Stads Nieuws. Verschillige lijdingen. M ijnheeren, neer zij hunne sermoenen in politieke meetingen veranderen, en, in plaats van de broederliefde en de eendracht onder de menschen aan te prediken, hunne liberale evenaasten lasteren en vervolgen tot het welgelukken hunner heerschzuchtige plannenalsdan erkennen wij in hen geene discipels van Christus meer, die zeide Mijn rijk is van deze wereld niet; maar wij aanzien ze als renegaten en wereldsche maehtroo- vers die, in een politieken pennestrijd, niet meer als andere landstoorders en revolutiemakers moeten gespaard worden. X. Poperinghe, den 17 Juni 1869. Wij vernemen dat onze Regentie op het onverwachts zich dezen morgénd vergaderd heeft om aanstonds eene kiezing vast te stellen tot vervanging van den onlangs overleden Ge meente-Raadsheer M. Henri Van Reninghq. Deze kiezing, gevestigd op 50 Juni aanstaande, is reeds op voorraad en op eene onrechtstreeksche wijze sedert Zondag laatst door den predikstoel op het terrein der religie geplaatst geweest De kandidaat van den goeden kant is M. Pieter Vanden- berghe. Wij zijn gelukkig te mogen aankondigen dat, om te vol doen aan de vurige wenschen van het redenerend publiek en van zijne talrijke vrienden, M. Rommens de kandidatuur aan- veerd heeft die hem door deze klas van kiezers onmiddelijk is opgedragen geweest. Rousbrugge, den 9 Juni 1869. Het Nieuwsblad is fier eene Rousbrugschc mededeeling ontvangen te hebben, ook weet het niet op welke wijze zijnen correspondent streelen. Wij hebben dikwijls gehoord dat in het land der blinde de eenoogen koning zijn. In het kamp der kierikalen, omdat men maar aan onnoözelaars te bevelen heeft, is het genoeg om generaal te zijn, dat men, zonder wereldsch verstand, drager zij van eenen korten panen broek. Zulks zijn de aanmerkingen welke wij maakten, bij het le zen van den Rousbrugschen brief, nopens het daarstellen van steenwegen en het verleenen van hulpsommen. Inderdaad, aan alle die hen eenigzins met bestuur bezig houden, is er ge kend dat de steenwegen bij middel van drij tusschenkomsten gelegd worden: deze der Gemeente, Staat en Provincie, be- ioopehde tot elk een derde deralgemeene kosten. In den beginne, weinig wegen te bevoordeeligen hebbende, deden de uitbetalingen der hulpsommen zich niet verwachten en de verlichte besturen hebben dan deze voordeelen in oog genomen, om hunne gemeenten van steenwegen te doen doorkruisen. Men weet in welken zin, de administratie van Rousbrugge, die alsdan zetelde A. M. D. G. van deze voordeelige omstan digheid heeft weten gebruik te maken en ware het niet dat den blaas van liberalismus den vooruitgang in Rousbrugge gebracht had, zouden wij nog altijd tot het hoofd in het slijk der straten gedompeld zijn. Hoe groot de logentaal, welk het heilig Nieuwsblad zijne onnoozeie lezers tracht op te vesten, weze, met te zeggen, dat de klerikale Gemeente-en Provincie-Raad den weg van Wa- tou gevraagd hebben, zullen wij stout slaande houden, dat deze weg door het liberalismus gestemd is geweest. Waren de klerikale politieke wegwijzers niet met oogen zonder te zien, met ooren zonder te hooren, zouden wij onzen tégén- kanter verzoeken, zoo als wij gedaan hebben, de gemeente en provintie papieren openteslaan. Daar zou hij klaar in lezen, dat voor de Gemeente, den 4 Januari 1859, onder hel libe raal bestuur van M. Vandenbussche en voor de Provincie,den 11 Juni 1860, onder het liberaal voorzitterschap van M. Coucke, de weg naar Watou aanveerd en gestemd is geweest. Maar op dat oogenbük miek men de onnoozelaars wijs dat de liberalen van Rousbrugge de parochie gingen ruineeren en aan dezelve fine ooren wilt men heden doen gelooven dat de liberalen den steenweg tegenkanten! Neen, logenschrijver van