VAN IJ PEREN. f 4 FRANKEiY 'S JAARS 3Yr 274. Zesde Jaar. Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. BERICHT. Politieke berichten. LEDEGANCR. Kiezing: van den 11« Juni. VOOR IJPEREN. Fn. 4-50 VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen 12 centime» den regel. Reklamen 25 cenlimcn. ZONDAG 23 JUNI 1867. HH Bureel: Dixmudestraat, 39. Alle inzendingen vrachtvrij. De personen die zich aan DE TOEKOMST laten abonneren, znllen dezelve van nu af lot den 1" nummer van Juli gratis ontvangen. Men kan ten allen tijde een abonnement nemen. Hetzelve begint met Januari April Juli, of Oktober. 4 fr. voorstad. 4-50 voorden buiten. De feesten te Parijs zullen nog gedurende ver scheidene wéken duren en daardoor zullen de meest belangrijke politieke discussion worden ver daagd. Het is niet mogelijk de leden van het Wet gevende korps tijdens de maanden Juli en Augusti bijeen te houden. Men denkt dat de zittijd tot in de maand October zal worden opgeschorst. Het bevestigt zich, dat het vertrek van den sul tan naar Parijs eenige dagen vervroegd is geworden. Kaar men verzekert, wordt op last van Abdul- Aziz te Parijs een juweelen hals- of hoofdsieraad, ter waarde van 2 of, zoo als sommigen beweren, zelfs van 5 miliioen fr. in gereedheid gebracht, het- Voordracht van den heer ADOLPIIE MUNY, in den Kunst-en Letterkring, op 22" Mei 1867. welk hij keizerin Eugenia ten geschenke zal aan bieden. Het Journal des Débcits maakt spottenderwijze de opmerking, dat Turkije het rijkste land der we reld en alle geruchten over den slechten toestand der schatkist van dien Staat onwaar moeten zijn, daar anders de sultan niet zou durven uitgeven de som van tien miliioen,alleen voor eene plezierreis! Nieuwe depechen uit Mexiko, door den onder- zeeschen kabel aangebracht, verzekeren dal de juaristische generaals zouden geprotesteerd hebben tegen de gedachte Maximiliaan genade te schenken en dat die prins voor een krijgsraad is verschenen met geslotene deuren zetelende. Tijdingen uit New-York melden, dat de vijand schap welke tegen den voorzitter Johnson hcersehte, meer en meer afneemt. Het rechterlijk komiteit van hel Congres heeft de inbeschuldiging ter zijde gesteld en zich bepaald eene beslissing voor te stellen zekere daden na te gaan, waarvan de oppositie tegen den voorzitter een grief maakt. De heer Johnson cn zijne ministers zijn zeer wel te New-York ontvangen geweest cn een even zoo gunstig onthaal wacht hen inde Massachasetts. Een nieuw konflikt dreigt te ontstaan tusschen Amerika cn Engeland ten gevolge van het aansla gen van drij amerikaansdie schepen, op de Saint- Laurentius stroom. Het meeste deel der calholicke gazetten van ons land steken de trompet van den zegepraal over de worsteling van den Iln Juni. Zij hebben gelijk, want, in den schijn, hebben zij veld gewonnen; voor ons is die uitslag een nieuw bewijs dat hunne rol omtrent uitgespeeld is En het moest aldus eindigenwant zij bedriegen de mensehen op eene onbeschaamde wijze; zij spuwen, door hun laag en afkeerig gedrag, in het aangezicht van dien hermhertigen en verdraagza- men God, dien zij beweeren te dienen en te eer biedigen Het zijn loensche piketters, zou men te Gent zeggen, en dat woordeke beteckent bijna meer dan alles Inderdaad. Wat hebben zij te Dixmude gedaan Zij hebben daar de laagste driften aangevuurd MeEaBaeegwppKB TOEKOMST (2° Vervolg). Ledeganck werd alsdan vrederechter in Zomerghem ge noemd en liet is aldaar dat hij de vertaling der wetboeken ondernam. De overzetting dezer