' Knul aan m’n dispositie
zal hebben.
DE RAVITAILLEMENT - KALENDER
geeft ons voor Juni en Juli dubbel suik r-
rantsoen. Hoeraah! We zullen kunn-n
konfltuur maken en al ’t dcorsnuffelen in
brieven van m’n beste Lezers toegestuurd,
heb ik daar nog een pennevrucht ontdekt,
die ’k hieronder laat volgen.
IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIUIIIIIIMIIIIIIIIIIIM
Slechts 9 goede oplossingen kwamen de
ze week binnen van de 71 antwoorden.
Boszinge spant de kroon en alle juiste
oplossingen zijn deze der Boezingenaars
Vindevoghel Rob., Storme Paul, Gruwier
Marcei, Storme Antoon, Debackere Mi
chel, Defoor Jozef, Notredame Gaston,
Petillion Jozef en Defoor Laura.
2 Prijzen worden dus toegekend.
Dokter Marus won
NOTREDAME GASTON.
De Betcoverde Steenput won
STORME ANTOON.
1
SS. Basilides. Odulf. Joannes. Stepha
nie.
Lichte gedaan
Volgt, wel aan.
Vrijdag 13 Juni: S. Antonius v. Padua.
Zondagsteke
En duurt geen weke.
Zaterdag 14 Juni: SS. Eliseus. Basilius.
Rufln.
D’er zijn geen stonden
Aan staken gebonden.
En daarmee sluit ik nu het boek
Ge hebt geen réén tot klagen
Dus zeg ik: Vrienden, houdt u kloek
En tot vandaag acht dagen.
Als ’t God belieft, wel te verstaan,
Want zonder hem raakt niets gedaan
Van ’t Manneken uit de Maan.
SZE3SBBB33aBBSBBSBBBS3aB3a3$
doorstaan. Wanneer de huichelaar Ste
ven evenwel zag, dat noch de priester,
noch Martha, een enkel woord losten om
hem te weerhouden, liet hij zich geenszins
door den broeder overhalen. Herman zien
de dat het besluit van zijn reddeling on
veranderlijk bleef, ging de beide paarden
zadelen, bracht dezelve voor de deur, be
steeg het bruintje en gaf het ruinpaard
aan Steven.
Deze nam afscheid van Martha en den
ouden herder, waarna zij te samen den
weg insloegen, over Catsop en Beek, naar
Schinnen.
Ondertusschen wist de aartsbooswicht
Hermans eenvoudig hart dermate te
boeien en ’s jongmans vertrouwen zoo
verre te winnen, dat de onachterdochtige
redder op zijn reddeling een kerk zou ge
bouwd hebben.
Nauwelijks waren zij ter woning van
Steven aangekomen, of deze toonde aan
Herman de versche sporen der braak, en
de naaktheid der vertrekken; op deze
wijze joeg hij nog oneindig meer medelij
den in ’s jongeling» boezem. Te vergeefs
poogde hij evenwel zijn weldoener bij
hem te Schinnen te houden tot den vol
genden morgend, want nauwelijks wa
ren man en paarden een weinig ver-
frischt, of hij besteeg het ruinpaard, nam
het bruintje bij den toom en spoedde zich
zoo snel huiswaarts, dat hij nog voor ne
gen uur ter bergwoning aankwam.
Herman, met die rondborstigheid, wel
ke den stempel van zijn karakter droeg,
deelde aan Martha mede, wat genegen
heid hij voor zijn reddeling koesterde; ja
hij gevoelde jegens dien uitgezonderden
booswicht eene grenzelooze vriendschap.
HEBT GE OOIT een goed woordje ge
daan om een of ander kennis aan te
zetten tot het abonneeren op dit blad.
Dank erom.
14.
