VAN IJPEREN. BREIDEL. 4 FRAAkJEA *S JAARS W&y' 400. Negenstc Jaar. Politiek. Stads,- kunst- en letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. VOOR ÜPEREN. Fr. i-50 VOOR RUITEN STAD. Aankondigingeni 2 eentimen deu regel. Iicklamen: 25 een timen. L.. - lm ZATERDAG, I" JANUARI 1870. Bureel Dixmudeslraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij. De Constitutionnel zegt, dat het tegenwoordig IVansch kahinet zijn ontslag heeft gegeven, ten ge volge van oenen ministerraad en datM. OIHvier de- linitief gelast is met een ministerie samen te stellen. Er heeft Woensdag in het fransch wetgevende Korps gcene worsteling geweest voor de kiezing van den voorzitter, M. Schneider, en de onder voorzitters MM. de Talhouct, Chevandier de Val- dróme. Jéróme David en Darn. Bij het bezit nemen van zijnen zetel heeft M. Schneider eene redevoering uitgesproken, waarin hij de partijen der Kamer aanspoort thans met de macht van hel parlementair gezag bekleed, door htlfine gematigheid en hnnne wcertfigheid in de debatten te loonen, dat zij enkel met de liefde tot algemeen welzijn bezield zijn. Na deze redevoering heeft het wetgevend Korps zich verdaagd tot op 10 Januari. De ministerieele krisis in Oostenrijk zal weldra eene oplossing bekomen. Het officieel blad meldt, dat de kroon nog vóór de discussie van het adres eene beslissing zal nemen. De koningin van Napels heeft de hoop der voor standers van de bourbonsche restauratie in Italië teleur gesteld zij heeft het leven geschonken aan eene dochteren men had op eenen zoon ge hoopt. Het gerucht dat het italiaausch gouverne ment het verbeurd goed aan den koning van Napels ging terug geven wordt gelogenstraft. Hel Nieuwsblad en al de andere clericale ga zetten zijn in beweging omdat, na dat de plaats een jaar is opengebleven, er te Passchendaele ein- deling een Burgmeester genaamd werd, die de ver slaafde dienaar van de pastor niet meer zal zijnhet is zoogezegd eene onbillijkheid cn eene dwingelandij van een anderen persoon tot Burgmeester te benamen dan degene die het voor maals was. en die gedurende den lijd die hij het ambt heeft bekleed op eene willekeurige wijze de achtbaarste inwoners der gemeente, omdat zij in zijne politieke gevoelens niet deelden, heeft onder drukt; al dat gekermsel is des te ongerijmder om dat de gewezen Burgmeester destijds zijnen eersten Schepen, die liberaal was ook heeft doen vervan gen, en noch de heer Bayarl, noch de pastor, noch de kapelaan, noch de clericale schrijvers repten alsdan geen woord om het gedrag van den Burg meester te beknibbelen: maar zoo is het altijd: de clericale aanhangers mogen zich alles toelaten, en wanneer de liberalen, hoe gegrond hunne be weegreden ook zijn, hunne voorbeelden navolgen, zij vinden geene uitdrukkingen verachtend eenoeg om hen te lasteren. i A A :i: T' 'A 'AèVA O Samenspraak tusscheu den Schoolmeester, den Koster cu dan Gocdgcbuur. De Koster. Wel, Meester, gij hebt mij laatstmaal zulke gegronde uitleggingen gegeven wegens de wet op het tijde lijk der kerkfabrieken, dat ik reeds overtuigd was van de bil lijkheid derzeive; maar ik heb noemaals het Nieuwsblad herlezen en in mijn zelve gezegdhoe is het mogelijk, dat na al dat ik verstaan heb, helzelve nog zou durven schrijven en bevestigen dat men de goederen der kerkfabrieken wilt aan slaan er moet loch iets waar van zijn om zulks op eene zoo stellige wijze te durven verzekeren. De Meester. De clericale schrijvers durven alles. Hunne dagelijksche aanvallen zijn niet anders dan eene aaneenscha keling vin leugenachtige aanhalingen om de lichtgeloovigen te bedriegen, en het is uit vrees dat de wederlegging hun de oogen zou openen, dat zij, zoowel in de biecht- en preêk- stoelen als in hunne drukpers, hun zoo hevig verzetten tegen alle nieuwsbladeren die .hun de waarheid zouden doen ken nen. De Koster. Zij vreezen ook dat de pastors de noodige uitgaven tot het verrichten der godsdienstige oefeningen niet meer zullen kunnen doen. De Meester. De inkomsten der kerkfabrieken en vooral deze voor dit doe! bestemd, zullen aldus van het zelve niet meer kunnen vervreemd worden dan die der weldadigheid het eenigste oogwit is van eene control op het gebruik daar van te kunnen