Waarom de liberalen van Poperinghe gecncn provincialen kandidaat! kunnen vinden. thans, even ais onlangs die te Konstanlinopel, van vveg'e den paus ter kerkvergadering te Home genoo- digd zijnde, afwijzend heeft geantwoord, en wel on der verklaring dat de rooihsche Stoel, indien hij werkelijk hereeniging der christenheid wensehte, niet moest beginnen met onderwerping aan zijn gezag te eischen. Zoo als men er zich moest aan verwachten, het bisschoppelijk nieuwsblad met name de Pair ie, heeft de gelegenheid opgevat van den aangekon digd én déficit van acht miliioenen aan het ministe rie, en bijzonderlijk aan den Minister van Finantiën, ten kwade aanteduidenom zijne gal uit te spuwen, en bij middel van onverslaanbare veronderstellin gen zijne lezers te bedriegen en hun te doen ge- looven dat de finantiën van den Staat in eenen tri est) gen toestand zijn, dat de schulden van het land steeds aangroeien en dat de ondergang van liet zelve overmijdelijk is! Dit alles was zooveel te ge makkelijker van aan zijne lezers te doen gelooven dat men hun verbiedt op straffe van eeuwige ver doemenis van de nieuwsbladeren te lezen die den waren toestand aanduiden; maar ditmaal, gelijk het meest altijd het geval is, door hunne slechte driften misleid, de schrijvers der Pair ie hebben ge rekend zonder hunnen weerd, want de Minister van Finantiën, het te kort van acht millioen ken baar makende, bewijst in een officieel rapport dat op de leeniag van dertig miliioenen, destijds gedaan om openbare werken te verrichten, er reeds drie en twintig zijn afgelegd, en stelt voor van de zeven overblijvende miliioenen, in plaats van bij afkoop of loling seffens te betalen, en, gebruik makende van de gelegenheid dal de leening van 4 1/2 van 2 tot 2 1/2 p. °lo boven hare nameiijke waarde is, stelt aan de Kamer voor, het jaarlijkseh crediet, volgens de voorwaarden van uilgèving op 1 p. bepaald, tot op de helft te verminderen, helgene niet alleenlijk de acht miliioenen déficit zal dekken, maar, met het overschot op de vooruitzichten van hel afgeloopen jaar, zai toelaten eene merkweerdi- ge somme toetewijden aan den opbouw van school lokalen en nog veel andere nuttige werken en, daar de waarde der actiën van 4 1/2 is berekend op den jaarlijkschen intrest, de Minister, ten ge volge van de verandering aan de voorwaarden der leening toegebracht, biedt den opleg van al de ac tiën aan, overtuigd zijnde dat de dragers derzelve, wanneer zij in de beurzen van 2 lot 2 4/2 p- boven de nameiijke waarde kunnen bekomen, den opleg niet zuilen verzoeken. Dit is men moet het bekennen, eene schikking die, zonder de dragers van actiën te beschadigen, de belangen der schatkist bevorderd, en een nieuw bewijs oplevert van de schranderheid van den heer Frère. Het Nieuwsblad beproeft nooit om onze aan halingen te wederleggen maar, zooals het spreek woord zegt, het vindt dat alle waarheden loochen baar zijn; het is aldus dat het ons beschuldigd van gelogen te hebben, toen wij in ons voorlaatste nummer hebben gezegd, dat de Staats- en Slad- scholen al de waarborgen van zedelijkheid en eer lijkheid opleveren van wege de leeraars; dit zijn onze gevoelens, en wij houden slaande dat zij onder alle betrekkingen gegrond zijnvooreerst omdat die instellingen aan eene drijdubbele bewaking onderhevig zijn, en dal indien de onderwijzers bui ten de schreve gingen, niet alleenlijk de geestelijke en wereldlijke opzieners, maar wel de Staats- of de Gemeentebesturen zelve onrniddelijk maatre gels zouden nemen om de ingeslopene misbruiken te doen eindigen en de pliehtigen aan de justitie over te leveren. In de clericale gestichten is het geheel anders, noch de staatsopziener noch de gemeentebesturen hebben de bevoegdheid niet van zich met hetgene er in die scholen omgaat te be moeien, en gewoonlijk is het slechts wanneer, door de klachten van de ouders of door begane gruwel daden, de justitie vervolgingen inspant, dat er pa len aan dusdanige onbeschoefdheden worden gesteld. Bij voorbeeld: hoe is het mogelijk geweest dat de onkuische driften van eenen Notie zoo lang beston den zonder dat het personeel van het gesticht daar van iets had ontdekt; alles ten beste genomen er moest ten minste verwaarloozing in het toezicht zijn geweest, en na de veroordeeling van den plich- tigen en de vermaningen van het openbaar minis terie, hetwelk