Stads Nieuws. mag zich vleien daaraan niet weinig te heb ben toegebracht. Ilij neemt wijders alle gele genheden waar om de stoffelijke belangen zijner lastgevers te verdedigen en is de erkentenis van alle eerlijke lieden waardig; maar, onaf hankelijk van karakter, hij heeft, ofschoon met godsdienstige gevoelens bezield zich onder de hevelen van de Bisschoppen niet willen plaat sen, en daarom is hel dat het schendblad zijne loffelijke pogingen 0111 aan de stad en het ar rondissement goed te doentracht belachelijk te maken en hem eencn onbillijken oorlog heeft verklaard. Er bestaat een ontwerp van te Brussel een standbeeld op te richten ter gedachtenis van den beroemden Marnix de Sl Aldegonde, die destijds door zijne geschriften de vrijheid van gewetens heeft verdedigd en op ccnc moedige wijze de bar- baarsehc dwingelandij van den hertog van Alva heeft bevochten. Deze huldetoegewezen aan eencn vermaar den verdediger der nederlandsche vrijheden, wekt ten hoogste de woede op der schrijvers van het Nieuwsblad, die zich ter dier gelegenheid onbeta melijke en overdreven uitvallen toelaten, hetgenc ons niet verwonderd van gasten die van gevoelen zijn dat eenc instelling, gelijk die der inkwisilic die bij duizendc ongelukkigen levende heeft doen branden, eenc nuttige en billijke instelling is ge weest, die veel goed aan het geloof heeft gedaan Be Toestand. Hoewel wij niet licht bang zijn en ons steeds wachten voor ongegronde vrccsaanjaging, zoo moeten wij thans toch bekennendat de toestand van Europa zeer netelig is. Wij hopen, dat het gevaar nog zal af te keeren zijn, maar deze hoop wordt alle da gen flauwer. De laatste gebeurtenissen vooral hebben groote verwikkelingen aangebracht. Wij bedoe len vooral den afkoop of afstand van Luxem burg aan Frankrijk. Frankrijk beweert, dat, terwijl Luxemburg geen deel meer maakt van den Duitschen Bond, Pruisen geen recht meer heeft, om in die sterkte een garnizoen te houden. liet heeft dus aan den koniug van Hol land, die tevens groot-hertog van Luxemburg is, gevraagd die provintie aan Frankrijk af te staan. Ik wil wel, heeft de koning van Holland geantwoord, maar ik ben niet machtig genoeg, om de Pruisen te doen vertrekken. Zoo verre was het gekomen, als M. von Beningsen in hel Parlement van Berlijn M. Bismark, den fameusen curassier der duilsche eenheid, ondervroeg nopens den afstand eener duilsche bevolking aan Frankrijk. M. Bismark antwoordde, dat er inderckiad spraak van dien afstand was, maar dat Prui sen er maar zijne toestemming zou aan geven voor zooveel dit overeen kwam met de gevoe lens van Duilschland, uitgedrukt door het Par lement. Nu het Parlement heeft oogcnblikkelijk eenc geestdriftige verklaring gedaan tegen de inlijving van Luxemburg bij Frankrijk, en thans grijpen er schier in al de sleden betoogingen van dcnzelfden aard plaats. Zal Pruisen nu aan de nota van Frank rijk, waarbij de ontruiming van de luxemburg- selie vesting gevraagd wordt, voldoen Dat is de kwestie. Inlusschcn heeft men zich met deze zaak ook in het engelsch Parlement bezig gehouden en heeft lord Stanley gezegd, dat Engeland niet dacht in de zaak van Luxemburg te moeten tusschen komen, maar hij voegde er deze be langrijke verklaring bij, dat, indien er sprake van Belgic ware, Groot-Britanje aanstonds voor uil zou treden en ons land tegen alle aanvallen verdedigen. De verklaring van lord Stanley, wat Lux emburg betreft, is door de bonapartistsche of- licieele en ollicieuse bladen luidruchtig rond- getrompet, maar van hetgeen de engelsche minister nopens Belgie heelt gezegd, werd geen woord