De toestand.
Stads Nieuws.
De heer Boulay, veearts, door het fransch be
heer in ons land gezonden om de verscheide ge
handhaafde middels ter bevrijding der runderpest
voorgeschreven en de omstandigheid der ziekte zel
ve te onderzoeken en te doorgronden, heeft in een
rapport aan hetzelve gedaan op eene vleiende wijze
voor het Belgiesch Ministerie en voor Mr Vanden-
peereboom in het bijzonder een goedkeurend ver
slag gedaan over al de maatregelen door het beheer
gehandhaafd om de runderpest te bevechten alles
zegt hij, is bij onze geburen op eene wonderbare
schrandere wijze ingericht om het land van de run
derpest te bevrijden; het ministerie is aldaar gewa
pend met de noodige wetten om de invoering dei-
ziekte te bevechten, en de Minister van Binncn-
landsche zaken weet met dezelve op eene minne
lijke maar krachtdadige wijze toe te passen, en de
landsbouw nijverheid van zware verliezen te be
vrijden.
Den lof den Minister door eenen vreemden
en dus onafhankelijken ambtenaar toegezwaaid,
is eene vergoeding voor de ondankbaarheid waar
mede velen, wier fortuin hij van eenen volstrek-
ten ondergangheeftgered, hein dagelijks bejegenen.
Met is waarachtig bcklagelijk van de Kamer
der Volksvertegenwoordigers haren tijd te zien ver
slijten in ijdele redekavelingen, op eene wet waar
naar niemand anders verlangt dan eenige onbe-
zonnene en verwaande jongelingen, die niet begrij
pen dat zij de liberale partij zonden doodigen, en de
bewarende voorui(gangers omdat zij de overtuiging
hebben dat dezelve hun het beheer zou overleve
ren: en dat in tegenwoordigheid van belangrijke
voorstellen zoo als de wet op de nieuwe inrichting
van de rechterlijke orde, de wet op de milicie en
vooral op de kadastrale verdeeling welke voor onze
Vlaanderen zoo een groot belang heeft, daar het
bestaligd is dat wij ten minste een zesde te veel in
de grondbelasting betalen, en dat dit overlast, in
dien de voorgedragen wet, gelijk het te vreezen is,
in deze zitting niet wordt aangenomen, nog voor
1808 op ons zal blijven wegen.
Het is eene onbillijkheid waarvan het minis
terie niet verantwoordelijk kan zijn, en die uilslui-
telijk toe te wijten is aan den partijgeest der zoo
gezegde vooruitgangers en der klerikale kopstuk
ken, die zich weinig bekommeren met de stoffe
lijke belangen telkens dat de zcgenpraal hunner
hersenschimmen of hunner hcerschlust in het spel
is.
-jif-Tn
De europesche politieksgezichteinder schijnt van dag tot
dag te verduisteren, en de gezondste verstanden zijn het eens
in hunne schrikvoorzeggingen 0111 te beweeren dat de ston
den van wapenschorsing welke wij thans slijten, slechts ee
nige stonden uitstel zijn, welke de staatsmachten thans met
stilzwijgen te baat nemen, tot dat hunne met stoom werkende
wapenfabrieken de steeds aangroeiende legeren öf met naald-
geweeren, öf met Chassepots öf met andere verdelgings
middelen voorzien hebben.
Die toestand is des te meer bedreigend voor ons dier-
Belgie als men wil naspeuren hoe gering men ten hui-
.-n dqge de volkslraktalen waarop wij zoo betrouwend
teunen in acht schijnt te nemen, en hoe dezelve door de
ntwikkelingen van verleden zomer bij onze buren zijn ver-
géworden. Het is zoo verre, dat tijdens de beraadsla-
n het oorlogen budjet de hh. senatoren de Looz-Cors-
Forgeur niet vreesden te zeggen, zekere toevallig-
-ok kingen, welke de onafhankelijkheid des Vader-
'r zouden kunnen stellen, te gemoet zien.
BI. de graaf de Looz sprak, onder andere van de moge
lijkheid, welke er voor ons zoude bestaan het evenwicht naai
den kant van het recht en de rede te doen hellen en BI. For-
geur, onder de toejuichingen van de gansche vergadering,
uitte den wensch, dat 0111 dit rechtvaardig begrip, indien er
een gevaar oprees, te verdedigenHolland en Helgie zich on
derling zouden vereenigen niet tot den aanval, maar wel tot
den wederstand, niet tot de manke zaak, maar wel tot de
gezonde rede aan de natiën wellien <le gezondste en de
edelste gevoelens zullen aan boord leggen.