Eerst staan ze elkander verbijsterd aan
te gapen, tot er bezinning komt en met
één siag heel de dorpplaais aan ’t vluch
ten gaat. Het worac een wilde warrel-
stroom van stootende, drummende, sprin
gende mannemenschen, die om ter eerst
m een huis willen zijn, buiten het bereik
van het roofdier. De ouderen van dagen,
gelijk Heintje van ’t klooster, worden in
uen stroom opgenomen en vloeien mee de
huizen binnen. Op één, twee, drie is
gansch die groote plaats schoongeveegd;
de laatste deuren Happen toe, het is er
nu kerkhofstil en de zon komt op de
steenen rusten.
Vóór het open raam van ’t gemeente
huis staan daar moederzielalleen: Knup
pels en de secretaris. Gansch machteloos
nebben zij toegekeken op de dwaas-ge-
wcldige vlucht der boeren en zij wisten
niet wat hier moest gedaan worden.
Knuppels hield nog steeds de brieven vóór
zich en deed alsof hij wou voortlezen.
Toen ze lang genoeg op de potdichte hui
zen en de bloote steenen hadden gestaard,
kon de secretaris meer orde krijgen in
zijn verwarden geest en hij sprak Knup
pels toe:
Champetter, gij moet hem gaan neer
schieten; anders gebeuren ginder onge
lukken.
Als door den angel van een bij gesto
ken, schrok Knuppels op en toen sloeg
hij zulke vreeselijke blikken op den se
cretaris, dat deze vreesde zelf neergescho
ten te worden, ’t Is verduiveld gemakke
lijk gezegd een tijger neerschieten als ge
’t zelf niet moet gaan doen. Maar Knup
pels viel algauw cp zijn water en begreep
zijn plicht. Daarbij zag hij vóór al de
1 ramen spottende gezichten verschijnen
en hem aankijken. O! Als ze soms dach
ten. dat hij niet durfde, de groote ban-
gerikken daar achter de ruiten.
’t Is goed, secretaris, we zullen er voor
zorgenzegde hij kordaat. Hij greep zijn
pistool en stapte krachtig naar beneden.
Toen Knuppels op de dorpplaats ver
scheen met het wapen in de hand, ver
anderde de spot op de boerengezichten
in bewondering. Hij straalde van glorie,
bleef nog wat trutselen en marcheerde
toen met wijde gebaren den weg naar
Berken op, den weg naar de weide van
boerke Piepers.
Binnen in de huizen was het volk nu
rustiger geworden. De stoutsten ontgren
delden de deuren en kwamen een hapje
lucht scheppen. Ze zaten daar ook opeen-
geperst als vijgen in een mandje. Bij
Melanie waren ze zelfs tot boven op de
stoof moeten kruipen; het mensch zelf
zat platgeduwd in een hoekske van de
schouw en weeklaagde voortdurend:
Mijnen asem. Och menschen, mijnen
asem!
Nu begonnen onze menschen toch wel
een beetje in te zien dat het maar dom
was geweest zoo allen aan ’t loopen te
gaan. De schuld van den secretaris, die
VAN GRIETJE EN DEN VLINDER
Klein Grietje ziet een vlinder hangen,
Klein Grietje wil dat witje vangen.
Kom naar beneên gij sneeuwig diertje;
Haar handjes staan reeds op een kiertje,
Kom even rusten in dat mollig huisje,
Daar wacht u toch geen enkel kruisje.
Maar ach het sneeuwwitje blijft stijgen
En is niet naar beneên te krijgen.
’t Houdt zoo van wijde zonneluchten;
In zusjes handjes zou het zitten zuchten.
En ’t gaat al hooger, hooger zweven,
Arm zusje’s lipje wil gaan beven.
Maar wat, wat is er met ons diertje?
Kijk ’t valt gelijk een wit papiertje;
’t Valt naar die oogjes waar twee traantjes
[blinken,
't Valt naar dat lipje dat zoo diep wil
[zinken.
Plots breekt een zonnelachje door den re-
En Grietje holt ’t papiertje tegen. [gen
Kijk, fladdert je zit aan een bloem te
[snoepen.
Stil meisjes, stil nu, zonder roepen.
Twee gulzig-open handjes grijpen
En molledikke vingerklauwtjes nijpen.
