VAN IJFEHEN.
LIEFDE IS GELUK,
4 FRANKEN ?S JAARS
Nr 519. Elfde Jaar.
Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Yerscliiilige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen.
Politieke beriehten.
VOOR IJ PEREN. Fk. 4-50 VOOR BUITEN STAD.
Aankondigingen: 12 ccntimcn dcri regel.
Reklamen: 25 cenlimen.
ZONDAG, 5 MAART 1872.
Bckeei. Dixmudestraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij.
Donderdag is er een aanlag gepleegd op het le
ven der Koningin van Engeland. Op het oogenblik
dat de Koningin terug komende van eene wande
ling in rijtuig, het kasteel van Buckingham binnen
trad drong een jongeling van 18 jaren door de
aanwezige personen en richtte eene pistool op hare
Majesteit. De Koningin, zonder te ontroeren, trok
zich in hel rij tuig achteruit en de moordenaar werd
aangehouden.
De fransche Nationale Vergadering heeft zich
Woensdag bezig gehouden met dc kwestie om eene
commissie in te richten tot het bestudeeren der
middelen om de vrijmaking van hel grondgebied te
verhaasten.
De minister van binnenlandsche zaken heeft het
voorstel bestreden met te zeggen dat men zich aan
gcene rampzalige mislukking mag bloot stellen.
De echte nationale inschrijving is eene leening,
die reeds gelukt is en ons nogmaals de ondersteu
ning van geheel Europa zal geven.
De vergadering heelt het voorstel verworpen.
De benoeming van M. Tournier, tot gezant van
Frankrijk te Rome is Woensdag geteekend.
Berlijn, 26 Februari. De Pozener Zeitung
meldt dat de bestuurder van de politie te Pozen
eene huiszoeking heeft gedaan in het klooster der
jesuieten te Schrimm. Een groot getal belangrijke
papieren zijn ontdekt.
Rome. 26 Februari. De paus heeft de ont
vangst voortgezet van de parochie-depulatien.
2600 personen waren aanwezig.
De Voce Veriia logenstraft dat de paus het in
zicht heeft Rome te verlaten.
New-York, 26 Februari. Porfïrio Diaz is
dood.
De rol die, volgens de voorschriften van het
Evangelie en de geboden Gods, de geestelijken Ie
vervullen hebben, is allerschoonstde twisten mid
delen, de ongelukkigen troosten, de'eendracht on
der hunne parochianen bewerken en de onderda
nigheid aan de overheid aanpreken, dit is hunne
zending. Wij hebben voormaals geestelijken gekend
die aan dezelve getrouw bleeven ook zij waren
gezegend, bemind en geëerbiedigd van eenieder,
zelfs van de vrijdenkers die'jzij dikmaals door min
zame vermaningen wisten te overtuigen. Heden is
het anders, in veel gemeenten, is het den Pastor
niet, het is de kapellaan die de zending heeft om al
degenen van liberalismus verdacht, den oorlog aan
te doen, Gewoonlijk wordt er daartoe noch leu
gens, noch lasteringen gespaard, en indien ge
lijk men verzekerd de kapellaan van Proven de
schrijver is van het walgelijk artikel uit Proven,
dat in het Journal d'Ypres van den 17 der voor-
ledenc maand te lezen is. hij is eene ware verbeel
ding van die geestelijkheid die door hare over
drevenheden den Godsdienst zoo veel kwaad
toebrengt; inderdaad men houdt slaan dat hij
gcene gelegenheden laat voorbijgaan zonder M.
Baron Mazeman, Burgmeester der gemeenle, die
door zijn minzaam karakter en zijne belangrijke
fortuin zooveel goed aan de gemeente heeft bijge
bracht, te lasteren en te beledigen, ten einde hem
de verdiende toegenegenheid van zijne onderdanen
te ontnemen, afslootelijk is zijae handelwijze en
men beschuldigt hem le recht in den preekstoel
zelve onbetamelijke aanvallen te richten legen de
bestuurders der gemeente, wal hein toch niet belet,
zecht men, van daarna met den haat in het hart
en het lasterschuim op de lippen, ter verontwaar
diging aller bijwoners, de misse te voltrekken alsof
er niets gebeurd ware
m&L
KM
DE VOEKOMSf
VERVOLG EX' SLOT.
Een oude visscher kwam voorbij en groette haar vriendelijk.
Maakt dat ge naar huis komt, buurvrouw, zeide bij; daar
ginder broeit onweer en 'l komt met kracht opzetten, 't Zal
een booze nacht worden met storm en regen. Dc meeuwen zijn
onrustig, en kijkt daar maar eens naar 't westen.
Zij keek op en schrikte. Ja zeker, een storm was op hande.
De zon schemerde nog slechts wat door de neveldampen, wel
ker gloed in een donker, dreigend roodachtig bruin was over
gegaan. De tot hiertoe glinsterende en flikkerende zee golfde
grauw en donker. De lichte zeilen inde verlestaken scherpen
gril af tegen den donkeren achtergrond der wolken. De meeu
wen fladderden krijschend over 't water heen.
Groote God, erbarmd u onzer! stamelde Elsje en vouwde
de handen over haar sluimerende knaap.
Wat is er, buurvrouw vroeg de oude visscher. Ge ziet
bleek Dries zal toch niet
Hij is nog op zee, riep de jonge vrouw en ver! ik zie
zijn boot niet! nergens.
