POPERINGHE.
Briefwisseling der Toekomst.
BURGERSTAND
Huwelijken.
Sterfgevallen.
Van den 6" tot tien 13" Jtnnl 1S73.
GEBOORTEN MannellJk SesIacht U te zamen, 10.
Vrouwelijk 0)
Vermeulen, Polijdorus, zonder beroep, eo De Coene,
Felicia, z. b.
Maertens, Mathilda, 30 jaren, zonder beroep, echtgenote
van Conslanttnus Deitieulenaere, S' Nicolausstraat. Lesco-
wier, Amelia, 70 j., werkvrouw, echtgenote van Amandus
l'obaeys, Meenenslraat. Bekaert, Catherina, 79 jaren,
zonder beroep, weduwe van Joannes Gruwier, Rijselstraat.
Soelaert, Lucia, 40 jaren, kantwerkster, echtgenote van
Augustus Baiilievier, Meenenslraat.
Kinderen benedon de 7 jaren. Mannelijk geslacht 2.
Vrouwelijk geslacht 3. Te samen 5.
11 Juni 1873.
EESE TWEEDE TERECHTWIJZING.
Mijnheer De Baecker of Disetje (indien hij het liever heeft),
in een tweeden brief, waerin bij te vergeefs tracht kort en
klaar te zijn, gebruikt vele woorden zonder iets op eene ge
gronde wijze te kunnen wederleggen van het gene wij gezeid
hebben.
Wij zullen de verschillige punten tegenkomen waarover hij
handelt.
De achtbare heer dischmeester heeft de weduwe Baes niet
ontboden, zegt hij, maar alleenlijk geropen, toen zij bij geval
zijn huis voorbij ging hoe vindt men de distinguo
Basile zelf zou deze woordenuitlegging niet ontkennen.
Disetje, hebt gij misschien uwe studiën bij de Jesuiten ge
daan
Volgens hetgene onze waardige heer dischmeester zegt van
de zamenspraak die hij gehad heeft met de weduwe Baes,
deze vrouw blijft houden staan dat hij haar aangesproken
heeft op de wijze die wij reeds te kennen hebben gegeven,en,
wij herhalen het nog zij is zoo geloofbaar als hij.
Door eene tweede verklaring onze zeer rechtzinnige heer
dischmeester gebaart verstaan te hebben dat de weduwe Baes
hare klachten rechtstreeks aan de Toekomst heeft laten hoo-
ren,'t geen hij niet kan onderzoeken, voegt hij er eenvoudig-
lijk bij. Maar onze geloofbare heer dischmeester verzekert dat
zij geheel wel zijne redens aanveerd heeft en bij hem van
zijne handelwijs liet minste niet geklaagd heeft. Waarom er
met nog bijgevoegd Disetje, mits gij op goeden weg waart,
dat zij u grootelijks bedankt heeft over uwe beleefdheid en
hare erkentenis bewezen heeft over de vermindering waar
mede zij begunstigd was?...
Voor 't gene het overige aangaat, de onbaatzuchtige heer
dischmeester vergenoegt zich met de redens die hem passen
«en is geenszins bereidwillig om er langer op uit te weiden.»
Ah ca, Diselje, waarom ons niet een enkel woord geven
nopens Mijnheer den winkelier-grondeigenaar Van llenynghe
Is zulks misschien het tegenzeggen niet waardig! Gij zoudt
nogtans ons grootelijks plezier doen indien gij wildet nog
eenen brief schrijven of doen schrijven om daarover wat te
handelen.
Tot slot, onze loffelijke heer dischmeester koomt zegepra
lend zeggen dat ons artikel gedagteekend is van den 28 Mei en
dat de weduwe Baes de hulpmiddels maar heeft gaan ontzeg
gen den 31 Mei
Halte laDisetje, de weduwe Baes heeft veertien dagen
vóór dat tijdstip t'uwent geweest om dit te verklaren; de
maarte die haar ontving zeide dat gij niet t'huis waart en zij
heeft de commissie aan deze meid afgeleid om u het kenbaar
te maken.