gesproken. Waarom die stilzwijgendheid? Zou lord Stanley misschien maar die gewichtige verkla ring hebben afgelegd, omdat hij bekend is met de geheime inzichten van L. Napoleon Nu wat er ook van zij in de zitting van Maandag heeft M. de Mouslier, fransche minister van binnenlanschc zaken in het Wet gevend Korps, verklaard, dat het napoleontisch gouveruement met vredelievende inzichten be zield is, en dat het, om Luxemburg te pakken, drij dingen zal raadplegen, namelijk den wil van den koning van Holland, den wensch der luxemburgsche bevolking en de belangen der curopesche mogendheden. Deze woorden zeggen in hunne onbepaald heid alles en niets en zijn niet zeer geschikt, om de gemoederen gerust te stellen. Middelerwijl schijnt uit alles te blijken dat er een eedgenootschap tegen Frankrijk door gansch Europa tot stand komt en dat, als Na poleon terug wijkt, het maar zal zijn, dewijl hij niet gereed is om te vechten en ten einde door de mislukking van de wereldtentoonstel ling de Parijzenaars tegen hem in het harnas niet te jagen, die allen gedroomd hebben, dat zij dit jaar miljoenairs, zullen worden. üfi Itet eerste communie-feest was Zondag laatst door geen schoon weder begunstigd. De behoeftige kinderen van beide geslachten waren door de zorg der weldadigheid zeer goed gekleed. Zondag, in de zaal van Apollo, had een concert plaats, ge volgd van een bal. Dit feest werd door de leden van de Vrije Stalenboogschuttcrs maatschappij aan hare bestuurders opge dragen. De verschillige romancen en muziekstukken werden tamelijk goed uitgeoefend en met geestdrift toegejuicht. Twee heeren voornamelijk lieten zich in den zang onderscheiden MM. H. L. en T. V.; Dan nog een stuk op den haubuis dat uitmun tend goed door Mr J. D. werd uitgevoerd. Het bal heeft, wij weten niet uit welke reden, niet al te wel geslagen er was mangel aan schoon geslacht. Maandag en Dinsdag hebben wij tegen den avond zeer on stuimig weder gehad; feilen wind met hagel- en regenvlagen, gemengd met bliksem en donder. Herziening der kiezerslijsten. olgcns de wet moeten de kiezerslijsten herzien worden van den 1 tot den 1 5 april. Wij kunnen de personen, die recht hebben kiezer te wor den, niet genoeg aanwakkeren de noodige stukken te verzame len om zich als kiezer te doen inschrijven in de bureelen van het stadhuis. Men moet weten dat deze formaliteit tegen den tb dezer maand moet gebeuren, anders dat men weder een jaar van het stemrecht beroofd is. Er is maar een weinig tijd meer om de personen die geen kiesrecht hebben van de lijst te doen schrabben. Oppassen, is de boodschap. De bijgeloovigc menigte verkeert nog in de meening dat «op den Vrijdag verhuizen ongeluk bijbrencht.» Eh wet, lezer, wij hebben Vrijdag laatst op ons gewoon wandelingsken getuige geweest van het tegenovergestelde. Zekere vrouw, waarschijnlijk geen model van zachtmoedigheid en verdraag zaamheid, en met niemand in haar gebuurte in vrede kunnende leven, nam een vast besluit hetzelve te verlaten en elders te gaan wonen. Vrijdag avond dus, laadde zij op eenc steekkar hare meubels en... ging vertrekken. Zij stond niet weinig verbaasd te kijken wanneer zij in alle vensters der burenwo- ningen kcersen zag branden! Een voorbijganger vroeg haar de rede dezer algemeene vreugdebetooging, maar zij konde niet antwoorden, zij waande het niet te weten, toen een straatjon gen bij kwam en zegde 't is om dat vrouw X uit het ge buurte verhuist Een algemeen schaterlach onthaalde deze eenvoudige be kentenis. Wij hebben algemeene verlichtingen gezien ter vereering van overwinnaars in