In ’t wreede huisje zit een bloem te zuch
tten
En door de bladeren gaat een witte vlin-
l.der vluchten.
KRIS KREKEL.
Kwel uw geest met geen hersen
schimmen, antwoordde de broeder met
zijn gewone goedheid, ik zal tegen u geen
redetwist ondernemen, rakende het men-
schelijk hart; maar dit durf ik zeggen:
Steven is niet alleen een wellevend en
heusch, maar ook een braaf man. Ik acht
mij gelukkig, zulken mensch te hebben
gered. Geloof mij, zusterlief, hij die zoo
wel, zoo gepast spreekt over godsdienst
en plichtbesef, moet zulks niet alleen
kennen, maar ook uitoefenen; dat is mijn
meening.
Broeder, hernam Martha, zachtaar
diger dan ooit, ik kan aan het ding geen
lichaam, geen vormen geven; maar ik
voel in mijn hart een bangheid, een be
klemdheid, die ik niet kan onderdruk
ken.... Mïjn gemoed zegt mij, dat wij met
een ongeluk bedreigd worden! Is de
komst van dien vreemdeling in ons huis
de oorzaak of de gelegenheid ervan? Dat
kan ik niet zeggen; doch ik zie de komst
van onzen braven herder met ongeduld
te gemoet, en ik hoop, dat hij mijne vrees
zal doen ophouden!...
Deze woorden gezegd hebbende wierp
zij hare blikken op het voetpad, dat van
de bergwoning naar de wilgendreef leid
de. Een blijde gil ontsnapte aan hare be
klemde borst en zij riep uit:
Daar komt hijdaar komt hij
Haar angstig gevoel maakte eensklaps
plaats voor de zoete hoop. Herman ging,
als naar gewoonte, den eerwaarden ouder
ling een eind weegs te gemoet, en was
niet weinig verbaasd, hem met meer dan
gewonen spoed te zién naderen. Toen de
goede man in huis was getreden, bespeur
den de kinderen op het anderszins zoo
open en kalm gelaat van dén priester een
buitengewone droefgeestigheid.
Martha genaderd zijnde, legde de grijs
aard zijn handen op haar hoofd en sprak
langzaam en met gevoel:
Martha, mijn deugdzaam kind, wa
pen u met moed en voorzichtigheidEr
zal moeten gestreden worden, en ik bid
u, niet uit het geheugen te verliezen, dat
de zegepraal alleen aan hen te beurt valt,
welke tot het einde strijden! Daartoe
ven hard gekookt ei. Wat er is over
gebleven van den bouillon worat ver
mengd met wat meel en met wat licht
bruin gebakken ajuinen; deze bijzonder
smakelijke saus dienen wij bij den pud
ding op.
SPINAZIERIJST MET ROEREI
Dit recept volstaat voor vier personen.
Fruit een fijngesneden ajuin in boter,
slaolie of margarine; giet hierbij vier
kopjes rijst en laat deze even meefruiten.
Doe er anderhalve liter water bij met
eenige bouillonblokjes, wat soya of green-
tennat en laat de rijst zachtjes gaar wor
den.
Wasch intusschen een pond spinazie,
Iaat ze uitlekken en hak ze fijn. Roei
de rauwe spinazie door de rijst en voeg
wat zout en een stukje boter toe. Goed
omroeren.
Klop drie eieren met drie lepels melk
(of water), bak hiervan roereaeren en
bestrooi hiermee bij het opdienen de
schaal met spinazierijst.
Ook bij gestampte aardappelen met
gestoofde spinazie, waarbij men geen saus
noodig heeft, zijn een paar roereieren een
welkom gerecht.
In plaats van aardbeien met slagroom
eten wij zoodra de vrucht aan een
menschelijken prijs verkrijgbaar is
aardbeien met plattekaas (of hangop),
waardoor wat poedersuiker wordt geroerd.
Spoelt men de melkkan eerst uit in het
afwaschwater, dan wordt dit zacht en
maakt beter schoon.