het Nieuwsblad, de liberalen willen en zullen hun eigen kind niet hinderen of verworgen. Zij weten maar al te wel dat de steenwegen beschavings- en vooruitgangsmiddelen zijn, die een dag den domper van onwetendheid en bedrog, waarmede gij de ongeletterde volksklas overdekt, zal weg werpen, om voor altijd het licht van rechtzinnigheid en waar volksbelang te doen schitteren De klerikale korte broeken, die de wereldsche voordeelen als vergankelijk aanzien en van dezelve afstaan, om den staat van heiligheid te beleven er gevolgentlijk geen belang in de stoffelijke voordeelen hebben, weten altijd bij middel van Hemel en Hel de liberale beambten en bekleedingen te bestrij den. Dagelijks randen zij op de onrechtveerdigste manier het Staatsbestuur aan en wij, die wereldsch zijn en ten burger plicht opgelegd zijn, de stoffelijke voordeelen te beoogen omdat wij vragen wat onze klerikale koppen gedaan hebben, wordt er ons geantwoord, dat die gezegde mannen geene rekening van hun werk moeten geven Oh, kwakzalver!... Verder zegt nog het aflaat verdienende papierke:«Z)oef den blinddoek af en kijkt rond in 't kanton en is 't dat gij een schoon nuttig en noodlg werk riet, dat de groote weldoe- ii ner tegenkant en belet en't zal voorzeker dat werk zijn dat de provincie raadsheeren betrachten en bekomen Welke domme praatWelk werk, als het u belieft Is dezen schrijftrand niet zoo duister als den Appocalypsus Nochtans om niet van kwade trouw betigt te zijn hebben wij eenen geheelen dag het kanton rend gereisd om iets te kun nen ontdekken, doch vruchteloos. Des avonds in onze terug komst het firmament en eene ontelbare hoeveelheid sterren bemerkende, hebben wij deze eenvoudige vraag gedaan Zouden misschien onze provinciale koppen, die door de poli tieke priesteis met den Ilemel gemeens hebben, deze schoon heden hebben doen uitvoeren Zijn bet deze werken, welke de Rousbrugscbe schrijver op hunne rekening legt Indien het zoo is, vragen wij eene bevestiging en onmidddelijk zullen wij eenen hosanal voor zulke koppen zingen en ootmoedig er kennen, dat wij nooit hadden kunnen gelooven, dat Jausmao- nen zulke wonderheden konden uitwerken. Nog een woord aan bet Rousbrugsch vernuft wegens de hulpsommen. Indien hij veel belang in den steenweg naar Watou stelt en gelijkerwijs bij baas in de Provincie speelt, moet hij zijnen invloed gebruiken, niet om tegen den Staat te schreeuwen, die sedert lang de hulpsommen voor den weg naar Ci'ombeke betaald en voor welke de Provincie nog eene schuld van rond de 20,000 franken heeft maar wel om dit sommeken, die heden met voordeel zou kunnen gebruikt wor den, te bekomen. Zoo dan, influente gast eri rechtzinnige schrijver, doet uwe sleppe en korten broek af, steekt uwen langen aan, zoo als gij zegt, en looptom dit sommeke naar Brugge. Indien .gij het bekoom! moogt gij verzekerd zijn dat wij onze toejuichingen niet zullen sparen. X. IJperen, 19 Juni I860. Programma der stukken welke Zondag, 20 Juni, ten 6 1/2 u. 's avonds in den Hof der Maatschappij Concorde (buiten) door het muziek van het 10" reg', onder het bestuur van den heer Walhain, zullen uitgevoerd worden 1Ouverture de la muette de Portici, Auber. 2. Revue musicals, Schroder. 5. Scholtisch, Walhain. 