dit geslicht als eenen kuil van onzedelijkheid had aangeduid, wij hebben nooit vernomen dat het personeel werd vernieuwd of dat er kweek el ingen werden weggezonden. Integendeel, wij bevestigen dat, indien men kon vermoeden dat er dergelijke onbetamelijkheden in een staats- of gemeente gesticht plaats hadden, het personeel niet alleenlijk 'zou worden vernieuwd, maar dat de plichtigen seffens aan dc justitie zou den worden overgeleverd. Welnu wij vragen aan het Nieuwsblad of er ook gewoonlijk zoo wordt gehandeld met de broeders, die zich aan onkuischeid plichtig maken? Verre van daar zij trachten hunne misdrijven te duiken, en als men vermoedt dat de justitie op hel speur derzelve is, men verzendt broeder Pieter of Jan, onder een anderen naam, in een ander verafgelegen gesticht, alwaar hij zijne misdrijven op nieuw kan uitoefenen. Daarom is het dat, naar ons gevoelen de Staats- en Siadseholen meer het vertrouwen der ouders verdienen dan de andere. Dat onze bewerin gen de gal van het Nieuwsblad opwekt, dat ver wondert ons in geaer wijze en er is niets die in sommige gevallen gevoeliger is dan de waarheid te moeten hooren,en als men.om dezelve te bestrijden, geene andere redens bij te brengen heeft dan, gij liegt, hetis een bewijs dat men in de waarheid is. Poperinghe, den 20 Hei 1869. ledereen is verwonderd dat de liberale partij dezer stad, na opvólgentlijk M. Vrambout, M. Coevoet en M. Van Merris naar den Provincialen Raad gezonden te hebben, zich heden in de onmogelijkheid bevindt aan deze heeren een weerdigen opvolger te geven. De oorzaak hiervan is op verschillige wij zen uitgelegd, en men is algemeenlijk genegen dezelve toe te wijten aan de onverschilligheid of aan de onmacht der libe rale kiezers. Haar vérre zij van daar, nooit is de geest van het liberalismus hier zoo diep in het kiezerskorps gedrongen geweest dan in deze laatste jaren, nooit heeft men meer op eene zegepralende worsteling gerekend, en nooit zijn hiertoe meer pogingen in het werk gesteld geweest dan ter gelegen heid der aanstaande Provinciale kiezing. Waarom dan zijn al die pogingen vruchteloos gebleven, en waarom heeft men tof die ontworpene worsteling geenen kandidaat kunnen vinden Voor al wie Poperinghe kent de ware oorzaak hiervan ligt geheel en gansch in de samen stelling van deszelfs bevolking, en in den ongelijken aard van hare verschillige elementen. De poperingsche bevolking is immers samengesteld, gehjk al andere steden, uit inboorlin- hen en vreemdelingenmaar met dat verschil dat elders deze twee elementen in den openbaren geest maar één en hetzelfde volk uitmaken, en dat hier de inwoners, onder het opzicht van hunne toegekende rechten of titels, geperkt zijn in drij onderscheidene klassen, te weten: 1° de Geestelijke vreemdelingen,2° de Poperinghenaars, 5°de laïeke vreem delingen. De eerste maken het hoofd uit der bevolking, de tweede het lijf en de derde den steert. 'tls dit onderscheid tusschen de verschillige soorten van inwoners die hier de stronkeisteen is der liberale beweging, in dien zin dat de Poperinghenaars zich uitsluitelijk het recht willen toeëigenen van gansch de bevolking in alle adminis tratieve en politieke raadsvergaderingen te doen vertegen woordigen duor mannen die onder hen gewonnen en geboren zijn, 't zij dat zij aan de catholijke of aan de liberale gezind heid toebehooren. Volgens hen de vreemdelingen, die meest al liberaal zijn, hebben hiertoe geene titels, welkdanig hunne maatschappelijke positie, hunne bekwaamheid en hunne va derlandsliefde moge zijn. Kandidaten die, in het beg'in der kiesbereidingen, in de oogen van hel Poperingsch publiek geene kans scheen en te hebben, zouden met gunst aanveerd geweest zijn indien zij echte Poperinghenaars waren. heer voorzitter hetwelk hij, met ecnige diepgevoelde woorden, den Kring ten geschenke aanbood in voldoening zijner spreek beurt. Dit duurbaar geschenk met de meeste blijken van dankbetuiging aanveerd, zal als een gedenkstuk, waarop wij hoogen prijs stellen, immer bewaard blijven. Uit erkentenis voor hetzelve, bood de kring den hT Thons, op den 28" Februari 1869 een plechtig feestmaal. De leden die, boven hunne opgelegde beurt, uit eigen be weging, ons met hunne opstellen vergasten en daardoor be wijzen van bijzonderen ijver gaven, verdienen hierook eene bijzondere melding. Deze zijn de hr