Wie vuil werk verricht, stopt eerst zeep
onder de nagels, dan worden ze niet vuil.
Mouwen die sleetsch geraken, versterkt
men met een lapje van dezelfde of ge
lijkkleurige stof, dat er met een onzieht-
baren steek wordt onder gestopt.
Vooraleer manskleederen of kinder-
kleederen te wasschen, haalt men eerst
de zakken uit. Dan komen er geen kleu-
renpotlcodjes of andere gevaarlijke din
gen in de wasch.
Glas- en zilverwerk, dat met zeepsop
is gewassehen, wordt niet nagespoeld
vooraleer men het droogwrijft. Het glimt
dan mooier.
Wanneer gij laat behangen, neem dan
een rol papier meer. Het zal u veel ge
loop besparen als het behang mocht be
schadigd worden.
De kopjes van brandnetels, jong en
frisch afgesneden (met handschoenen!)
worden gekookt en onder de aardappelen
als een zeer gezonde groente gebruikt.
aBBSSBBBHBBSBBmBBBBBBBBBEB
- ZON
onder
21.52
21.52
21.53
21.54
21.55
21.55
21.56
to
Nr24. IIIHIfflfllillllliraiHItlIHIlllllinilllllg
g
g
g
s
een
man, een bewijs te kunnen geven dat gij groote zelfverloochening gevergd, dan
- j1- k.u. moet men unet een oyergroote zucht tot
weldoen bezield zijn, om zijn jeugdig le
ven koelbloedig bloot te stellen, gelijk
Herman nu gedaan heeft. Godsdienst en
aangeboren menschlievendheid kunnen
alleen zulke zelfopoffering inboezemen.
De droge rede pleit te zeer voor het zelf
behoud, dan dat zij tot zulke verhevene
daad aanspore.
Deze zelfverloochening, huichelde
Steven nog inniger dan te voren, heb ik
op den eersten oogenblik begrepen en op
prijs gesteld. Ik stond er verbaasd over.
Thans begrijp en zie ik, aan wien mijn
redder de edelmoedige gevoelens, waar
mede hij bezield is. danken moet. Gij
noemdet den jongma;.: uw zoon; gij toont
u den waardigen vader van dit uitgezon
derd kind.
Had Steven gerekend, dat zijn vleitaal
grooten indruk zou te weeg brengen op
den doortrapten grijsaard, dan was,hij
verre gemist; de ouderling hield Steven
voor nog veel gevaarlijker dan te voren.
Passen wij op, zoo zegde hij in zich
zelven. de slang poogt haar prooi door
zoete klanken te boeien.
Na eenige bemerkingen stond Steven op.
Om te doen gissen dat hij voornemens
was om te vertrekken, gaf hij voor, dat
hij de zijnen moest gaan gerust stellen
nopens zijn lot, daar elkeen ten zijnen
huize, hem moest verongelukt wanen.
Herman alleen verzette zich tegen de
verwezenlijking van dit voornemen, daar
hij den lijder nog voor te zwak aanzag,
om de vermoeienissen der reis te kunnen
gen zijn gewoonte, nog te bed lag, sloop
Martha zachtjes binnen de deur van ’s
broeders slaapvertrek, ten einde zich te
overtuigen, dat hij niet onpasselijk was...
Herman ontwaakt eensklaps uit zijn
diepen slaap; werpt zijn blikken verwil
derd in het ronde en ziet eindelijk de
teeder beminde zuster kommervol nabij
de deur der kamer staan. Verbaasd vraagt
hij, hoe laat het is. En op het antwoord,
’t is acht uren, verlaat hij zijn legerstede;
hij kleedt zich aan en gaat met de meis
jes ontbijten. Weldra begeeft Roos zich
buiten om de noodige werkzaamheden te
verrichten; broeder en zuster blijven al
leen in huis. Zij gevoelen beide de nood
zakelijkheid om elkander hunne gevoe
lens mede te deelen.
