POPERINGHE.
Betooging.
De nieuwe Moden.
Stadsnieuws.
"burgerstand
Ten M. de Posson werd aan het heen
gewond. M. Claeys sprong uit het rijtuig,
om zijne reisgezellen te verdedigen, maar
de boeren overvielen hem. Edoch, M.
Claeys, die kracht in de vuist heeft,
greep een der boeren en hield hem als
eèn schild in de hoogte voor zich, der
wijze dat al de slageu der boeren op den
ongelukkigen vielen, die voor dood ter
plaatse werd gelaten.
De politie en de gendarmen kwamen
toegesneld, dreven de boeren weg. ter
wijl de Geuzen terug naar de stad keer
den, waar de gewonden die gansch
bebloed waren, de eerste hulp ontvingen
van doctor de Forchaud. Ook kwam de
politieoverste ean onderzoek doen op last
van het parket.
Intusschen bevonden zich de leden van
den Van Maerlants kring te Hoboken,
te weten 4 heeren en 8 dames, waarvan
eenigen zich op het concert zouden laten
hooren, namelijk de juffers D. R... en
E. J... Zij waren in het lokaal allerbest
onthaald doch onderwege reeds gemoles
teerd en bedreigd geworden door eene
bende, die met steenen naar en in hun
rijtuig wierp.
Op 't oogenblik dat de feest moest be
ginnen, stormde dezelfde bende, samen
gesteld uit leden der Ware Sinjoren, in
het lokaal, huilende en tierende de
policie en de personen, die in de zaal
waren hadden een uur tijd noodig om de
kerels buiten te drijven.
Daarna begon het concert en de voor
dracht van M. Fl. Vander Ven de bijval
was groot en de ontvangst beliep tot meer
dan 200 fr.
Na afloop verklaarden de aanwezigen,
dat zij de Antwerpenaars zouden bevei
ligen en des noods begeleiden.
Niet ver van 't dorp hield de policie
der gemeente een kerel aan, die alle be-
leedigingcn uitbraakte. Die man, zegt
men, is de hovenier van den representant
DeDecker-olieplek. Wat verder beproefde
eene bende boeren de rijtuigen te houden
slaan hier werd een andere kerel aan
gehouden, die een geladen tweeloopge
weer droeg, waarmede hij gedreigd had.
Weer zette de stoet zijnen weg voort.
Terwijl bovenstaande feiten voor vie
len, kwamen de heeren Cuperus, Kemma,
L. Stuyck en Den Duyts naar Hoboken
gereden zij ook werden overvallen door
mannen die vorken en knuppels droegen
en het rijtuig in eene gracht wilden
omkantelen. Een hunner vroeg Moet
ik er op schieten
De vier mannen sprongen spoedig uit
het rijtuig en terstond ving een hardnek
kig gevecht aan, waarin zij zouden
geklopt zijn geworden, dewijl zij te zeer
overmand waren, doch eenige policie-
agenten kwamen toegesneld en dreven
de schurken uiteen, die een lang been
houwersmes en drij stokken als knodsen
achterlieten.
Terug in de stad komende werd het
parket verwittigd 12 gendarmen en 12
policieagenten begaven zich ter plaatse,
met de heeren Van den Peereboom en
Lenaerts, substituten van den procureur
des konings.
Ziedaar de feiten, die erger, brutaler
waren, dan wij ze in der haast kunnen
beschrijven. Wij laten het publiek over
die clericale aanrandingen en lafhartig
heden oordeelen.
Er hoeft nog bijgevoegd te worden,
dat de geestelijkheid van Hoboken giste
ren morgend nog op hevige wijze tegen
het concert van den Van Maerlants-
kring gespookt en gepredikt hc-eft.
Welke zullen nu de gevolgen zijn,
dezer schandalige en bloedige overrompe
ling Wij weten 't niet, maar wat er ook
kunne gebeuren, wij maken de clericalen
er verantwoordelijk voor. (Stad Gent).
Zondag laatst, op het middag uur, heeft
het Gemeente Bestuur zich begeven bij M.
Alphonse Vandenpeereboom,alwaar M.
