leening bekomen had, heeft het ar rondissement IJPEREN NIET ÉÉN CEN TIEM GEHAD Twijfelt er niet aan, er zullen nieu we belastingen moeten opgelegd wor den om dien staat van zaken te ver helpen. En zegt, waarin zijn de krijgslas ten verminderd? Is de conscriptie nu afgeschaft Oordeelt! 1° Nu is de diensttijd 2 maanden verlengd 2° Het reservecontingent is in ac tief contingent veranderd; dat maakt dat tienduizend man van ons leger nu 28maanden,in plaats van 4 maan den, onder de wapens moeten blijven. 3° Er moet voorafgaandelijk, en ten verlieze van den loteling, eene som van 200 francs gestort worden, om het recht te kunnen hebben eenen plaatsvervanger te bekomen 4° Eindelijk de loteling, die door het Ministerie van Öorlog gee- nen plaatsvervanger bekomen heeft, is en blijft, gedurende geheel den diensttijd, voor zijnen plaatsvervan ger verantwoordelijk. Gij verstaat dus,Mijne IIeeren,dat door het verzwaren van den krijgs dienst, de prijs der plaatsvervangers verdubbeld, en zelfs verdriedubbeld is; men mag zeggen dat het heden daags voor de burgerklas en voor de landbouwers bijna onmogelijk is ee nen plaatsvervanger te koopen. Ja, zulk een bestuur zijn wij moe de, zegt M. Carton, en geheel de vergadering juicht hem toe dat bestuur ging, zegden onze tegenstre vers, een tijdstip van algemeene ver lichting openen, en ziet, al wat het gedaan heeft is onze lasten vermeer deren, wantrouwen en bedrog zaaien. Daarna legt M. de Voorzitter de beweegredenen uit om welke het Co mité voor de aanstaande kiezing, al leenlijk de candidatuur van M. Van- denpeéreboom voorhoudt. De beslis sing is met eenparige stemmen geno men geweest, niet in het belang van den candidaat, maar wel in dat van de liberale opinie, immers in poli tiek is er niet altijd te winnen met krachtig door te werken, soms is er voorzichtigheid noodig en moet men zijn begeerten, hoe rechtveer- dig zij ook wezen, aleens intoomen. Wil dat nu zeggen dat de liberale partij verzwakt is Tegen dergelijke veronderstelling protesteer ik zegt M. de Voorzitterten andere, zij wordt door de feiten tegengesproken, im mers de Associatie neemt van dag tot dag in getal en in aanzien toe, doch, niemand kan het loochenen, de worsteling voor onze vrienden van de buitengemeenten is allerlastigst geworden omdat zij te kampen heb ben tegen de dwangmiddelen van de geestelijkheid, en clie worsteling is nog zoo veel te moeilijker als het burgerlijk bestuur samenspant met het geestelijk bestuur om, aldus vereenigd, ons tegen te werken. Hadden wij maar plaatsen te ver dedigen die reeds de onze zijn, zeker zouden wij geen oogenblik aarzelen de worsteling voor eenè geheele lijst aan te gaan, nu bepalen wij dezelve en hebben redenen te hopen dat wij welhaast gunstiger omstandigheden zullen ontmoeten. Dan spreekt M. Carton over de mogelijkheid van eene algemeene kiezing welke ie dereen vooruitziet, dezelve zal, zegt hij, ons nieuwe macht geven terwijl zij ons nieuwe plichten oplegt. M. de Voorzitter hoopt dat de uit leggingen welke hij gegeven heeft, zullen voldoende wezen en het voor stel van het Comité zal aanveerd worden hij wakkert al de liberalen aan, hand aan hand, als één man, naar de stembus te trekken om aldus den zegepraal van de liberale partij te verzekeren. M. Carton raadpleegt daarna de vergadering om te weten of niemand het'woord begeert te bekomen. Mijn heer Désiré Vandenbogaerde denkt in naam van al de leden te spreken en zegt dat, indien niemand iets weet in te brengen tegen het voorstel van M. den Voorzitter, het is dat ie dereen de uitleggingen welke gege ven geweest zijn, en het voorstelt van het Comité, zeer gegrond vindt en dat het besluit