Martha begint in dezer voege:
Herman, ik weet niet wat ik denken
moet van onzen gast. Hebt ge gisteren
avond wel bemerkt, dat de man trilde,
toen ik van' den goeden herder van Geul-
le sprak en van zijn komst? Hebt gij acht
geslagen op den ongewonen toon, welke
de priester aansloeg jegens uw reddeling?
O, Martha, ik heb van dit alles niets
bemerkt; gij zijt toch niet schroomvallig!
Schroomvallig, broeder, ben ik niet;
maar hoe langer ik er op denk, hoe meer
ik mij verbeeld, dat de goede priester dien
man moet kennen, of dat hij, in allen
gevalle, meer dienaangaande weet dan
hij zegde. Immers waart gij nauwelijks
met den vreemdeling vertrokken, of de
goede grijsaard verviel in diepe gedach
ten, verliet ons huis vroeger dan naar ge
woonte, en terwijl hij zich langs de dreef
verwijderde, zag ik hem menigmaal zijn
linkerhand op zijn voorhoofd leggen; ver
volgens schudde hij het hoofd. Dit alles
doet mij gissen, dat de herdei' het niet
wel gemunt heeft op uw reddeling, en dit
is, in mijn oogen, geen goed voorteeken
bij een zoo liefderijken man, als de her
der van ons dorp. Ook scheen hij tevre
den. als daarna de vreemdeling vertrok,
in plaats van dien man aan te wakkeren
nog eenige dagen te blijven. Zijn zwijgen
is toch niet zander beteekenis, dat moogt
gij gelooven.
’k Trouwde Leentje al over ’t jaartje
En nu, rikke-tikke-tik,
Ben ik al 't gelukkig vaartje
Van een kleinen stouterik...
’k Zie van uit m’n winkelboeltje
’t Kleine ventje in z’n stoeltje
Met z’n guitig lachend smoeltje
Als we zingen, Leentj’ en ik
Lustig... Rikke-tikke-tik.
OM HET NIET TE VERGETEN. Pro
fessor Dingemans had iederen morgen
veel tijd noodig om zijn kleederen bijeen
te zoeken, want hij vergat altijd waar
hij ze den vorigen dag had gelaten. En
op zekeren dag stond zijn raam open en
zag ik van op m’n maantje waar hij ieder
artikel gelaten had;
Jas derde knop kapstok rechts.
Broek stoel bij bed.
Kol op den deurknop.
Kravat door sleuteloog.
Vest op den vloer bij 't raam.
Manchetten op den nachttafel
Overhemd kapstok links.
Kousen onder bed.
Schoenen buiten de deur.
Professor onder de lakens.
ZEG EENS MOEDER, vroeg klein
Zanderken, is ons vader ook ’n Bisschep.
Wat zijn me dat voor ezelarijen, zei
moeder; hoe komt ge daaraan?
Hewel ons Pastoor heeft maar een
heel klein kaal pleksken op zijn hoofd...
en ons vader heeft zoo’n groote kale plek.
DIKKE MIEL werd door ne velorijder
omvergereden en eischte schadevergoe
ding.
Ik kan bijna niet meer gaan, zuchtte
Dikke Miel, helaas, wat moet ik nu toch
beginnen.
Laat ne keer zien wat ge nog kunt,
vroeg de rechter.
Miel deed hinkend en mankend eenige
stappen.
En hoe liep ge vóór ge omvergereden
werd.
Zoo, zei Miel, en hij stapte de zaal
rond zoo fiks als een grenadier!
EN WE KUNNEN NIET NALATEN u
’t volgende rijmnke, dat w’in Huwelijk
en Huisgezinla'zen, u ter overweging op
te disschen:
‘t Vangt aan... niet ne steek voor de
mannen. Want... ze maken dikwijls ruzie:
om ’n woord... niet wel verstaan;
om ’n werk... niet goed gedaan;
om ’n som... niet goed geteld;
om de klok... niet goed gesteld;
om het vuur... te fel gestookt;
om de spijs... te rauw gekookt;
om ’n deur... die te hard kraakt;
om ’n bed... niet goed gemaakt;
om den vloer... niet net gekeerd;
om het slot... niet goed gesmeerd;
om den pot... te dicht gestopt;
om de saus... niet goed geklopt;
om een schouw... niet goed gevaagd;
om de-1 :nd... niet uitgejaagd;
om het. e-ch... niet fijn gehakt;
om het l.l.id... dat te veel k...