Het bewijs van't gene wij zeggen bestaat zelfs in deze om
standigheid: dat er vóór den 28 Mei eene brooddeeling bij
den disch plaats gehad heeft en dat de weduwe Baes haar
brood niet heeft gaan reclameeren.
Wat gij peizen of zeggen, schrijven of doen schrijven
moogt, deze weduwe is nog altijd bereid om al hare voorige
verklaringen zoo als deze op eed te bevestigen.
Onze treffelijke heer dischmeester eindigt met te zeggen
dat hij voor 't oogenblik niet nader noch dieper de zaken zal
onderzoeken.
't Gene ons doet verhopen dat wij na dit oogenblik voor
de derde maal het genoegen zullen genieten de proza door
hem geteekend te lezen.
Poperinghe, 12 Juni 1873.
De Kierewijtoogc dien men zegt door het bisdom buiten
dienst gesteld te zijn voor zijne hooge jaren en zijne krank
zinnigheid, heeft nogtans de permissie van alle zondagen te
gen de liberalen af te loopen. 't Is alzoo dat hij /.ondag laatst
zoodanig zijn hert gelost heeft en zoo geweldiglijk tegen den
geuzen tempel uitgevallen beeft dat al de aanhoorders zich plat
op hunnen buik legden om te laehen. 't Was een wonder ta
pijt die den kerkvloer bedekte Hij heeft alles aangerand, tot
de druppeldrinkers toe, zelfs zijne ma seeur medebegrepen.
Ilet is te veel dat zijne ma sceur voor een dikken doet, en och
Ileere de dochter kan het niet helpen, want zij heeft zoo
dikwijls den nadorst. Zijnen grootsten spijt nogtans was dat
de Pliilharmonie boven de 500 weldenkende personen
bijeenvergaderd had, en dat hij met de medehulp van tante
van nonkel-Presidents, van Marie-Threse Croquette en
van de dikke buiken dit niet had kunnen beletten.
Hij is kwaad dat de vrouwmenschen beginnen hunne ka
zak te keeren en nu met hunne eigene oogen zien dat al wat
men zegt van de beestemanieren die in den tempel gebeuren,
leugens zijn. En 't geen hem bijna uit zijn vel deed springen
't is dat er daar confratr'essen waren die door ziekte of door
ern gebroken heen gedurende verscheide maanden naar de
kerk niet hadden kunnen gaan.
Wat aangaat het eten en drinken dat hij ook wist te kriti-
keeren, het heeft ons gespeten dat wij hem ook niet geïnvi
teerd hadden op dat hij zou geproefd hebben of onze hesp en
koetong die wij met ons geld betalen anders smaakte dan de
smullingen welke de maneblusschers binnenspelen op do kos
ten der stad. Ten zelfden tijde had hij zich kunnen verzekeren
of de liberale muziekvermaken min zedelijk zijn dan de
speeltjes van patertje langs de kant, van mdmmertje en van
plakkenhandje die de Ceciliafeest der Tuiters uitgemaakt
hebben.
In zijne kindsche onnoozelheid de Kierewijtooge heeft ge
ëindigd met bitterlijk te weenèn tot zoo verre dat hij op eene
berrie heeft moeten naar huis gedragen worden om wat rust
en moed te scheppen.
De correspondent van 't Nieuwsblad zegt dat een kicken
dom is, en met denzeifden asem bekent hij dat dit beestje
toch behendig is om dat het door de toegeworpene beetjes
zich niet gemakkelijk laat vangen. Voor deze laatste reden
maakt hij zich kwaad cn weigert aan de kiekens al zijne trouw
en vriendschap. Indien het alleenlijk dom ware gelijk
een kerkuil, dan ware dit kieken zijn beste vriendmaar,
om dat het hierbij nog slim is, hij kan het noch zien noch
luchten.
't Is zeker ook voor die reden dat onze lekkere opperbur-
gers geen kiekens meer en meugen.,
Poperinghe, 4 Junij 1873.