Het uur schijnt ons dan gekomen 0111 aan de zonen van
hen welke onze onafhankelijkheid gesticht hebben eene man
haftige taal van plichtgevoel toe te sturen en hun te vragen of
het erfdeel, welke onze vaderen ten koste van hun bloed ons
nalieten, niet waard is door de grootste opofferingen bewaard
te worden; of al die machtige rijkdommen welke wij in deze
dagen van heilzamen vrede en gedurende meer dan hel derde
eener eeuw reeds opeen gestapeld hebben, niet met moed
hardnekkig moeten kunnen verdedigd wordenof aan het
leger dat wij gedurende dien lijd onderhouden hebben, het
middel niet moet gegeven worden 0111 zich, zoo als onze
instellingen het bevelen, deftig van zijne taak te kunnen
kwijten.
De rustige droom der staatshuishoudkundigen verdwijnt
voor het oorlogvoorspellend geluid dat boven gansch Europa
dreunt. Gewis liet is op het vreeselijk uur niet dat men reeds
vooruitziet en waarop het leger ons het meest dienstig moet
wezen, dat men aan deszelfs bestaan en aan deszelfs, inrich
ting denken moet. Trouwens wij bezitten goede caders, jong,
krachtig, wel geoefend, en bezield met den vurigsten gloed
der brandende vaderlandsliefde. Gene van onze oflicieren en
soldaten welke wij over eenige dagen uil Mexiko zagen we-
derkeeren gaven 011s voorzeker wel de klaarste blijken dat,
wanneer zij ginds nevens de mannen van het beste leger dei-
wereld wedijverend medekampten, moed en militaire geest
niet uitsluitelijk het erfgoed zijn van de volkeren welke het
oorlogvoeren als eenen despotieken stiel uitoefenen. Hel ware
dus eene erge dwaling thans aan ons leger de middelen te
willen beknibbelen of afdingen om de onafhankelijkheid van
het Vaderland krachtdadiglijk te kunnen verdedigen slechts
eene aarzeling zou ons o 11 wederroèpeIijk noodlottig kunnen
zijn. Hoe vroeger, hoe beter moet men van hel domein dei-
studie tot de werkdadigheid overgaan. Het land, tot deszelfs
verzekering, moet heden op de twee volgende punten gerust
gesteld worden
1° Of het leger, zoo als het thans ingericht is, met de
medewerking der burgerwacht en toevalliglijk met de vrij
willigerskorpsen welke als uit den grond zouden opslaan in
het uur van gevaar, het land kan verdedigen.
2° Welke opofferingen er zouden moeten gedaan wor
den, 0111 onzen landverdedigeren een verbeterd wapen te be
zorgen, waarmede zij den strijd zouden kunnen aannemen.
Hel is dus, ons dunkens, hoogst noodig dat de herin-
richtings-kommissie weldra met een ernstig besluit voor den
dag kome, opdat het gouvernement de begrooting voor 1808
zoude kunnen vaststellen, begrooting welke in voege der wet,
reeds in de Kamers zouden moeten zijn besproken geweest.
Wij weten dal in ons land het eene eigenschap is aan allen
kommissiewinkel, van zijne oplossingen in dergelijke ques
tion zoo laat mogelijk den volke aan te bieden; maar in het
onderhavige geval zoude eene lange verdaging een noodlottig
gevolg kunnen hebben de zaak eischt spoed, want de schrik
ligt in de gemoederen.
Echter kan het geene geldqueslie wezen die het land
moet tegenhouden. Wellicht datandere zedelijke en stoffelij
ke belangen hulp en bepleiting afwachtenmaar vooraf moet
het land, zooveel het in zijne macht is, den onbevleklen eer
bied van zijnen bodem handhaven, dien bodem die het vader
lijk erfdeel is van alle Belgen, zoowel van den kleinen burger
als van den machtigen rijken.
Wanneer, volgens de gegronde meeningen der militaire
overheid en van de mannen die hel land besturen, Belgie zal
in staat gesteld zijn om aan zijne verdediging te voorzien, dan
ten minsten zullen de kreten van vrees en twijfel ophouden,
en de belangen gerust gesteld worden en indien het gevaar
losbrak, indien onzen bodem door vreemde oorlogsrotten
overtreden wierde, dan zouden wij slechts te beramen hebben
langs welken kant reehtveerdigheid en rede zouden opdagen
om ons bij de natiën welke de edelste gevoelens bezitten, te
voegen.