welk genomen is, het beste en voor alsnu het gescliikste is. Mij nheer V andenpeereboom vraagt daarna het woordterstond ziet men de blijdschap op alle wezenshet is immers hoogst aangenaam eenen zoo aan minnelij ken redenaar te hooren, onze vriend zal eenige oogenblikken gansch de vergadering door zijne welsprekendheid en zijne overtuigen de woorden verrukken, hij is sedert 1848 de vertegenwoordiger van ons arrondissement, hij is gewezen mi nister, nu Staatsminister, hij is onze geliefde medeburger, in een woord, hij is een der stichters van de liberale partij in onze stad. De volledigste stilte volgt op den algemeenen geestdrift der vergade ring, en Mijnheer Vanden Peere boom spreekt omtrent in deze woor den: Mijne heeren. Over vier jaar had ik de eer u te ken nen te geven dat ik vurig en rechtzinnig begeerde het politiek leven te verlaten dan zeide ik u ik ben 60 jaar oud, sedert 50 jaar vervul ik mandaten mij door de kiezers toevertrouwd, mijne gezondheid vraagt rust en laat mij niet toe, zooals voorheen, met gemak mij met het werk bezig te houden. Gij verstaal dat die noodzakelijkheid zich nu nog meer doet voelen, welhaast zal ik mijn 65e jaar bereikt hebben ik heb meer dan 35 jaar - waarvan 19 jaar als Schepen en als Burgemeester van mijn geliefd IJperen, meer dan 6 jaar als Minister van het Inwendige, en 28 jaar als lid van de Kamer der Volks vertegenwoordigers ik zeg, 35 jaar van mijn leven heb ik aan den dienst van mijn vaderland, van het Arrondis sement IJperen en van mijne geboorte stad besteed, om de belangen van mijne medeburgers, zonder onderscheid van partij, te verdedigen. Na een zoo lang, en ik durf zeggen, werkzaam publiek leven, zou ik wel het recht, hebben afscheid te nemen en, indien de voorzienigheid mij nog eenigen tijd in het leven laat, wat rust te zoeken op deze wereld, in afwachting van de eeuwige rust in de andere. Maar heden, zooals over vier jaar, verzoekt gij mij dringend die begeerte niet onmiddellijk ten uitvoer te brengen en, evenals over vier jaar, wil ik geerne mijn eigen gemak daarlaten om te uwen dienste te wezen. Ik stem er dus in toe, volgens uw verzoek, in het strijdperk te treden, of alleen, of nevens andere vrien den. Hoe vurig ik ook begeer het publiek leven te kunnen verlaten, toch wil ik niet dat gij, die sedert 28 jaar mij met uw vertrouwen vereert, denken zoudt dat ik, op het einde van mijne openbare levensbaan, uwe genegenheid vergeel, ik wil niet dat men ooit kunne zeggen dat ik aan de vrienden, die sedert zoo langen lijd mij bewijzen van verkleefd heid geven, mijne medewerking gewei gerd heb om den 13 Juni aanstaande kloekmoedig legen onze politieke tegen strevers te worstelen ik wil niet dat men mij ooit kunne beschuldigen door mijne weigering misschien, den goeden uilslag van de kiesworsteling te hebben tegengewerkt, nu bijzonderlijk in de tegenwoordige omstandigheden dat die worsteling eenen zoo grooten invloed op den toestand van ons vaderland zal hebben. Gij, zoo wel als ik,kent. Mijnheeren. den toestand zooals hij nu is: voor het inwendige is hij nimmer zoo verontrus tend, en voor het uitwendige, zoo ge vaarlijk als hedendaags geweest. Eene jammerlijke verdeeldheid is in het volk gedrongen de waalsche provin ciën aanzien onze vlaamsche provinciën als hare politieke vijanden, en in alle steden zijn de vrije en onafhankelijke burgers verbitterd op de landelijke bevol kingen, die zich door de geestelijkheid blindelings laten geleiden Wij spreken niet van de geweldige schokkingen, welke de hatelijke dwang middelen die gebruikt worden, eens kunnen veroorzaken; wij zeggen alleen lijk dat de geest van de bevolkingen daardoor