Dat is leelijkzei de visscher op bezorgden toon doch
hij liet er bemoedigd op volgen Evenwel, ge hoeft nog niet
bang te wezen. Dries is geen groenling op zee hij heeft zeker
lang gemerkt, dat er onweer broeide, en zich en zijn vaartuig
in veiligheid^gebracht. Wat hem aangaat kunt ge gerust
wezen. Ga maar naar huis, vrouwtje, en vertrouw op God en
op de ondervinding van uwen man.
De troostrijke toespraak van den ouden man miste hare uit
werking niet. Elsje voelde zich een weinig gerustgesteld en
stond op om met de kinderen naar huis te keeren. Nog een
langenbespiedenden blik wierp zij over de schuimende wa
tervlakte; een zucht ontviel haar toen ze nog niets ontdekte
en met loomen tred sloeg zij den weg naar hare hut in.
-Bi C. OU 'UI—jm
De oude visscher vergezelde haar tot het dorp en sprak haat-
zoo veel mogelijk moed in. Elsje geloofde nu zelve half,?dat
Dries wel in veiligheid zou zijn.
De avond was gevallen, toen zij de hut bereikte. De kinde
ren vielen de oogen van slaperigheid toe. Elsje bracht hen te
bed slak de"* lamp aan, schoof haar dicht bij 't yenster en
luisterde scherp toe. Zij hoopte ieder oogenblik den welbe
kende voetslap van haar man te vernemen doch zij hoorde
niets, dan 't loeien van den wind door het duin en 't rollen
der branding in de verte. De storm brak los en vloog huilend
over water en aarde. Met ontzettende kracht schudde hij dc
hooge boomstammen, hoog ze als slanke biezen.
De hut trilde onder zijne rukken. De vensters kraakten de
regen kletterde als hagelslag tegen de kleine ruiten. Elsje's
angst keerde terug, zij trilde als een blad.
De regen hield op, de wolken joegen in snelle vaart langs
het zwerk, de maan goot haar licht van den helderen hemel,
over de aarde uitde sterren flonkerden maar de storm
woedde voort, de zee was in oproer, nu en dan plofte een
geknakte boomstam ter aarde néder.
Daarv. wat was dat?
Elsje sprong van haardstoel overeind. Een korte, doffe don
der. Met afgemeten tusschenpoozen herhaalde zich hel dreu
nend geluid. v< NoodschotenEen schip in gevaar I mompelde
Elsje met bevende lippen. Al spoedig was het gansch dorp op
de been. De mannen spoedigden zich naar het strand; zonder
twijfel zagen zij het schip. Elsje's borst zwoegde, haar angst
klom.
Ze kon 't in de hut niet langer duren; ze moest zelve zien,
zelve hoornn. Na een teederen blik op hare gerust slapende
kinderen, die zijjeerst nog zorgvuldig onderdekte, sloot zij de
deur achter zich toecn ijidt- daarop met vluggen tred naar het
strand. Een menigte mannen, vrouwen en kinderen stonden
daar en tuurden gespannen op de schuimende golven. Nog
woedde de storm; de branding spatte ziedend schuim; de
volle maan stond helder en klaar aan den heinel.
Ze zijn verlorenzegde een man. Geen menschclijke
macht kan hier iets tot redding doen.
Ja, ze schenen verloren. Ook Elsje zag dat. Duidelijk ont
dekte zij eene brik pas twee honderd ellen van het strand
verwijderd. Ze moest daar 111 het zand zijn vastgewoeld. De
masten waren gekapt; de stortzeeën sloegen met geweld over
't zwaar geheel tot splinters geslagen schip.
God in den Hemelontferm u 't arme volk bad Elsje.
Een boot
Ja, waarlijk, een boot. Hij kwam om den spiegel van 't ge
strande schip opschieten, blijkbaar door eene sterke, geoe
fende hand bestuurd. Niettegenstaande' wind en storm had
het nog een klein lap zeil aan den mast. Korte oogenblikken
hield het zich op zij van het wrak en men kou zien, iioe eenige
donkere gestalten van boord daarvan haar den hout over
sprongen. Erin of er bezijden, wie kon dat onderscheiden?
Een schrikbarende zee sleurde dc Iigte boot ver af op zijde.
De baren schenen haar geheel le hebben verzwolgen.
Jammer van den moedigen kerelliet zich eene stem
hooren uit den hoop aan het strand.
Elsje gaf een luiden gil. Haar eerste blik had de boot her
kend; 't was die van haren man.
Daar komt hij weer opduiken; riep eene andere stem en
een kreet van vreugde ging op.
Hij dook weer op, werd op nieuw verzwolgen, ver
scheen andermaal en werkte zich wakker voort door de rol
lende, overslaande, schuimende waterbergen. Wakker, wak
ker, hield "zich de boot en stuurde op de reddende kust toe.
Ze kwamen nader nader tot op geen vijftig vaam; iedereen
hei-kénde thans Dries, Elsje's man, een tweeden vreemden
persoon met ontbloot koofd wiens grijze lokken in den wind
fladderdeniedereen riep den braven zeeman een woord
van bemoediging toe, en Elsje Elsje strekte hare sidderende
armen naar den hooi uil.
En nader kwam hij tot op nagenoeg vijftig vaam maar
niet verder, geen duimbreed verder. De terugstroomde