’t Zijn eeuwige brommersNooit naar
hun zin, nooit naar hun smaak... zoo zeg
gen de vrouwen! Maar, om de mannen
niet tegen mij in ’t harnas te jagen... kan
ik ook wel ’t volgende zeggen van de
vrouw.
Vrouwen hebben ock wel hun fouten,
want ze klagen dikwijls genoeg...
om ’n woord... niet wel verstaan;
om ’n werk... dat moet gedaan;
om 'n som... verkeerd geteld;
’n stoel... niet juist gesteld;
.1.... die wordt gemorst;
.gelaten korst;
sten... niet geveegd;
j_... half geleegd;
jroekje... uit de vouw;
gaatje... in de mouw;
knoopje... van uw jas;
RABARBER-MARMELADE
Deze marmelade is ook echt lekker,
maar daar hebben we appelsienen voor
noodig. Men neemt 5 appelsienen op
1 liter in dunne plakjes gesneden rabar
ber en 6 ons surer.
Van de appelsienen gebruikt men de
schillen zonder eenig wit. Die schillen
snijdt men in smalle reepjes. Van de
vruchten haalt men al de witte velletjes
af, snijdt ze in schijven en haalt er de
pitten uit. Dan laat men de rabarber,
appelsienenschijven, schilletjes en suiker
op een zacht vuurtje koken, tot marme-
lade-dikte. Er hoeft geen water bij. Er
moet nu en dan geroerd worden om aan-
branding te voorkomen en afgeschuimd
om de marmelade schoon helder te hou
den.
Benoodigheden: een halve liter melk,
75 gram suiker, 45 gram boter, 1 pond
groote wortelen, wat meel of gestampte
beschuit, 2 eieren, geraspte citroenschil,
citroensap, kaneel.
Bereiding: de wortels worden in water
gaar gekookt met een weinig zout; daar
na worden ze fijn gemaakt. Terwijl de
groente gaar werd, hebben wij de melk,
de suiker, de boter en de kruiden door
elkaar geroerd; bij deze massa voegen wij
de fijn gemaakte wortels en ook het meel
of de gestampte beschuit. De dikke mas
sa, die op deze manier is ontstaan, wordt
nu zoolang, staande op het vuur, geroerd,
totdat ze loslaat van den lepel. Nu blijft
de brijge massa staat, totdat die is af
gekoeld, daarna worden het eigeel, het
citroensap en het tot schuim geklopte
eiwit erbij gevoegd; alles doet men in een
met vet bestreken vorm, en laat dit on
geveer drie kwartier bakken.
41s de taart is afgekoeid, storten wij
het bruine baksel op een schaal en gar-
neeren hét- met stukjes wortel, die in
suiker op het vuur zijn gecandeerd.
Benoodigheden: Een kilo versc&e spi
nazie (groote bladen), 50 gram boter of
vet, een half pond gekookte aardappelen,
2 ajuinen, 100 gram brood, 100 gram
meel, wat beenderbouillon of vleesch-
aroma, wat zout en een mespunt dubbel
koolzure soda (zuiveringszout).
Bereiding: De spinazie wordt zorgvul
dig schoongemaakt, de dikke stelen ver
wijderd en de schoongemaakte groente
met heet water overgoten. Wij drukken
ze daarna stevig uit, doen ze in een kook
pan, maar houden een paar bladen er uit
en leggen die in den puddingvorm of
de kom, als een soort voering
Nu voegen wij bij de spinazie, die in
de kookpan is gedaan, de geraspte of ge
stampte aardappelen, het meel, de dub
bel koolzure soda en wat zout naar smaak;
dit alles wordt een korten tijd gebroeid
in den bouillon, die van beenderen is ge
trokken. De fijn gesnipperde ajuinen
worden lichtbruin gebakken en het ge-
sniperde brood eveneens in de pan bij de
spinazie gevoegd.