En in zulk geval, wij hopen het met BI. Forgeur, met het
Senaat, zouden wij Holland aan onze zijde hebben Holland
dien haard van vurige vaderlandsliefde, waar men slechts een
kreet moet uiten, om gansche legers uit den grond te zien op
rijzen en die immer de vreemde heerschappij van dien grond
wegvaagden. Holland dat op dit oogenblik zulke machtige
opofferingen pleegt 0111 zijne verdediging te bekrachtigen, en
dat ons, als het ware, op dees punt eené les van vader
landsliefde schijnt te willen geven. De omwenteling van 1850
heeft ons landelijk gescheiden, maar de twee volkeren zijn
broederen gebleven Nederlanders - en indien ooit het
uur van gevaar moest aanbreken, zouden Belgie en Holland
zich herdenken, dat het eene land op het ander steunend, deze
twee kleine volkeren eene macht uitmaken waarmede, de
hoogmoedigste despoot vaak heeft moeten rekenen.
»c Aap cm de B.antecaie llngick
oi' het KIEIWSËLAD cu dc YliJisinacBie Taal.
Hebt ge nooit den geestigen fabel De Aap en de Lan-
terne Magiek gelezen Ja zeker, daar twijfel ik niet aan.
He wel, die aap was niet slim, niet waar Enkelijk was
hij laatdunkend en dom, dat is bewezen.
De schrijver van het artikel over de spelling van het
woord IJPEBEN, in het Congregatieblad uit de Botcrstraat;
is ruim zoo laatdunkend en dom als de aap der fabëJ, dat is
niet min bewezen.
Als men over taal wil spreken met gezag en zulke artikels
schrijft als het volgende, men moet zijne schilderij oprollen en
elders gaan zingen wij laten onze lezer liever zelve oordeelen,
zie hier dit grlikel
Eene belangEryke kwestie HEEFT opgelost GEWEEST
in T kunst- en letter genootschap van ÏPE11 men heeft GE
STEMD met IF STEMMEN tegen 6 dat men voortaan moet
lJperen schryven en niet Yperen. M. DEVRIESE, HERRE-
MANS en Ban Beers HEBBEN geraedpleegd GEWEEST
over dat belangryk punt en nu met eene stemming is het 0n-
faelbaer, zoo 'l moet IJperen zynmet twee hoofdletters!
'T Nieuwsblad en HERKENT geene onfaelbaerheid. in taelken-
nis en daerom zal het voort Yperen schryven of /per. Dat
stemmen in taelkennis is zoo onnoozel, dat is goed in de
fransche waer niets op vasten GllONDE steunt.
Dergelijke brabbeltaal, waar de fouten bijna zoo menig
vuldig zijn ais de woorden, hebben wij zelden ontmoet, en
dat uit de pen van eenen kerel die zich eenen taalkenner
waant. Nu, dat is in t gebruik, verwaandheid gaat immer met
onwetendheid gepaard! De sukkelaar ziet daar door even als
door eenen slijpsteen.
Zondag 51 Maart (Half-Vasten) hadden eenige jongelingen
onzer stad het op zich genomen, in de zaal van Apollo, een
Dansfeest in te richten. De zaal was allerzuidelijkst (door Mr.
A. S. opgeschikt), en wanneer men de deur opensloeg was het
er als in eenen zomerhof. Meer dan honderd koppels dansers
vervulden de zaal, allen waren gekostumeerd. Veel koddige
en eigenaardige kleedsels kon men er bewonderen. Wat meer
was, de feestelingen waren allen zonen en dochters onzer eer
lijke en treffelijke burgerij en vormden, als 't ware, een eenig
huisgezin. Voldoeningen vreugde huppelden ondereen op de
akkoorden van hel betooverend muziek onder het geleide van
den heer orkestmeester onzer V/aamsche Ster; geen het
minste wooraeken twist sloop lusschen het vermaak, en wan
neer, ten 4 u., de dansen eindigden was iedereen verwonderd:
men meende het nog geen middernacht
Bravoheeren A. S., D. C., D. N., L. B., D. P., enz., gij
hebt uwe taak begrepen en ze goed volbracht; gij hebt ver
staan dat Soort bij Soort blijvende de eenige voorwaarde is
die den goeden uitslag waarborgt. Bravo vergast u nog
maals met zulke feestjes, maar niet te dikwijls.- de beste spijzen
smaken zoo goed niet meer als men ze te veel nut.
BURGERWACHT. Tuchtraad. De trekking die Z.on-
dag laatst plaats had in het Stadhuis, voor het vormen van
den Tuchtraad die moet zetelen in het 2° kwartaal I8(i7 «af
den volgenden uitslag
Effektieve leden MM. Podevyn, Hendrik, luitenantDc-
mazière, Joseph, sergeantLeclercq, Thomas, corporaal en
Boedt, Jules, wacht.
Bijvoegende leden, BIM. Pollin, Theodoor, onderluitenant
bij de kanonniers; Nuytten,Karei, sergeant; Rolliaen, Leonard,
corporaal, en Cardinaal, Ed., wacht.