Officiële akten. MENGELINGEN. De fransche Monileur meldt, dat Italic in de opschoning der vijandelijkheden toestemt. Middelerwijl roept Pruisen tot zijnen ail'erlaatsten man on der de wapens men doet eene buitengewoone rckruteering tusschen de mannen der klassen van 1800 en 1867, die voor de eene of andere reden aan de gewoone rekruteering zijn ontsnapt. De tweede ban der iandwchr en de militie van dees jaar, zijn reeds (eenige wtken geleden) onder de wapens ge roepen. Pruisen is uitgeput in mannen maar hel zal zoo wat 700 duizend man te been en in Duilschland verspreid hebben, en hierbij voegen zich nog 40,000 man van alle kleine stalen, die zich met Pruisen hebben verstaan. Oostenryk had tot nu toe niets anders gedaan dan de ge woone kaders volledig gemaakt en gaat eerst nu over lol hel doen van buitengewoone lichtingen. Er is in de landen van keizer Frans-los ph nog middel, oni herhaalde keeren helle ger aan te vullen. Een brief uit Pruisen schelst een zeer droevig tafereel af over den toestand van dat land, ten gevolge van den oorlog. Men treft er niet anders meer aan, zegt de brief, dan matis- persoonen in gevorderden ouderdom, al wat jong is, bij het leger ingelijfd zijnde, vele weduwen en weezen, wiens echt genoten bij het leger gesneuveld zijn, in den rouw, binnen de steden de kantooren en fabrieken gesloten en ten lande niets dan vrouwspersoonen om de werken van den oogst te verrichten, ziet daar het gevolg der zegtnpralen, bekomen ten koste van zoo veel on.noozel bloed. Dat men nu nog de negentiende eeuw, de eeuw van allen vooruitgang en verlichting noeme, wanneer men zoo eene wreede slachting ziet tusschen twee volkeren, die lot het een en zelve Duitschland behooren, die zoo wreedaardig elkander verworgen, en dat om den halsstarrigen wil, van twee of drij man, die alles onder hunnen ijzeren scepter willen doen bui gen, te voldoen. Donderdag 44 dezer is te Veurne een groot ongeluk ge beurd. Sieur De Coussemaecker, dienstknecht bij den heer Francis Leplae aldaar, was in het naar huis gaan met een der peerden zijns meesters, hetwelk in den prijskamp prijs be haald had, aan de herberg van sieur Pieter Detollenaere, nabij de ijzerenweg-statie, afgestapt. Wanneer hij dan wat later weer op het peerd wilde klimmen, rechte dit zich op zijne achterbeenen, en den jongeling viel er van, met dit ongeluk kig gevolg, dat hij het heest achterover op hem trok. Men heeft den ongelukkigen dienstknecht naar het hospi taal gedragen, alwaar hij den volgenden nacht aan de gevol gen van dien va! bezweken is. Den 48 dezer zijn er 34 belgische soldaten, deelmakende van het belgisch-mexikaansch legioen, te Brussel terugge keerd. Die jongelingen zijn gelukkig en te vreden van einde lijk in hun vaderland terug te zijn maar wat zal er van onze ongelukkige landgenoten worden, welke men door allerhande schoone beloften naar dit moordhol heeft gelokt. De heer Rogier, heeft hen op kosten van den belgieschen staat ten spoedigste willen doen terug halen zelfs de heer Chazal ver langt hunne terugkomst; doch de heer Frère wil de bijeen komst van het parlement afwachten om eene uitgave te bevelen, welke niet minder dan 500,000 fr. zal beloopen. Gansch het land door stijgen er klachten op tegen den maatregel waarbij de oude postzegels, welke op de brieven zijn geplakt, vernietigd worden, en die brieven als ongefran- keerd worden beschouwd. Die zegels hebben immers hunne waarde niet verloren, dewijl men ze in de postbureelen tegen nieuwe kan verwisselen, liet postbestuur schijnt er zich op toe te leggen om aan het publick moeilijkheden te verwekken. In derdaad, wij begrijpen niet waarom men de oude postzegels heeft afgekeurdmen hadde oneindig beter gedaan die geldig te laten, want ze zouden van zelve spoedig genoeg uitgeput geweest zijn. De brusselsche correspondent van een ministerieel doorniksch blad, bevestigt dat bet kabinet der Tullerien aan ons gouvernement den raad heeft gegeven van zich tc wa penen en dal die raad is gevolgd. Hij voegt er bij, dat vooral het kasteel van Namen in verdediging wordt gestelder woe den van alle kanten kanons aangevoerd en boven op de rots gebracht, welke tot grondslag van dit kasteel dient. - Men noemt verscheidt' handelshuizen van Bergen en de omstreken, die hunne betalingen hebben opgeschorst. Abraham Diependael, die te Brugge in de laatste zitting der assisen tot levensdurenden dwangarbeid is verwezen, voor gauwdieverij met geweld in de statie lit Brugge, is Zaterdag door de koi rektionuele rechtbank tot 5 jaren gevang veroor deeld, voor beurzenknipperij in eene herberg op de markt. Diependael is Dinsdag naar Luik vervoerd, alwaar hij insgelijks voor de rechtbank te verantwoorden het ft. Zijne makkers, zoo men weet, zijn gevlucht. Bij koninklijk besluit van 44 dezer is er eene subsidie van 393 fr. 33 c. toegestaan aan den fabriekraad der kerk van Zillebeke, voorde vergrooting dezer kerk. Et n koninklijk besluit van 19 dito verleend eene eerste hulpsom van 4 5,000 fr. aan de gemeenten Boesinghe en Langemarck, om ze te helpen tot het maken van cenen steen- weg, gaande van de eene gemeente naar de andere. Bij een koninklijk besluit wordt de algemeene volksop telling met 51 december 1800 bevolen. Eene gevraagde Vertaling van het fransch program van het overoude Vlaamsche Tuyndagfeest voor 1806. I. Wel Dingemans, mijn beste vriend, Ik sta hier wéér zoo stom als blind Kom leg mij toch die zaak eens uit, Wat toch dit overgroot papier (Hier gevel, muur en wand ten sier) Toch in zichzelf besluit Ik zie er letters klein en groot, En zwarten blauw en ook al rood, Wat kondigt het toch aan Of is 't de klopping van den Pruisch, Of valt daar Oostenrijk in gruis, Of gaat daar Frankrijk op den huil, Doe mij die zaak verstaan Zie waarlijk w' hebben geene kans Met al dat eeuwig, ronkend fransch Ik wed, 't is wêeral eene grap Dat men ons speelt met vreemd gesnap. II. O jongen spreek zoo zuur toch niet, Want 't is het programma, Of een bericht van wat geschiedt Öp Tuyndag vóór en na Onnoodig dat ik u hier zeg Wat is Onz' Vrouw ten Tuyn, Of dat ik u die sage uitleg Die blinkt om Ypers kruin, Het kleinste kind van gansch de stad Die kent die zaak zeer goed, En hier wijst ons deez' fransche klad.,. Wat men dit jaar al doet. Van over honderd jaar en meer Viert m' hier dat heilig feest; Steeds bleef de Tuyndag braaf in eer Hp vlaamschgensnoeiden leest, Maar nu is Vrouwe Tuyne een' Dame Zoo wil het 't fransch progrès En wéér ziet men in decz program Dat T fransch ons geeft de les.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1866 | | pagina 2