opgewonden is, dat de verbitte ring daardoor gestadig aangroeit en dat aldus die inwendige verdeeldheden wei eens onzen inwendigen toestand, en mis schien zelfs onze nationale eenheid zouden kunnen in gevaar brengen. En bemerkt het wel, de gevaren van dien staal van zaken, zooals hij nu is, zouden na korten tijd nog kunnen verzwaren, indien onze partij in de kiezing van 15" Juni niet zegepraalt. Het Ministerie, dat de zaken van het Land met matigheid in schijn ten minste bestiert, wordt dagelijks meer en meer door zijne zoogezegde vrienden overmeesterd, vrienden die met der daad voor hetzelve, even als voor ons, de ge vaarlijkste en meest te vreezen tegen strevers z\\n.Nu immers willen de ultra- montanen de overdreven droombeelden ten uitvoer brengen welke zij voorheen geheim hielden, zij willen immers tot het verledene terugkeeren en doen nu luidop de leerstellingen kennen.welke zij willen invoeren en wij sedert 1789 voor altijd dachten verlaten te wezen nu ontvouwen zij hun vaandel en, verblind door hunne trotscbheid, eischen zij in de politieke en burgerlijke wetgeving van Belgie. de invoering van leerstellingen, welke door al de andere Landen van Europa verwor pen en veroordeeld zijn. En, in afwach ting dat die leerstelsels door de wel kunnen voorgeschreven worden, doet dat gedeelte van de eigenllijk clericale partij, welke van dag lol dag meer in vloed krijgt, al wal het kan om die leer stellingen in werkslelligheid te brengen in al de gemeenten waar die partij de overhand heeft. Terwijl in onze Kamers, de Ministers en een groot getal Senateurs en catholieke Volksvertegenwoo. digers luidop komen verklaren dat zij rechtzinnige en ver kleefde voorstanders van onze vrijzinnige Grondwet zijn, wordt in de gemeenten de hardnekkigste oorlog gevoerd tegen al de groote vrijheden in onze Staatswet van 1851 ingeschreven. De drukpers is vrij, de censuur zal nimmer heringevoerd kunnen worden de Belgen hebben het recht zich te vereenigen het onderwijs is vrij zoo spreekt de Grondwet. Nu, op onze dagen reeds is hel gebruik van die grondwettelijke vrijheden verbo den aan de inwoners der gemeenten, welke aan het gezag van de politieke geestelijkheid onderworpen zijn. Alwie zich verstout een dagblad, of welkdanig tijdschrift,te lezen dat door de clericale censuur niet goedgekeurd is, wordt vervolgd. Alwie zich verstout deel te maken van eene maatschappij die niet gepatro neerd is door den onderpastor der paro chie, alware die sociëteit eene vergade ring om het eenvoudigste verzet, te ge nieten, wordt vervolgd. Alwie zich verstout zijne kinderen naar eene school te zenden, welke de geestelijkheid niet aanslaat al ware die school zelfs aan de wet van 1842 onderworpen wordt vervolgd. Mijnheeren, gij beter dan iemand, gij die omdat gij van uwe burgerlijke rechten, wilt gebruik maken, weet hoe gij bespied en getergd wordt, gij weel dat die vervolgingen niet alleen door de geestelijke overheid gedaan wor den. Gij allen kent brave landbouwers die van landen,welke zij in gebruik hadden, beroofd zijn; gij kent treffelijke huisva ders die ten onder gebracht zijn; neer- slige ambachtslieden die tot de ellende vervallen zijn omdat zij een dagblad lazen dat door de geestelijkheid niet goed bevonden is, omdat zij hunne kinders naar eene school, zelfs eene officiële school zenden, omdat zij deel maakten of van eene nederige muziekmaatschappij, of van gelijk welke onschuldige gilde of sociëteit van boogschutters, welke door de geestelijkheid der parochie niet gepa troneerd is Aldus berooven onze tegenstrevers belgische burgers van de uitoefening- van hunne grondwettelijke rechten, en bereiden ook aldus van