prijsdeelingen, ter nagedachtenis van na tionale voorvallen, enz., maar alzoo een gebuurte eenpnrigiijk het vertrek eener gebuurvrouw zien vieren, dat zagen \vi. Vrijdag voor de eerste maal van ons leven Het pastte juisj goed, want wij hadden bijna geen stadsnieuws aan onze le- zeren mede te deelen. -De Monitor van IJperen heeft Dinsdag de waters der Groote Markt verlaten en schuilt thans weder in de eenzame dokken der begroende Esplanade. Daar ligt nu het reusachtig gevaarte op anker tot het Tuindagfeest. De' kramen zijn insge lijks gaan spelevaren en de Markt schijnt ons eene woestenij. Maar als men den kop eens buiten de stad steekt, wat is het er alles lief en bebloemd. Een enkel wandelingske op de vesten dat wij gister deden, doet ons als herleven. Wij raden onzen lezeren het van dezen namiddag eens te beproeven. KUNST- EN LETTERKRING. Is het niet eene treffende voordracht over kunsten, letteren en wetenschappen, die men des Woensdags in den Kring gaat afluisteren, dan is 't het een of ander lief dichtstukje waarme de meer dan cén lid ons komt vergasten. Woensdag der verledene week gaf de heer Rondelie leeraar bij onze lagere school eene redevoering over het verstootcn der moedertaal in het onderwijs in onze vlaamsche: provinciën over den verderfelijken invloed van hel vcrfranscht onderwijs aan onze jeugdige kinderen, en over de betreurens waardige gevolgen dat zulk een mank onderwijs moet te weeg brengen. DatM. Rondelie met overtuigd gemoed, met kennis dei- zaak sprak en dikwijls den verfranschten nagel onmeédoogend op den kop sloeg, dat zijn hem meer dan eens de onderbro- kene toejuichingen van de leden des Krings komen bewijzen. Kortom, zulke aanspraken raken de ziel, geven ijver aan allen wie het vlaamsch hart op eene gezonde plaats dragen, en brengen meer om meer moed aan hen die zich op het onder wijs toeleggen en naar de herbloeiingvan taal en kunst streven. Deze week hadden wij geene voordracht, maar de zitting van Woensdag was niet min behaaglijk en belangrijk. Het was de heer Muny, oflicier bij de rijschool, die, als het ware, het op zich genomen had, ons eens voor goed met zijne fran sche en vlaamsche dichtproeven bekend te maken. Sedert drie maanden belooft de heer Muny ons een bundel zijner fransche gedichten maar God en Engel VanEeckout(*) weten wanneer dit bundeltje het licht zal zien. llet is uit dit aangekondigd boek dat de dichter ons zijn Chant du printemps heeft' voor gelezen en het met eenc vlaamsche vertaling begeleidde. Zulke losse, lieve en gemoedelijke stukjes moet men meer dan eens hooren of lezen en herlezen om er al het naïeve schoon in te ontwaren. En zeggen dat M. Muny dit stukje aaneenflitstc in den jeugdigen ouderdom van IC jaren: 16 jaren en een lente lied, is dit niet eene kindelijke en dichterlijke grootheid Na het gemoedelijke kwam het kluchtige: als in het pa l-ijzer Alcazar waar thans den snaakschen improvisator De Glatiny tot in den derden hemel verheven wordt, verzocht ons de heer Muny hem cenige bouts-rimés naar het hoofd te werpen, ons tegen de naaste vergadering er een lied van belo vende, op welk sujekt en op welke zangwijze het den Kring zoude begeeren. Men kan denken welke koddige en humoritische rijmen er opgegeven wierden en als om den dichter opzettelijk tegen Ie gaan vroeg hem de Voorzitter: De slag der gulden sporen op de wijze der Ilrabaneonne. Wij zijn nieuwsgierig te weten hoe M. Muny zich uit den slag zal trekken. Het werk is sedert gisteren begonnen en zal in liet kort verschijnen.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1867 | | pagina 2