Een puddingvorm of kom, die wij luch
tigjes met boter of vet hebben bestreken,
wordt nu eerst gevoerd met de over
gebleven spinaziebladen, daarna wordt de
eerder bereide massa erin gedaan, waarna
we het geheel een kwartier laten koken in
een waterbad. De pudding wordt cp een
schotel gestort en gegarneerd met' schij-
7 Juni:
8 Juni:
9 Juni:
10 Juni:
11 Juni:
Donderdag 12 Juni:
Vrijdag 13 Juni:
Volle maan 9“ Laatste kwartier 16'
-«o»-
Het vangen der musschen met behulp
van het treknetmet uitsluiting van
elk ander net, is toegelaten tot en met
31 Augustus 1941, in gansch het land on
der voorbehoud der bepalingen van arti
kel 13 van het voormeld koninklijk be
sluit en op de volgende voorwaarden:
a) De vangers moeten voorzien zijn
van de Staatsvergunning voor vogel
vangst. Zij moeten bovendien houder zijn
van een machtiging van den burgemees
ter, verklarende dat hij persoonlijk heeft
vastgesteld dat het noodig is op het
grondgebied der gemeente over te gaan
tot de verdelging der musschen;
b) De vangers mogen als roep- of lok
vogels slechts musschen gebruiken. Elke
vogel van een ander soort, die zou ge
vangen worden, moet onmiddellijk wor
den vrijgelaten;
c) De gevangen musschen mogen
slechts vervoerd, verkocht of te koop ge
boden worden, indien zij gansch met hun
pluimen bedekt zijn.
--«o»-
Met ingang van 1 Juni 1941 zijn de
strooken Meivan de zeepkaarten A
en B waardeloos. Het gebruik ervan is
verboden.
Van 1 Juni tot 30 Juni 1941 zijn enkel
de strooken <1 Junivan de kaarten A
en B en de strooken van de zeepkaarten
C geldig.
Voor de maand Juni geeft elke strook
1 stuk fijne zeep van de zeepkaart A
of van de zeepkaart B of van de bijzon
dere zeepkaart O alléén recht op één
stuk fijne zeep.
Er mag één stuk toiletzeep of één stuk
geneeskrachtige zeep worden afgeleverd
tegen drie strooken 1 stuk fijne zeep
van de bijzondere zeepkaart C.
Voor de maand Juni geven 5 strooken
50 gram zeeppoeder van de zeepkaart
A of van de zeepkaart B of van de bij
zondere zeepkaart C, recht op 250 gram
zeeppoeder of 250 gram zachte zeep.
Dé strooken 1 stuk scheerzeepvan
de zeepkaart A geven recht op één stuk
tot op 30 Juni inbegrepen.
De voorraden harde zeep bestaande bij
de grossiers en de kleinhandelaars moe
ten worden voorbehouden aan de houders
van machtigingen tot bevoorrading voor
harde zeep. d. w. z. de rechthebbenden
van aanvullende rantsoenen harde zeep,
voorzien bij het besluit van 23 Oktober
1940 en de uitvoeringsbesluiten van 5 en
6 November 1940.
-«o»-
Volgende inlichtingen werden verstrekt
in de mededeeling, Donderdagnamiddag
aan de pers gedaan in het Kabinet van
den Heer Sekretaris-Generaal bij het Mi
nisterie van Binnenlandsche Zaken en
Volksgezondheid
1) Zwangere vrouwen en moeders kun
nen bij hun gemeentebestuur, en op voor
legging van een geneeskundig getuig
schrift bijgevoegde brood- en vollsmelk-
zegels bekomen vanaf de vierde maand
van het zwangerschap tot de tweede
maand na de bevalling. Esn getuigschrift
door eene vroedvrouw afgeleverd is vol
doende.