Vanheule, Burgemeester, lezing gegeven
heeft van het volgende adres
Mijnheer Minister,
De stad Y'peren, welke gij qedurend
acht-en-twintig jaren in de Kamers
met zooveel onderscheiding als ver
knochtheid vertegenwoordigd hebtis
diep getroffen geweest door het zien
verwerpen uwer candidatuur in de
laatste kiezingen. Zij meer dan gij is
getroffen in hare toegenegenheid, in
haar recht, bijna in hare eer
De Gemeente - Raad als tolk der
grootste meerderheid der inwoners
houdt er aan, als aan het volbrengen
van eenen plicht, u zijn spijt uit te
drukken over deze nederlaag. Niemand
meer dan gij, Mijnheer de Minister,
mag aanspraak maken op de dank
baarheid onzer stad, want niemand
meer dan gij bewees haar grooter en
schitterendste diensten.
Daardoor, scheen het bij het meeste
getal uwer medeburgers dat uwe ver
wijdering onmogelijk was, en zooveel
te meer, daar gij duizend blijken ge
geven had van gematigdheid in uwe
gesindheid en rechtschapenheid in uw
politiek leven, die ten allen stonde u
de achting verworven had uwer poli
tieke tegenstrevers zelve.
De blinde stembus heeft er anders
over beschikt. Gij hebt opgehouden
Yperen te vertegenwoordigen, gij die
zooveel goed gedaan hebt voor stad en
het arrondissement-, gij zijt uit de
Kamer gebannenwaar uw vader-
landsch woord zoo dikwijls aanhoord
werd.
Geheel de Natie, zoowel als de stad
Yperen, deelt in de onrechtveerdigheid
en den smaad van deze verbanning,
en het zal u eenen troost zijn, zoowel
als aan ons, van te zien dat van alle
zijden des lands, eenen kreet van ver-
ontweerdiging opstijgt tegen het besluit
dat u treft.
De uitsluiting der aomzienlijke
personen eiker partij, werd er gezegd
op dezelfde plaats waar gij eens zoo
schitterend cle openbare belangen ver
dedigde, is een onrustbarend voor
teekenvoor een land»,en heden is dit,
M. de Minister, ten uwen opzichte,
eene groote waarheid. Maar misschien
is dit tegenwoordig, feit het begin eeher
wederherstellingWanneer het kwaad
ten hoogste is, dan is men naast eene
goede oplossing.
In afwachtingMijnheer de Minis
ter, de achting en de erkentenis van
het grootste gedeelte uwer medebur
gers, u door de stembus niet te ont-
rooven, zullen, in uw huislijk leven,
u als getrouwe gezellinnen bijblijven
opdat gijin uwe rust, u nog nuttig,
roemrijk zelve, moge maken voor uwe
stad en uw vaderland
Het is bezield, met deze gevoelens,
Mijnheer de Minister, dat al de leden
van den Gemeente Raad u met de uit
drukkingvan hun spijt, de verzekering
hunner hulde, de hunner nooit ver
breekbare verkleefdheid komen aan
bieden.
Ypre, 17 Juni 1876.
Na dit adres uit de handen ontvangen
te hebben van M. de Burgmeester, heeft
M. Vandenpeereboom in warme en uit het
hert vloeiende woorden zijnen dank betuigd
aan het hoofd en de volmachtigen der stad
over de zoo vleiende blijkteekens van liefde
en aangekleefdheid hem in naam der bijna
geheel de bevolking gegeven.
Na deze betooging van den Stede-Raad,
volgde er eene andere die zooveel te meer
beteekenis had daar zij uit eigene beweging
geschiedde.
De Commissie der Koninklijke Maat
schappij van S'. Sebastiaan, waarvan M.
Vandenpeereboom sedert 1842 deel maakt,
en van 1859 Voorzitter is, had Zaterdag be
sloten 's anderendaags bij haren beminden
Hoofdman in naam der ontellijke meerder
heid haren leden haar spijt en hare veront-
weerdiging te gaan luentgeven over den
uitslag der laatste kiezingen.