Ed. Van Biesbi-ouck die den 50 Maart 1868 de eersteling gaf zijner voordracht over den Nederlandschen volksdichter Tollens. De hr De Deyne, die den 20" Mei optrad met een artikel, de moedergrond. De hr Ducorney den 17 Juni met eene voordracht over de gelijkheid der Belgen voor de wet. De hr Rotiers met drie zijner dichtstukjes: De Brave wèrk- man, Eene Bede en Rouwklacht bij den dood van den Erf prins. Dc hr A. Böhm den 9" December met een beknopt vevslag over de Gentsche Tentoonstelling van 1868; en den 23° der zelfde maand met een verslag over onze Tentoonstelling van Tuindag laatst. De hr Cordonuier den 16" December met eenige opzoekin gen wegens de eerste drukkers van IJperen, en den 6" Janu ari met eenige aanteekeningen op de IJpersche dichters Bel let, Ymmeloot, en Claudius Declercq. Wij hebben deze gewone werkzaamheden, bij welke wij nog eenige aangename lezingen hadden kunnen voegen, voor oogen gebracht om u te doen zien dat de wekelijksehe zit tingen ruim zoo vruchtbaar zijn geweest als verleden jare. SUS. Openbare ¥©ïksv®®B»dssacM©sa. In zitting van 7" October werd er besloten de openbare voordrachten in den winter 1867-1868 ingehuldigd, voort te zetten. Om de kosten daaruit ontstaande, te dekken, zon den wij nogmaals eene lijst van inschrijving uit, welke in eenige dagen met toereikende handteekens bekleed, ons toeliet het ontwerp te verwezenlijken. Van haren kant stelde de stad ons, als vroeger, de Schouwburgzaal ter beschikking, Van de verschillende uitgenoodigde redenaars en letter kundigen hebben eenige hunnen spijt betuigd uit tijdgebrek en ambtsbezigheden geen behulpzame hand aan onze onder neming te kunnen leenen. Tot hiertoe zijn enkel vier befaamde sprekers onzen broe derlijken oproep komen beantwoorden. Ziet hier in welke volgorde zij optraden en de ontwerpen door hen behandeld. 14" December. Mr Ecrevisse. Over de boekdrukkunst, hare bakermat, uitbreiding en invloed op de samenleving. 26" d" Mr Lenaerts. Over den vooruitgang on der het wetenschappelijk, politiek en maatschappelijk oogpunt beschouwd. 16" Januari. Mr Versnaeyen. Over den volksdichter Theodoor Van Ryswyck. En 51" d° Mr Wouters. Over den Staatkundigen toestand van Vlaanderen in de middel eeuwen. Hoewel de openbare voordrachten tamelijk wel gevolgd zijn geweest, is het echter eenigzins te betreuren dat het nut, hetwelk daaruit,voor de volksverlichting en de opbeuring der vaderlandsche gevoelens spruiten moet, niet algemeen wordt begrepen. Nog altoos ontmoeten wij, onder dit opzicht eene zekere onverschilligheid en mistrouwen bij onze burgerij en mis schien wel bij eenige der begoede klas, die de verspreiding- van overdrevene democratische leerstellingen vreezen. Zulks verwonderd ons geenszins wanneer wij deze dwaalbegrippen onderhouden zien door de vijanden van allen maatschappelij- ken vooruitgang, welke hunnen invloed gebruiken of liever misbruiken om de lichtgeloovige en onwetende menigte aan den band der domhrid en vooroordeelen verslaafd te hou den, en met dit oogwit geene gelegenheid laten voorbijgaan om ónze inzichten te verdenken en onze leerzame voordrach ten, hoe onschuldig die mogen wezen, te bestrijden, te laste ren en voor verderfelijk te doen doorgaan. Wij vragen het u, MM., met wat naam men zulke aantij gingen, gansch strijdig met de waarheid, bestempelen moet? Onze openbare voordrachten, ver van verdervend te zijn, bëoogen niets anders dan de zedelijke en verstandelijke ont wikkeling der bevolking; zij maken de menigte met de groot heid harer voorvaderen bekend, boezemen haar ware en gezonde begrippen in van 's lands instellingen en wekken haar tot burgerdeugden en echt nationale gevoelens op. Wij zeggen echt nationale gevoelens en zulks achten wij noodza kelijk omdat wij weten dat een deel, een gering en verstan deloos deel, t is waar, onzer werkende volksklas nog in de meening verkeert dat het bij onze zuiderlijke naburen geluk kiger geschapen staat dan in ons vrij België, waar wij onder veel opzichten, aan andere landen niets te benijden hebben. Ons is het ais eenen plicht opgelegd deze medeburgers zulks overtuigend te doen zien, hun die franschgezindbeid af te leeren en bij gevolg, hen van den dwaalweg, die tot de ver bastering leidt, t'huis te brengen. (Wordt voortgezet).

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1869 | | pagina 2