De bijrantsoenen bedragen 15 broed
en 24 melkzegels voor eene periode van
30 dagen;
2) Kinderen van af 0 tot 3 jaar ont
vangen voor elke rantsoeneeringsperiode
24 zegels, elk recht gevend op 1 liter volle
melk. Zij ontvangen daarbij 250 gr. rijst-
meel (semoule de riz) voor elke periode.
Om de regelmatige bevoorrading dezer
kleinen te verzekeren, heeft het Nationaal
Werk voor Kinderwelzijn een stock van
gecondenseerde melk opgeslagen.
Deze kinderen ontvangen nog een bij-
rantsoen van 300 grammen suiker om de
30 dagen.
Deze speciale voedingswaren voor de
kinderen bestemd, worden bedeeld door
tusschenkomst van de door het Nationaal
Raadsel 25.
Het eerst wordt meestal behangen,
Het tweede ploetert veel in ’t slijk;
Met e die twee aaneengehangen,
En zon en boomen maakt hen rijk.
Raadsel 2&
Het eerste deel is kaal,
Het tweede is een drank;
’t Geheel werkt met een mes van staal
En maakt toch niemand bang.
Raadsel 27.
Men knipt het somtijds met de schaar,
Een kop er voor, het roept u op;
Keer om ’t is in den stroom een groot ge-
[vaar,
De 1 er af en wat het braadt gij eet het op.
BOEKEN DEZER WEEK ZIJN:
1Het Graf aan de Zee door A. Hans.
De Betooverde Steenput d. J. Ballings-
IBBBBBBBBBBBHBëlJIBBBKMBIMMM
meer nieuwsgierig dan bevreesd. Marths,
daarentegen, schroomvallig als eene vrou*.
vreesde datgene te vernemen, wat de
oude en brave herder zoo geheimzinnig
liet voorgevoelen. In deze spanning We
ven de drie personen een oogenblik spra
keloos... De grijsaard kon slechts met de
grootste moeite beslissen tot het strata
van den hemelschen vrede, welke tot oP
dezen oogenblik in de bergwoning
tjeerseht had.
Eindelijk begon hij in dezer voege:
Kinderen, gij moet zeker belet hek-
ben, dat het hooren uitspreken van <iei'
naam van den vreemdeling, mij min rf
meer ontstelde, hoezeer ik ook gepot'#1
heb, mijne ontsteltenis te onderdrukker-
Gij weet, dat in de omstreken van Sche
nen, samenscholingen van mannen
staan, die op roof en buit azen; die.
hun doel te bereiken, stroomen Nord’
vergieten; die de meest Godtergende vein
zerij en schijnheiligheid met een wraak'
roepende goddeloosheid paren! O.
zijn gedrochten, wier hart ontoegankelijk
is voor alle edelmoedige gevoelens! G"
drochten, welke voor de samenleving
geesel, voor het menschdom een sch»-’'i*
zijn! Kent gij hen nu, uit deze scl***
mijne kinderen?
De Bokkenrijders!... De Bokkenr^
dersli... riepen beiden te gelijk met a1’
grijzen.
Ja, de Bokkenrijders, herhaalde
grijsaard.; gij hebt ze genoemd, en
waartoe deze uitgezonderde booswiW"*,
in staat zijn!... Ik zal de wonde niet k»
scheuren, welke de openbaring
misdiMen u eens sloeg, inaar ik
die kerels leeren kennen, opdat PL-
uwe hoede zoudt zijn. Wilt gij nu
waarom die gedrochten vooral
zijn?... Omdat zij hunne boosheden
mate achter het masker van deugd^
godsdienst weten te verbergen, dat
ne, welke niet beter weet, hen voof
ligen zou aanzien! Wie kent hunne
sonen? Wie, hunne instellingen?.--
houden zij zich verscholen, opdat w
der gereciiügheid op be”