Deze stappen moesten 'onder de leden der
Ghilde blijven maar dit besluit was wel
haast gekend van meest al de maatschap
pijen der stad die het besluit namen zich te
vervoegen bij deze erkentelijke en sijmpa-
tieke betooging.
Zondag middag dan, een stoet samenge
steld uit 12 A 15 honderd burgers, dien zich
gevormd had bij hetlokaal van S' Sebastiaan,
trok statig en in stilte langs de Boterstraat
naar de woonst van den ouden Volksver
tegenwoordiger.
Aan het hoofd van den stoet stapten de
leden van S' Sebastiaan onder het geleide
van hunnen Onder-Presidentdaarop volg
den de leden van meest al de maatschappijen,
zóó talrijk in onze stad, waarvan het ons
onmogelijk is al de namen op te geven.
Welhaast vervulden zich de ruime zalen
der woonst van M. Vandenpeereboom, zoo
verre dat zij niet groot genoeg waren, om,
als in het huis van Socrates, al de ware
vrienden te kunnen ontvangen van onzen
medeburger, uitgesloten door de clericale
onverdraagzaamheid
Het was alsdan dat M. Eric Bouckenaere,
Stedelijke Raadsheer en Onder-Hoofdman
van S' Sebastiaan, met eene beradene en
bewogene stem aan onzen Staats-Minister
de volgende woorden toestuurde
Mijnheer de Voorzitter
Er zijn er reeds eenigen onder ons die
gezegd hebben wat pijnlijken indruk hun
de uitslag der kiezing van 15 Juni heeft
gemaakt; heden is het onze geheele maat
schappij, ik zal zeggen de geheele stad,
die daags na dien ongeluksdag, koomt
protesteerentegende daad van uitsluiting
waarvan gij het voorwerp zijt.
Alhoewel mijne zending mij de be
scheidenheid gebiedt, het zij mij nogtans
toegelaten te zeggen dat, indien er eenige
verdwaalde geesten eenen oogenblik de
tijtels kunnen miskennen hebben welke
gij op ouzc'erkentenis hebt, indien, in
hunne verdwaaldheid zij kunnen ver
geten hebben dat gij 3a jaren lang uwe
edele kennissen ten pande gesteld hebt
tot welzijn uwer geboortestad en het
arrondissement Yperen en tot verheffing
onzes vaderlands, er hier nog veel mannen
van hert zijn die zich uwe bewezene
diensten herinneren en voor wie de uit
slag van gisteren eenen hoon en eene
belediging is
Ja, Mijnheer de Voorzitter, wij hebben
met een benepen hart, de verschillige
wendingen dezer blinde en onvader-
landsche worsteling naargegaan en thans,
dat de uitslag ervan al onze hoop heeft
komen verijdelen, wij voegen ons leed
bij dit van iedereen over deze nederlaag.
Het is de uitdrukking van dit spijl
welke ik gelast ben u te komen geven in
naam onzer ghilde, in naam van bijna al
de maatschappijen onzer stad welke zich
bij ons gevoegd hebben, en indien al deze
blijken van toegenegenheid en aange
kleefdheid eenigzins de smerlen van den
tegenslag konden verzoeten, komen wij
u bidden, Mijnheer de Minister, er de
oprechtste en eerbiedigste verzekering
van te willen aan veerden.
Deze kloeke en diepdringende aanspraak
werd met algemeene toejuichingen begroet
en de herhaalde kreten vanLeve
Vandenpeereboom! dreunden door de zalen
en tot buiten de woonst.
Dit gejuich deurde nog, toen onze welbe
minde medeburger,het woord namen in,eene
krachtdadige en openhartige aanspraak de
kalmte aanmaande en de omstaanders be
dankte voor hunne welwillende betooging,
bracht hij nog in het geheugen hoe sterk
eertijds in onze stad den geest van sociëteit
was en hoe manhaftig de vereeniging harer
burgers eeuwen lang, tegen alle dwinge
landij, gelijk van waar zij'kwam, zich wist
te verzetten ten prijze van de grootste
opofferingen en van ons Yperen eene der
bloeiendste steden van Vlaanderen maakte.