nu af de herzie ning, en verandering naar hun goedvin den, van den tekst van onze Grondwet. En, verstaat hel wel, 't is het overdreven gedeelte van de clericale partij dat aldus zijne leerstellingen in de plaats wil stellen van degene in onze Grondwet voorge schreven, 't is, zeg ik, 'datzelfde over dreven gedeelte welk het lot van het Ministerie in handen heeft, want het is ook dat gedeelte welk aan de kiezers der parochiën den keus oplegt van bijna al de volksvertegenwoordigers die nu nog de ministerieelé meerderheid uitmaken Dat is ook het grootste gevaar van onzen inwendigen toestand, want het is datzelfde gedeelte \an de clericale partij dal gedurig het Ministerie aanhitst, het dwingt hetzelve, en, zooals ik reeds ge zegd heb. het overmeestert reeds hetzelve en, twijfelt er niet aan, indien het kie zerskorps er zich den 15 Juni niet tegen verzette, zouden de overdreven clericalen later erin gelukken ook van hunne over dreven partijgangers aan 't hoofd van het bestuur te stellen deze zouden dan hunne leerstellingen doen doorgaan, en de groote liberale grondstellingen in or.ze vrijheidsminnende Grondwet geschreven, zouden verdwijnen Dan zou de verbittering lusschen de steden en de buitengemeenten, tusschen de vlaamsche en de waalsche provinciën ten hoogste gerezen zijn, en misschien, wie weet het zoo zou aldus aan ons land hel groot ongeluk kunnen over komen dat de zoo zeer verbitterde par tijen zich niet meer zouden vergenoegen alleenlijk op het grondwettelijk terrein te worstelen. Dan ook. dan als overal rond ons, de heele wereld door, zelfs in Turkijen, de vrijzinnige grondstellingen van de heden- daagsche samenleving zich uilbreiden, dan zou België eenen gansch verschilligen bestuurlijken weg ingaan en alleen blij ven, eenen weg gansch tegenstrijdig met dien door de andere Staten gevolgd en zou dan ons Land op de hoogte blijven welke het in de achting der vreemde Stalen vervorwen heeft Zou het hoog aanzien niet dalen aan welk wij het behoud van ons volksbestaan, in 1870, en in nog andere omstandigheden, te danken hadden Wel zeker zouden al de verdeeldheden der partijen lijdelijk verdwijnen van het eerste oogenblik af dat onze nationale onafhankelijkheid het minste gevaar zou loopen, en de liberalen zouden er eene plichten eene eer van maken de eerste bij te springen om dezelve te verdedigen, maar toch er kunnen zekere hevige en schrikkelijke tijdsomstandigheden komen, welke zoo vol gevaren zijn dat noch de vereenigde burgers van een klein land, noch de dapperheid van ons zoo moedig leger dezelve zouden kunnen afkeeren Het is, Mijnheeren, op de mogelijkheid van het opkomen van dergelijke gevaren, dat ik uwe ernstige aandacht inroep. Nu heb ik u die gevaren aangewezen opdat gij dezelve door hel vreedzame wapen van uw kiesbullelin, den 13" Juni, zoudt voorkomen. Zal ik u nog spreken van de willekeu rige akten door onze tegenstrevers gedu rende deze laatste jaren gesteld De lasten van den krijgsdienst zijn verzwaard en dal zonder het minste nut voor het leger. De walgelijkste partij digheid hcerscht in alle benoemingen,de klaarsprekendste rechten worden mis kend,de verdeeling der subsidiën vanden Staal geschiedt met eene ongeloovelijke partijdigheid, en de toestand van de open bare Schatkist, voorheen zoo voldoende, is nu heel deerlijk. Onze nationale schuld, die in 1870 lot 650 millioen beliep, is nu tot meer dan tot duizend millioen gerezen Jaarlijks groeien de belastingen aan en. na de •kiezing, zullen zij nog merkelijk ver meerderen, want de openbare Schatkist, is ijdelen de betaling moet kunnen ge-

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1876 | | pagina 2