4. Souve nir de la Suisse, in trod", thêmèet variations, (arr. par Schro der), Weber. a. Valse pour petite flute, Journois. lie soli van de Souvenir de la Suisse zullen uitgevoerd worden door de heeren Debercq, Vandervorst, Gevers, De- moor, Metens, Sips, Smets, llaiewyck. Decoo en Schmit. M. August Böhm, komt Correspondeerend Lid van het Kunstgenootschap van Gent, benoemd te worden. Bij Koninklijk besluit van -15 Juni 1869, zijn in de volgende gemeenten benoemd Becelaere. Scjhepene, sieür P. Soete. Vlamerlinghe. Scheperie, sieur II. Coudron. De indruk door het afsterven van M. A. Brunfaut, te IJpe ren veroorzaakt, blijft steeds bestaan; alle monden én alle herten zijn er nog vol van. De kleine ruimte waarover wij in ons bladje maar te beschikken hebben laat ons niet toe ai de lijkredens mede te dcelen welke over het graf van den be treurden overledene zijn uitgesproken geweest. Allen waren even welsprekend en schetsten er den man af in zijne ver- schïllige maatschappelijke -betrekkingen. Doch om onze lezers eenigzins trachten te voldoen, hebben wij, zonder keus en effen op, zooals men zegt, eene genomen en zoo letterlijk mogelijk trachten te vertalen om niets van den zin te verande ren die M. Aug. Froidure, de onder-voorzitter der Koormaat schappij, er heeft willen aan geven. Werden de werkende leden onzer Koormaatschappij lang gespaard, in tegendeel brengt de dood sedert twee maanden verschrikkelijke verwoestingen onder dezelve 1 Twee onzer ijverigste commissarissen bezweeken kortelings na eikander, en heden is het de beurt van onzen beminden Voorzitter, dien wij een eeuwige vaarwel komen zeggen! Ach! dierbare collegas, wie had zich verwacht aan eene zoo schie lijke en noodlottige ontknooping Wie geloofde zich zoo na kend onze hoop en vriendschap verbrijzeld te zien? Hij is ons ontnomen, deze die als een vader zoo gaarn in ons midden, als bij zijne kinderen zich bevondt; die zoo veel deed om de broederlijke welovereerikomst bij ons te onderhouden; hij die geene opoffering spaarde wanneer het den bloei der Koor maatschappij goidt; hij die met zooveel welvoegelijkheid en fijn oordeel deze muziekfeesten wist in te richten, welke de faam der kunst zoo schitterend voor IJperen liet blinken Hij is ons ontrukt, deze die de vriendschapsplicht zoo verre dreef, dat hij, niettegenstaande zijne schrikkelijke kwaal die hem ondermijnde, de stoffelijke overblijsels van onzen betreur den broeder Èmiel Vande Brouke tot zijne laatste rustplaats wilde vergezellen en hier deze hertsroerende woorden over zijn graf uitsprak,welke uit aller oogen tranen van aandoening deden vloeien Helaas, had hij dan het voorgevoel van zijn nakend einde, wanneer bij over eenige weken, toen hij aan de geneeskunst zijne gezondheid ging afvragen, ons allen de hand drukte en voor iedereen een zoet woord had, die hem zoo natuurlijk uit zijn goed hert vloeide En sedert dien, dezen die_het geluk gehad hebben hem nogeens te mogen zien zij zullen u zeggen dat hij met den geest u schier nooit verla ten heeft; want op het oogenblik zijns overlijdens, in eene treurige en tevens zoete begoocheling, meende hij zich nog te midden ons, deel aan onze pogingen nemende en dezelye aan sporende. Beminde Brunfaut, waarde Voorzitter, de vriendschap, de achting en den rouw van allen die u eens kenden vergezellen u in het graf; voor altijd zullen wij ons u herinneren als een ioijale en geestige gasten edel hert; de beschermer derschoo- ne kunsten; de voorzienigheid der armen en werklieden, in een woord, de ware oprechte goede mensch Vaarwel, uit naam uwer talrijke vrienden uit naam der overlevende broeders der oudeKoormaatschappij; uit naam der tegenwoordige Kooren; vaarwel uit naam uwer bedrukte famiije die u aanhad! vaar wel rust in vrede in den schoot des Heeren KUNST- EN LETTERKEING. In de voorlaatste zitting gaf de heer J. Iweins eene zeer breedvoerige voordracht over het leven van Leopold I, Koning der Belgen, volgens onuitgegeven oorkonden. De achtbare redenaar sprak vooreerst met lof en nationaal gevoel van de algemeene en schitterende betuiging der Belgen ter gelegenheid van de 25e verjaring der in hulding' van hun nen geliefden Vorst en die gansch Europa overtuigde van hunne vurige