Al de omstaanders, diep bewogen, gingen
één voor één voorbij M. Vandenpeereboom;
de meeste menigte,hem de hand drukkende,
brachten hem in het geheugen de dien
sten welke zij van hem nog ontvangen
hadden
Het was een zielroerend schouwspel, en
het bewijst, dat de ondankbaarheid, tot eene
politieke deugd gemaakt door de clericalen,
in het hart der ware Yperlingen geene
plaats heeft gevonden.
Men defileerde alzoo gedurend bijna eene
uur en dan ging de menigte langzaam uit
eenin afwachting der wedervraak
Huwelijken.
Sterfgevallen.
T vgyP/rvjï7- iTiTiT—-
Yperen, den 24 Juni 187<i.
Een goede maatregel is genomen geweest door
het afbreken van de hooge schouw welke zich
bevond op het noord-oost uiteinde van den
publieken hof langs de nieuwe Houtmarkt.
In het laatste tempeest was iedereen beducht
voor ongelukken en het is met de grootste vol
doening dat het gebuurte de verdwijning dezer
schouw gezien heeft.
De afbraak der schouw is Maandag begonnen,
zij was Vrijdag middag reeds ten gronde af.
Iedereen herinnert zich nog de schitterende
uitslagen door onzen medeburger M. Hector
Leboucq bekomen, zoowel in ons gemeente
Kqllegie als in de algemeene prijskampen in het
middelbaar onderwijs. Als leerling in de faculteit
der geneeskunde van de Gentsche Universiteit,
heeft hij al zijn examens met de grootste onder
scheiding afgelegd. Alsdan aangesteld als hoofd
van de anatomische werken en voorbereider van
den koers van histiologie in dezelfde Universiteit,
M. Leboucq kon daarmede niet te vrede zijn en
hij komt het te bewijzen.
Donderdag laatst, 22 dezer, in eene solemneele
zitting, voorgezeten door den heer Poirier, deken
der faculteit, heeft hij op de schitterendste wijze
zijn exaam afgelegd als speciale Doktor in Natuur-
ieerkunde.
te zamen 9.
Deze opmerkelijke uitslag is allervereerlijkst
voor M. Leboucq, en wij bieden hem onze harte
lijke gelukwenschingen aan.
Van den 10" tot den 23" Juni 1870.
GEBOORTEN
Mannelijk geslacht Ij)
Vrouweiljk id. 4)
Piancke, Ludovicus, beambte der accijnsen, en
Leroy, Eliza, zonder beroep. Lenaerts, Hen-
ricus, herbergier, en Bogaert, Maria, werkvrouw.
Debackere, Amandus, blikslager, en Siroux,
Julia, strijkster.
Debruyne, Carolus, 05 jaren, wasbleeker,
echtgenoot van Maria Knockaert, Boterstraat.
kinderen beneden Mannelijk geslacht 3)
de 7 jaren Vrouwelijk idem 3)
Den 12 Juni 1876.
Wij vragen ons af waarom het principaaItje
de noodzakelijkheid beproeft zich aan al onze
lezers te laten kennen wat armzalig sukkelaartje
het is. Het was te voren voor zulks gekend maar
slechts in Poperinghe en '.an een klein getal,daar
het thans zelve het overal uitgetrommeld heeft
door eenen brief naar de Toekomst te zenden
'Tmannetje had waarlijk niet noodig zijn hand-
teekeu door't woord «principaal» te doen volgen.
Men ziet genoegzaam wat zijne konfraters zijn en
dat het ventje de principaalste onnoozelaar
der langgerokte en korlgebroekte troepe moet
wezen. Niettemin onze lezers zijn onderricht dat
M. Papeklirikje, voor rekening zijner kluchtige
hooveerdigheid, in 't kollegie van Poperinghe,
karote en soupe-w inkel houdt. 'T is 't ambt dat
hun best schikt, want j mannetje is sterker in
kennissen over ajuinen, karoten, rapen en patat
ten, dan ervaren in Horatius en Virgilius. Men
ziet nochtans door zijnen brief dat het pretentien
heeft om Docloor in de godsgeleerdheid te wor
den; maar aan den overvloed van woorden welke
het gebruikt om den schijn van een gedacht uit
te drukken, zet men ook wel dat het maar doctoor
homceopathie zal worden ten einde een duizende
van een graan in honderd liters water-woorden te
verdrinken en aldus bij misslag zijne vertrouwe
lingen niet te hinderen. 'T is aldus dat zijnen
doorluchtigen oom Civiale, ook doctoor homoe-
opathe in geneeskunde vermaard is geworden.
