Officiële Akten. POLEN de beschuldigden alles afloochenen en toonden zij zich onwan kelbaar. Karei Kastelyn', die de voornaamste beschuldigde is, geeft bewijzen van een buitengewoon verstand en tegenwoor digheid van geest. Nu echter is er, bij het verhoor over het drama te Sladen, eene laamlijke gewigtige verandering in gekomen. De be schuldigden, De Sodt en de 4 5—jarige Evarist Van der Sype, hebben bekentenissen gedaan. Die bekentenissen hebben Kastelyn voor het minste niet ontstelt, hij volgt de onderhooring met dezelfde aandacht, en roept alle oogenblik uit, dat hij onpligtig is. Lepouttre blijft alle deelneming in de moord loochenen, en dat met dezelve kracht en dezelve zekerheid als Kastelyn. De vrouw Van der Sype glimlacht van lijd tot tijd, op de verklaringen van Dc Sodt, en schijnt de gewigligheid der bekentenissen door De Sodt gedaan, niet te begrijpen. Het is te voorzien dat men in ons naaste nummerden uitslag dezer groote zaak zal kunnen mededeelen. Men is nu aan de onderhooring der 148° getuige. Een Koninglijk besluit van 28" Maart staat eene hulspom van 500 fr. toe aan de Kerkfabriek van S' Bertinus te Poperinghe, ten einde de kosten te helpen dekken van de herstelling der kunstvoorwerpen van dit gebouw. Dij Koninglijk besluit van 51" Maart, wordt er aan het persooneel van het middelbaar onderwijs eene verhooging van jaargeld toegestaan, te weten aan de heeren Direktoren, Leeraars en Onderwijzers, elk 150 fr. Muziek-, Teekenen- en Gijmnasmeesters, elk 50 fr. Opzieners, elk 100 fr. Sekretaris-Tresoriers; elk 50 fr. Een Koninglijk besluit van 7" April veelecnd eene hulp som van 1,200 fr.tot de uitgave van een letterkundig overzicht in de Vlaamsche taal bestemd. BKEffGELIIfGEÏV. Wij deelen hieronder een dichtstuk mede van den heer Ka- rel Bogaerd, statie-overste te Balgerhoecke, op den ijzerenweg van Eecloo naar Brugge. Hctzoobelangwekkendondcrwep en de keurigeen vloeijende versbouw zullen dat dichtstuk ongetwijfeld door iedereen met genoegen doen lezen. Heldhaftig volk, een beter noodlot waardig, Weer stroomt uw bloed der vrijheid toegewijd; Gij vreest geen overmagt God is regtvaardig, Hij sterkt uw kracht in d'ongelijken strijd, En wij, die uwen heldenmoed bewonderen, Wij wenschen dat weldra uw zegekreet Den noordschen dwingland, moge in de ooren donderen, Die roekloos uw geheiligd regt vertreedt. Laat u niet langer meer als slaven zweepen Een volk dat sterven durft blijft immer vrij. De breede reis ten slagzwaard aangegrepen Dat Polen nogmaals 't land der helden zij Vooruit! ontrold de Poolsche zegevanen, Ten strijde voor uw vrijheid en uw eer 1 e wapen stort, verdelgend als de orkanen Van 't Noorden, op uwe laffe beulen neêr En is 't uw lot voor de overmagt te bukken, O, laat daarom de hoop u niet ontgaan Eens breekt gij toch den slavenboei aan stukken Eens zal voor u het uur der vrijheid slaan. En zelfs bij t zinken zult gij roem behalen, Terwijl uw beulals hij door de overmagt Op uwen heldenmoed zal zegepralen Slechts schande en vloek bij de overwinning wacht. Snelt aan snelt aan uit alle wereldstreken Verdiukte Polen reikt elkaèr de hand Gij die des dwinglands woede zijt ontweken IJlt weder naar 't bedreigde Vaderland; Gij zult toch niet op vreemden bodem zwerven Als ballingen daar 't lot de gunst u biedt Op eigen' grond den heldendood te sterven O neen, gij aarzelt in uw keuze niet NeenVrij of dood De schimmen uwer vaderen Zien neêr op u gij zijt uwe afkomst waard; Het krachtig bloed dat omvloeit door uwe aderen Is nog van zijnen oorsprong niet ontaard. Het roemrijk Polen is nog niet verlooren Eens treedt het uil den nacht der slavernij Met nieuw ontwaakten glorie glans herboren Verheerlijkt, onafhankelijk en vrij Al durft geen Vorsthoe magtig ook hel wagen U in uw grootsche pooging bij te staan Europa houdt het oog op u geslagen En roept voor u den God der legers aan. Grootmoedig volk, zoo lang een uwer telgen Nog vrij het hart voelt in den boezem slaan Zal al de magt der aarde u niet verdelgen Neen, Folen! Polen, gij zult niet vergaan En toch 't is hartverscheurend in deez' tijden, Waar 't al van licht, van regt en vrijheid spreekt, Een volk te zien dat, uitgeput door 't lijden, Vergeefs om hulp, om regt en vrijheid smeekt Ter hulp. Europa's Vorsten hoort het kermen Van gansch een volk, ten prooi aan 't beulenzwaard Het regt, de vrijheid, de onschuld te beschermen O Vorsten! 't is uw zending hier op aard. Wee hemschoon op den keizer stoel gezeten Die 't volk als slaven van zijn wil beschouw t, Zijn grootsche en heilige zending durft vergeten, De magt misbruikt door God hem toevertrouwd De vloek des Heeren zal hem tegenschallen 'T onschuldig bloed dat voor zijn voetstap leekt Zal brandend op zijn schedel nedervallen... Er is een God die 't Regt en de Onschuld wreekt. Europa wendt de blikken naar het Noorden En vraagt vol sombren angst zich zeiven af: Wie 't regt bezit om volkeren uit te moorden, Om landen te herscheppen tot een graf En 't plegtig antwoord dondert uit de wolken. Ontzaglijk als de stemme van den Heer <i De Vorsten zijn de Vaders hunner Volken Een dwingland is een beul geen Koning meer. 0 vreest gij nietbarbaren van het Noorden Gij die de vrijheid in het bloed versmacht, Dat eens uw naam in alle wereld oorden Gevloekt zal zijn van na tot 't nageslacht? 'T geschiedboek zal uw sombre zegepralen, Door't woest geweld gewonnen op den moed. LNv naam tot schand van eeuw tot eeuw herhalen In letteren van onuitwischbaar bloed. Neen de overwinning zal geen roem uw schenken, De wereld guivert bij uw zegepraal En zal met afschrik aan uw' gruwelen denken Geketend aan der eeuwen schande-paal Tot Polen dat gij nimmer zult verdelgen Beslissend en voor 't laatste ten strijde u daagt En in zijn roem uw schande zal verzwelgen Tot dat uw' naam van de aarde wordt gevaagt. Kakel BoGAEnn. Dc Landkaart. In de statie der spoorbaan van het Land van Waas is eene landkaart. Deze week stond een heer deze kaart te bezien, toen er op zijne schouder getikt werd. Het was een jonge soldaat. Wat w ilt gij, vriend? vroeg de heer. Mijnheer, staat de stad Sint-Nikolaas ook op die kaart? Ja zeker. Ehwel, zoudt ge niet eens willen kijken of Peer de champetter al dood is; hij was zeer ziek als ik wegging.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1863 | | pagina 3