Mijnheer de uitgever der Toekomst,
Voor den tweeden keer verplicht gij mij eene plaats in uwe
kolommen te vereischen, om uwe lezers te recht te wijzen,
over de waarheid van eenige daadzaken, waarmede gij mij in
mijn ambt van Dischmeester blijft betichten. Ik zal trachten
geheel kort en geheel klaar te zijn. Misschien zal ik alzoo
verdienen, van mijne verdediging, zoo wel als de beschuldi
ging tegen mij ingebracht, in uw blad te zien opnemen. Voor
zeker ware het daar de beste en eerlijkste middel, om uwe
lezers, naar recht en waarheid, over mijne handelwijs en deze
van mijnen beschuldiger te laten oordeelen.
Ten eersten. Gij vraagt mij, of het waar is, ja of neen,
dat de Wwe Baes bij mij is geropen geweest, na den carnaval,
en dat ik haar ondervraagd hebbende nopens de deelneming
aan de maskerade van een lid harer famiije, gezegd heb, dat
zij voorlaan niet meer moest rekenen op de vier franken die
zij maandelijks als hulpmiddel van den Disch trok. Uwe
vraag is stellig cn rond uit zal ik ook zonder omwegen ant
woorden Neen, het is geen waar.
1° Ik heb de Wwe Baes niet ontboden, maar alleenlijk
geropen, toen zij bij geval mijn huis voorbijging. 2" Ik heb
haar niet gezeid dat zij niet meer moest rekenen op de hulp
middelen van den Disch, maar enkel dat deze hulpmiddels
gingen verminderd zijn. 3" Over het carnaval, dat in gesprek
kwam, heb ik gezeid: dat hare schoonzoon, naar mijn denken,
gemist.had (gelijk al deze die gemaskerd hadden); en dat, om
reden dat hij niet kon weten of hij later niets ging nodig van
deze heeren die hij met zijne maskerade had uillen bespotten.
Haddet gij mijneneersten brief opgenomen, Mijnheer, het
ware nutteloos geweest u deze mijne antwoord te herhalen of
te verklaren, zij staat er duidelijk genoeg in voor al die kan
en wil lezen.
Ten tweeden. Gij beweerdt dat de \VWC Baes hare
klachten heeft laten horen aan de Toekomstdat kan ik niet
onderzoeken maar ik houd staan dat zij geheel wel mijne
redens aanveerd heeft en vau mijne handelwijze bij mij niet
ten minsten geklaagd heeft. Misschien zal deze manier van
doen ran de Wwe Baes u eene reden geven om mij meer te
geloven dan haar. Ten anderen wij zullen daar aanstonds op
wedei keeren.
Ten derden. Gij oordeelt dat gij mijne redens niet kunt
aanveerden, om de vermindering der hulpmiddels te recht-
veerdigcD. Dat verwondert mij niet, Mijnheer, en het is lang
dat ik weet dat hel moeijelijk zoo niet onmogelijk ware, van
uwe goedkeuring te bekomen over iets dat de handelsvijs van
eenen Dischmeester aangaat, nochtans ik vergenoeg mij met
deze redens, en ben geenszins bereid om er langer op uit te
wijden. Geeft gij maar alleenlijk dezen en mijnen vorigeit
brief aan uwe lezers, en ik verzoek van u niet anders.
Ten vierden. Gij schrijft in date van 28 Mei dat de
Wwe Bars 't mijnent geweest is om te zeggen dat zij zich ook
zou gepasseerd hebben van de hulpmiddels die de disch haar
nog toestond en gij doet peizen en verstaan dat zij deze
bedanking afgelegd heeft korts na de vermindering. V/elnu,
Mijnheer, ik laat u en uwe lezers weten, dat de Wwe Baes de
hulpmiddels van den Disch is kornen ontzeggen Zaterdag
laatstleden, om U uren's morgens, den 51 Mei, drij dagen
na dat uwe brief geschreven tvasü Wat nu gezeid of
gepeist, of wel van de onderhandelingen van uwen corres
pondent met de Weduwe Baes, of wel van de rechtzinnigheid
en de waarheid van deze vrouw, die.gij zegt ten allen tijde ge
reed te zijn om hare vorige verklaringen op eed te bevestigen?