uitoefenen, hetgene overigens vroeger door verschelde onzer bisschoppen nuttigen noodzakelijk is geoor deeld geweest. Wat eerbied doet mij eensklaps beven Wat heiige siddring grijpt mij aan Wat vuur is in mijn ziel gedreven En doet mijn boezem sneller slaan Een geest rijst uit der eeuwen duister, Een geest omstraald met zonnenluister, Het hoofd omtrensd met lauwergroen En glorievonklend om zich henen 't Is BREYDEL, die mij is verschenen, 'I Is Ylaandrens grootste kampioen o Held.' komt gij het land bezoeken, Het Vaderland, u niet meer waard, Om zijne zonen te vervloeken, D ar zij verbasterd en ontaard, Zich van de vreemden laten jukken, Als slaven voor die vreemden blikken, Die vreemden, die in vroeger lijd, Uw hooggezworen vijands waren. Die gij dorst in den schilde varen En overwont in eiken strijd Bekroond met den eersten prijs op den dichtstrijd uitgeschreven door de Rederijk kamer De Goudbloem, te Sint Nicolaas, in 1849. Of wilt ge dat ik uwe daden, Uw reuzenwerken, overstout, In 's lands getrouw' historiebladen Geboekstaafd met ontaanbaar goud, In 't oor des vlaamschen lande donder Opdat het u nog eens bewonder Opdat de schaamteblos de wang Des diepgezonken vlamings dekke, Wanneer ik uwe daden wekke, En doe herleven in mijn zang o Held voor wien ik nederkniele Stort dan een sprankel van den moed, Die u bezielt, in mijne ziele En jaag' mijn hart in vlam en gloed Doe dan de wondren van 't voorleden Voor mij in volle daglicht treden, Mij schittren in 't verbaasd gezicht Toon mij de Lelie zwart van snoodheid, Toon mij uw daden, uwe grootheid, En Vlaandren luistre naar mijn dicht De Lelievorst, Philips de Schoone, Ziet 't wijdgeduchte vlaamsche land Zich huwen aan der Britten krone, De Brit zijn eeuwge doodvijand. Voorzeker dier vereende machten Heeft Philips zijn ondergang te wachten. Hij maakt zich Vlaandrens graaf ten buit Hij neemt zijn adelbloem gevangen, Die hij doet worgen of doet hangen, En moordt zijn dochter, Eng'lands bruid Dan stuurt hij zijne woeste krijgers Naar het ontvaderd Vlaandren voort. Zij rukken aan, de fransche tijgers, Vooruitgévlogen door den moord. Zij stroomen door den Vlaamschen lande; Ze zetten oogst en kerk in brande En schenden, in ongeilen gloed, De zwakke maagden en de zonen Besterven 't,als zij weerstand toonen. En Vlaandren is een zee van bloed Het noodgehuil klinkt door de wolken En mengt zich niet den zegekreet, Dien Frankrijks diepgedoemde volken Doen schallen om het vlaamsche leed Vergeefs Zij weeken hunne vanen In eene zee van bloed en tranen, En hitsen zich in 't plegen op Van gruweldaden, en doen wondren In schenden, branden, moorden, plondren, En voeren Vlaandrens leed ten top Wie, wie zal zijne redding wagen Wie durft het fransche moordgedrocht Heldhaftig op het slagveld dagen En wederdrijven naar zijn krocht Ach! wie zal 't springtij palen zetten, Wie 't woelen van zijn stroom beletten. Die afstand kent, noch paal, noch perk. En voortrolt, brullend naar vernieling. En alles sloopt in zijne wieling Ach! wie verricht dat reuzenwerk 't Is BREYDEL, die 't gedrocht bespringen, 't Is BREYDEL, die, met leeuwenmoed, Zijn prooi het uit den klauw zal wringen En 't ondier vergen bloed voor bloed f o Philips, gevloekte gruweldader o Juich nog njet, gezalfd verrader Want BREYDEL brengt u straf en schand U toonen zal en uw dwergen, Hoe dwaas het is den leeuw te tergen, Den leeuw te tergen in zijn land Te wapenroept hij op te wapen De Fransche heeft het Vaderland In eene zee van bloed herschapen, En durft ons dreigen met een band Ten strijd ten strijd! Wie durft me volgen? Wie is op 't moordgespan verbolgen Wie voert een heldenziel in 't lijf Te wapen, op te wapen mannen, DeFranschen van ons erf gebannen, Gezweept naar hun verpest verblijf Hij roept. Een drom van vlaamsche helden Vliegt moedig in het strijdgeweer. Zij rukken voort naar Kortrijks velden En slaan er zich al wrokkend neer. Daar staan zij nu, met bloote borsten. Naar 't schriklijk moordgevechl te dorsten Maar, daar is ook de grond bedekt Met Frankrijks uitgelezen drommen, Die zich ontvouwen in kolommen, Zoo ver het oog des Vlamings strekt. (Slot in het volgende

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1870 | | pagina 1