mag als een meesterstuk be schouwd worden, maar de lastige arbeid die hij zich oplegde, heeft veel hijgedragen aan de ziekte weike hem eenige jaren later ten grave moest brengen. Gedurend zijn verblijf in Zomerghem nam hij plaats in de Provinciale staten van Oost-Vlaanderen en trad in den echt met jufvrouw De Hoon, -van Caprijk. Maar de borstkwaal waaraan hij zeven jaren heeft gekwijnd werd tevens ergeren erger. In 4842 werd Ledeganck als provinciaal opzichter van het lager onderwijs te Gent benoemd en in 184b verkreeg hij den eeretijtel van professeitr agrégé aan de Hoogescholen van den Staat. Zijn poëtischen geest scheen meer en meer aan te groeien, maar zijne lichamelijke krachten namen gedurig af en de prins onzer vlaamsche dichters ontsliep te Gent den 19" Maart 1847. Zijn sterfdag zegt een schrijver was een dag van rouwe voor eiken vlaming die zijne taal bemint. Ik spreek reeds tamelijk lang, Mijne Heeren, en nog ben ik maar aan den eersten stap dien Ledeganck in den tempel der heilige poëzij gedaan heeft; ik ga nog maar zijne eerste kunst voortbrengselen onderzoeken, maar wat zeg ik, Mijne Heeren, ik! verre van mij die ikzucht; gij hebt mij tol nu toe eene zamenneiging en eene aandacht verleend waarvoor ik u allen mijne dankbaarheid betoon en wij zullen dus samen onder zoeken, samen betwisten en samen prijzen of bedingen wat er goed of slecht in Ledeganck's werken voorkomt Bloemen mijner lente. Dit is de tijtel van zijnen eersten bundel; 2:i dichtstukken maken den inhoud van dit boek uit. De ver zen die men meest genegen is in dezen bundel te lezen zijn zonder twijfel diegene die bekroond uit liet strijdperk geko men zijn, ik wil spreken van de vier eerste lierdichten Zcgenpraal van 's lands onafhanglijkheid. De linnenmakci'ij. Lof der schilderkunst. Heil en onheil der tooneeloefcning. Er zijn onbetwistelijk vele peerlcn in deze prijsverzen, zoo vinden wij in het eerste stuk Herken ik in den vloed, die ginder naar het noorden Zich wendt, den Scheldestroom in zijnen slangloop niet? Vloeit ginder niet de Maas in 't blauwende verschiet O welk een zee van graan ruischt, goudgeel, langs hun [boorden En lacht den landman toe, Of wel sprekende van Gent Daar ginds waar Schelde en Lei beur waatren samenmengen Daar doet een weidsche stad met majesteit zich op Of beter nog handelende over Brussel En ginder. Waar de Senne aan rijke langezichten Een frissche koelte leent, en 't landschap tegenlacht, Verrijzen voor het oog, met morgenlandsche pracht, Paleizen zonder lal, en marmren praalgestichten In het tweede dat ons aan het buitenleven van den dichter Pool doel denken, neem ik de laatste regelen Vreemdlingja, de vruchtbaarheid, Die natuur, met milden zegen, Over onze velden spreidt, Lacht, te recht u lieflijk tegen Maar de rijkdom, die daar groeit, Al die wasdom moog' verminderen Niets zal Vlaandrens welvaart hinderen, Zoo slechts 't Linnenmaken bloeit Hel begin van het derde stuk is onze aandacht grootelijks waardig, ik moet u nogtans doen aanmerken dat zich eene groote overdrijving in dit stuk doet gevoelen de overtuiging van Ledeganck kon niet wel met deze overdrijving overeen komen, maar hij moest zingen voor den prijs te behalen en in die prijszucht moet hij zijne verschooning vinden. De laatste verzen van het vierde stuk bevatten eene groote waarheid. Een woord nog over 's Lands onafhankelijkheid Sommigen hebben aan den dichter verweten dat hij in dit stuk maar al-

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1867 | | pagina 1