vaderlandsliefde en van den hoogen prijs dien zij aan hun onafhankelijk bestaan hechten. Hij bewees vervol gens door menigvuldige aanhalingen hoe gunstig men hij den vreemde over Leopold's regeering oordeelde, beschouwde dé groote figuur des Konings, vader des rijks, en las eindelijk eenige welgekozene plaatsen, uit heiwerk van Th. Juste, be helzende 's Vorsten leven in de minste bijzonderheden tot den dag dat Hij door het volk geroepen den troon van België be treedt en getrouwheid zweert aan 's lands grondwet. De gelezene brokken wist de talentvolle spreker van gepaste aanmerkingen te vergezellen en behendig aan een te binden om de aandacht der vergadering te boeien. De welverdiende toejuichingen die hem in den loop zijner schitterende rede menigmaal te beurt vielen, werden krachtig herhaald wanneer hij, zeer laat, het spreekgestoelte verliet. In ons toekomende nummer zullen wij spreken over de voordracht Woensdag 11. door den heer Boosten gehouden. Het p» 5-Sr et «Ses* ITSERÖiflSir vsïss Suppress. Alle verstandige en weldenkende menschen die sedert eeni ge weken het Nieuwsblad overloopen hebben, kunnen niet nalaten hunne schouders op te halen bij het lezen der artikels tegen de Toekomst gericht. En waarom? Zeer christelijke menschen (in den waren zin des woords genomen) stonden verbaasd over het lezen van het Nieuws blad, .wanneer zij daarin zagen dat de Toekomst (welke zij nog nooit gelézen hadden), dorst zeggen dat den Paus 'hen dief was'! dat de Bisschoppen een hoop slecht volk waren dat de Priesters plunderaars en revolutionnarissen waren! n Maar is 't toch Gods mogelijk zegden zij dat er zulke slechte gazetten zijn Hunne oogen niet kunnende gelooven, hebben zij eindelijk op ons bureel een nummer komen koopen waarin bedoelde scheldwoorden gedrukt waren. 'S anderen daags zijn zij teruggekeerd zeggende dat het zeker dit num mer niet was wij hebben alsdan geheel de collectie ter hun ner beschikking gesteld. Wilt gij weten, heer lezer wat die fraaie menschen ons ge antwoord hebben, toen zij onze Toekomsten terug brachten en wij er hunne meening over vroegen luister: Wij hebben te huis geheel de collectie Nieuwsbladeren, wij hebben aide artikels tegen deze der Toekomst gelezen en wij besluiten er uit dat geheel de zake van hunnen kant [het Nieuwsblad) eene affaire de boutique is!» Wat zegt je daarvan Bij deze beoordeeling vindt de Toekomst geen woord meer te voegen, ten zij, dat zij verzoekt, van iëdermaal het Nieuwsbladeen zijner fameuze artikelen tegen de hare schrijft, men de beide gazetten zou lezen, ten einde men zou kunnen oordeeleu volgens eigen verstand en begrip, en men zal onder vinden en moeten bekennen dat geheel de modderredactie van 't Nieuwsblad niet anders is dan Affaire de boutique Sedert den 17 Juni is het 25 jaren dat Z. II. Pius IX zich op den troon bevindt. Op 257 pausen zijn er slechts 5 die 24 jaren geheerscht hebben, niet een, behalve S' Pieter, heeft de 25 jaren bereikt. Er is Zondag te Gent eene soort van mirakel gebeurd. Een blinde is eensklaps ziende geworden, zonder de tusschen- komst van eenen oogmeester en zonder gemeesmiddel. Een policie-agent heeft dat wonder bewerkstelligd. Ziehier op welke wijze: In de straat stond er een blinde met een jongen aan de hand en vroeg aan de voorbijgangers aalnioesen. Men weet dat de policie zulks niet toelaat. Op eens daagde een agent op; hij stapte naar den bedelaar, maar op hetzelfde oogenbük kreeg deze het gezicht weêr, nam zijne heenen on der den arm en ontvluchtte aan zijnen vervolger, die niet dul den mag dat men het medelijden en de menschlievendheid op schandelijke wijze exploiteert. Men zegt dat de jongen, die

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1869 | | pagina 2