Victor Vaside .Wegiie,
Onderluitenant bij het lüc regement.
Yperen, li December 1865.
Kunst- en Letternieuws.
huizen rouw-vaandels steken, ten blijke der algemeene droef
heid door dit droevig voorval bij de Yperliugen te weeg ge
bracht.
Van Maandag middag hoorde men in onze vier kerken het
treurgeluid, dat 's morgens,'s middags en 's avonds herhaald
werd tot den dag der ter aardbestelling van Z. M.
Het feest, door de heeren officieren van 17 der loopende
maand aangekondigd, is uitgesteld, alsook de muziek-avond
der Koormaatschappij, die Donderdag laatst moest plaats
grijpen. Vele inwoners onzer stad zijn eene laatste hulde
gaan bieden aan Hem dien zij over weinige jaren nog het geluk
hadden zoo luisterrijk onder hen te mogen ontvangen.
Zondag avond, rond 9 ure, hoorde men een groot laweit
omtrent den ingang der Meenen-straat, bij de Grootc-inarkt.
Het waren dronke soldaten die in een herbergje daaromtrent
ruzie hadden en met hunne sabels tegen de kassijen der straat
kapten dat er bij iederen slag een bliksem-straal uitschoot.
Dit schouwspel kon men in de oog hebben van aan de hoofd
wacht. Seffens ging er een serjant met eenige mannen naartoe
om de laweitmakers aan te houden, doch deze laatslen waren
reeds vertrokken bij de aankomst der hoofdwachtmannen.
-
Vrijdag, omtrent o ure's avonds is er, door eene kar met
honden bespannen, niet ver van de Rysselpoort, eene vrouw
overreden. Deze vrouw, aan hare kleederen vast geklampt,
werd onder de wielen in den modder gesleept; men heeft
haai'in een huis, daar dicht bij, gedragen en haar de eerste
zorgen toegebracht.
Het is te hopen dat zij het met het verschotzal ontstaan.
Den 14 dezer, M. Butseraan, pastor te Boesinghe, is te
Merckem schielijk overleden. Hij was aldaar in den namiddag
een bezoek gaan afleggen. Hij was Cl jaar oud, en had zich
te Boesinghe even als te Nieuport, waar hij onderpastor was,
door zijn goed en verheven karakter doen eeren en beminnen
zomer alweder tamelijk goed zijn uitgekomen, heeft
zeer strengen winter voorspeld.
De sehrikbre maar,
Zoo ijslijk naar,
Dreunt door het gansche land de Koning is niet meer I
Het rouwgeschal,
Van 't rampgeval,
Drukt :t harte van het volk verscheurd, ontroerd ter neêr.
Het klokgebrom,
Van kerk en dom',
Verkondt dat Hij die heil en vrijheid Belgie gaf,
In hemelsch woon
Geniet thans loon,
In eeuwige zaligheid aan d'overzij van 't graf.
Van stand tot stand
't Is rouw in 't land,
Voor Hem die onzen grond omgaf met wellust, roem.
Een droeve toon
Tot Godes troon,
Slaakt thans den volke door als men den Koning noem
Ons gloeit de borst,
Voor zulk een Vorst,
Die vijf maal zeven jaar hier in ons midden leefde
En steeds in eer,
Door zijn beheer,
Voor welvaart, voor behoud en voor de Vrijheid streefde.
Wen zagen wij
In dees getij'
Menigen wankeltroon bij gindsch' of geen' naburen
Maar met ons Wijze
Brave grijze
Leopold; d'onze bleef als onwrikbaar duren.
Men leve blij
Gerust en vrij
Hier in ons kleine streek, welk' men als voorbeeld geeft;
't Bekreun ons niet,
Wat men al ziet
In grootscher land waar men geen Leopold tot koning heeft.
Bedrukte Belg'
Als kalme telg'
Ziet men de toekomst aan; geen wee is 't land beschoren
De Koning sneef!
De tweede leef!
En met dees tweeden Vorst zal ons geluk weer gloren
Ja, Belgies troost.
Is'sKonings kroost
Dat steeds hetzelfde pad als 't Oude zal inrukken
En na den rouw,
Koom onze trouw,
Den nieuwen Vorst met liefd' de kroon ten hoofde rukken.
Ook met Haar,
Die thans, ja waar,
Ons Engelin reeds is. Ons jonge Koningin
Van 't land de vreugd,
Zoo mild in deugd
Zoo treden wij met hoop de nieuwe toekomst in.
Donderdag, 50 november, heeft het jnrij zijne uitspraak
gedaan in den toon<el-prijskamp, uitgeschreven door de
maatschappij «De Morgendstar.