Ik zal voor 't oogenblik niet nader noch dieper de zaken
onderzoeken, Mijnheer, en hopende dat gij dezen mijnen
tweeden brief met meer beleefdheid zult behandelen dan den
eersten, verzoek ik u mijne groetenissrn te willen aanveerden.
Dbsihé DE BAECKER.
N. B. Zie hier hoven de antwoord op dezen brief die
zich over acht dagen in het Nieuwsblad bevond.
.n-gi. a.- t Ti-
Men schrijft ons uit Wervick twee farcen waarvan wij Wei
nig begrijpen, te meer daar er noch stad, noch dag, noch
uur op aangeduidt zijn. Zie hior als van moeder geboren
De dag waarop de Grrrroote Muziek haar eersten uitstap
zal doen mag als eenen dag van ware triomf aanzien worden.
Men zegt dat dit deflig korps, in prachtige Capuzijnen uitgc-
dorst, den gordel rond de lenden (een degen is hun niet toe
gelaten), de kap op en schandalen aan de voeten, rond de
straten is stoet zal gaan. De speeltuigen het eene weinig
grooter dan het ander, doch allen op den zelfden vorm van
keersdompers, zijn geblazen door artisten van 1" klasse. Df
Domphoorn-solo is een waarlijk wonder, en het effekt er van
zal er over geheel de stad zijn uitwerksels doen.
Het vaandel, de bloedige mirakuleuze wonder van Louise
Lateau verbeelden zal gedragen worden door den knape, uit
zedigheid.
Langs de straten zullen er quêteurs zijn die bij de contri-
buabelen 2(100 franken gaan afschooien om hunnen tenue te
betalen. Dezen die reeds gegeven zouden hebben, zijn ontsla
gen, omdat het abonnement nu zoo hoog is.
ii Dag Madam
Dag generaal.
Madam, gij weet dat de reglementen op de publieke
veiligheid, niet toelaten duiven op zolder te houden
Ikke 'k en doe Meneere
Eh wel, ge weet het nu.
En toens
Ik heb een beestje zijnen kop zien uitsteken, en 'k ben
zeker dat gij duiven houdt.
Gij zijt mis. Het is ieverantst een beestje dat op mijn dak
zat.
Ik zal er mij van verzekeren.
Halt, genei-aal Gij kunt wel generaal zijn over uw
leger, maar mijn huis zult gij eerbiedigen.
Tut! tuttutgeen la wijt, ik beu meester en trek naar
boven.
En niet tegenstaande de protestatien van Madam, onder
zocht hij zonder verderen vorm geheel het huis en vond niets.
Ik zal reklameeren bij wien het behoort, gij hebt buiten
recht mijne woonst ingedrongen.
Reklameert aan mijnhielen, 'k zal het vcrtellw»
naar mijne goeste.
Passchendaele, 12 Juni 1873.
Mijnheer den Opsteller,
De grootste straf die men eenen lasteraar kan opleggen is
de verachting, en de lompe correspondent van 't Nieuwsblad
bevindt zich, tegenover de mans, de vrouwen en kinderen,
wiens faam hij heeft trachten te krenken, in het zelfde geval
hun verachtend stilzwijgen verplet hem.
't Is waar Nicodeemis te groef om daaraan gevoelig te kunnen
zijn. Schaamteloosheid baart ongevoeligheid Van over twin
tig jaren droomde hij eene hervorming in deze gemeente om
den ondergang van verscheide inwoners te bewerken, ten
vóordeeie van zijne eigene beurze! Daartoe zich onmachtig ge
voelende neemt hij een ander stelsel aan en zich wendende tot
een blad waarmede men de vuilnissen uit de kerk vaagt, wilt
hij nu Passchendaele vcrzedelijken Hij zegt dat hij katholijk,
vriend der waarheid en zuiver van vlekken is, niemand gelooft
hem, zijn masker is gevallen en hij staat verbaasd dal al zijne
Donquichotterijen met eenen ontzeggelijken lach onthaald
worden I
Nicodeem weent en hij heeft waarlijk redens. Hij had ge
droomd dat de door hem voorop aangeteekende slachtoffers
zieh zouden laten pluimen hebben zonder den minsten tegen
standen hij is er nevens