Kake purperkousse zal gerust het brevet van
M. Papeklinkje mogen onderleekenen, want 'tman-
netje zal door zijne redevoeringen niemand hin
deren: Degenen welke het voor de gelukzaligheid
beschikt, zullen slapen, en degenen welke het
verdoemt, zullen lichen, twee zaken die volgens
d'Homceopathie even voordeelig zijn voor de ge
zondheid.
Indien wij durfden, wij zouden op onze beurt
aan 't prinsje met zijn paaltje vragen hoe het
komt dat het zoo zeer bekommerd is met de zui
verheid der juffers die de feesten der Philhar-
monie bijwonen en der jongelingen die op deze
juffers te zeer verliefd zouden worden.
Dit koomt voort uit een loffelijk gevoel van
't knap zielverlossertje, maar dal het hem gerust
stelle, want moest er zelfs eenig gevolg uit deze
teerdere betrekkingen spruiten, deze jongelingen
konnen al dagen deze juffers trouwen en de juffers
die noch aan hoepels, noch aan kuiptjes anker
vast liggen zouden waarschijnelijk niet beter
vragen daar naar schepen kamer op te trekken en
nadies voor M. den pastoor te verschijnen.
Men zou waarschijnelijk meenen dathetprinsje
met zijn Paaltje spijtig is van in de feesten der
Philharmonie niet aanwezig te mogen zijn. Wij
gelooven voor zooveel het behoort aan zijne
zuiverheid, hoe zonderling het ook kan schijnen
dat een wel gekweekt mannetje zoo een melk-
bleek pale prinsje kon blijven.
Kwijnt het over zijn noodlot van het zoetste
sakrament te moeten derven, of vindt het anders
een middel om geene roode kaakjes en rond buikje
te kweeken? Wij zullen dit door God en den
molenaar laten scheiden.
In alle geval als 't mannetje van de Philhar
monie spreekt, 't gelijkt niet kwalijk aan den vos
die zijnen sleert onbedachtelijk verloren heb
bende, al de andere vossen den steert wilde af
korten, maar 't beestje verloos zijn lafijn, en
heden gelijk eertijds, zou men uitroepen als de
vos de passie preekt, boertjes wacht ulder ganzen.
Wij hadden hel voorzeide: Zondag laatst een
krom en gerompeld kwezelke van uit 'toude
wijven-huis uit de Misse komende, riep uit toteen
andere kwezel in religieuze gekleed: wel ma-
sceur dat was schoon de liberalen zijn toch
eene slechte bende: wij moeten zoo lezen voorde
goede kiezingen! En daiik aan 't sermoen de twee
onnoozele zurkeltrutten gevoelden zichj zonder
te weten waarom, 't hert vol haat en nijd tegen
een groot deel hunner medeburgers.
Christus zeibemint uwen evennaasten gelijk
u zelve i> In hunne kieskuip de nieuwinoden
apostels schuimbekken van gramschap en woede
in 't burgerlijk levenzij trachten bakkers en
winkeliers, met vrouw en kinderen te ruineeren
Jesus was arm en gaf bovendien aan d'ongeluk-
kigen al wat hij bezat de nieuwmoden apos
tels kleeden zich met purper en zijde, zij bewonen
paleizen, schooien geld van 's morgens tot 'savonds
en speculeren op de banken; Jesus zei mijn
rijk is van deze wereld nietgeeft aan Cesar wat
Cesar toekomt Hedendaags, moet den Paus
Koning zijn, de priesters en bisschoppen zitten
in de wereldlijke kamers, de korsetsnoerders, de