Godsdienstige Stronijk. Stadsnieuws. scheept, in gezelschap van den wacht meester der gendarmen Meeus, met zijne bewaking gelast. Zij hebben Oostende verlaten om 5 of 4 ure 's morgends. De wachtmeester is dood gevonden op den spoorweg, nabij Drongen en Oblain is ontvlucht door van den trein te springen. Signalement. Oblain of Aublain, Leonard-Hubert-Jufien-Theophiel, ge boren te Wormhoudt, arrondissement Duinkerke (Frankrijk), oud 56 jaren. Lengte lm 72, kastanjebruin haar en wenkbrauwen, dikke blonden roslachli- gen knevel, grijze oogcn, langen neus, middelmatige mond, rond aangezicht, ronde kin en bleek van kleur. Hij droeg eene zwarte of donkere blau we klak met lederen klep, een jaquelte- palelol in donker stof, omgelegde hals band. Hij had een leder reistesje in bruin leder bij zich. Hij sprak fransch. Hij had maar 5 shellings in zijn bezit. De politie van Brussel is geheel den nacht op de been geweest en depechen in alle richtingen gezonden. Gisteren morgend heeft men de lijk schouwing van den ongelukkigen wacht meester gedaan, zij heeft te vollen de veronderstellingen bevestigd, die men heeft gemaakt. Het lijk draagt geen uit wendige teekens van geweld. De hoofd schedel is gebroken ten gevolge van den val, door uit het rijtuig te springen ver oorzaakt. Een hevige bloedstorting in de hersens heeft, plaats gehad. De dood moet om zoo te zeggen oogenblikkelijk zijn geweest. Het zijn de hecren geneesheeren De Nobele en Vander Meersch, wetsdoktors die in tegenwoordigheid der heeren Van- derhaeghe prokureur des konings, Van Egcren en Van Werveke, rechters en De Bosschere, greffier, die lijkonlleding hebben gedaan. Zij hebben vastgesteld dat Meeus een herkulische kracht bezat hij was een lm 87 lang. De kameraden van Meeus, de begeerte uitgedrukt hebbende hunnen ongelukki gen confrater met de nem verscnuidigüe eer te Brussel te begraven, heeft de over heid toegelaten zijn lijk naar de hoofdstad over te voeren. De prijs der telegrammen zaterdag dooi de politie verzonden, om overal het signalement van den moordenaar Oblain en het bevel zijner aanhouding te zen den, heeft tot meer dan 2000 fr. beloopen. Het gouvernement staal eene belooning van drij duizend franks toe aan den- gene die Oblain, door Engeland uitgele verd uit hoofde van moord te Sivry gepleegd, in handen van het gerecht zal plaatsen. Hel is niet noodig te herhalen wat er gezegd wordt van de plaats waar Oblain zich zou bevinden. Volgens de eenen was hij te Gent verborgen, volgens ande ren bevondt hij zich in Frankrijk, weèr anderen denken dat hij zich in de duinen tusschen Nieupoort en Blankenberghe bevondt. Heden meldt men dat het parket op het spoor van Oblain zou zijn, men zegt niet in welke richting de opzoekingen gebeuren. De veronderstellingen wat Oblain ge daan heeft, nadat hij uit den trein ge sprongen is gaan hunnen trein. Men is het nogtans eens om vast te stellen dat Oblain ongeveer een half uur op de plaats, waar hij den trein verlaten heeft, moet rondgedwaald hebben en dat hij zich vervolgens naar Gent zou begeven hebben. Sindsdien heeft niemand hem meer ontmoet, ofschoon zijn signalement door iedereen was gekend. De stoffelijke overblijfselen van den wachtmeester der gendarmerie, Meeus, zijn gisteren van Gent naar Brussel over gebracht geworden, om op het kerkhof van Sl-Gilles, buiten de oude Halpoort, begraven te worden. Om 3 1/2 ure 's namiddags, rang schikten zich 60 gendarmen, in groot uniform, in de Noorderstalie. Een peloton der gidsen was gelast hem de krijgseer te bewijzen. Vele officieren van alle wapens woonden de lijkplech- ligheid bij, onder anderen de plaats kolonel Dutillcuil, de luitenant-kolonel Goffinon, de kapitein kommandant der gendarmerie van, Brabant Engelbert, en gchee! hel korps der gendarmerie. De maatschappij der Redders van Brussel met vaandel en muziek, ging aan het hoofd van den lijkstoet, die de stad doortrok om zich naar Sl-Gilles te begeven, in het midden eener altijd aan groeiende volksmenigte geheel de politie der voorgeborchten was door algevaar digden vertegenwoordigd. De lijkrede werd door zijnen vriend den heer Mathieu, opperwachtmeester uitgesproken. De wachtmeester Meeus, was 35 jaren oud en ongehuwd. Hij logeerde in de kaserne der gendarmerie, boulevard van Waterloo en werd bijzonderlijk gebruikt voor den openbare veiligheidsdienst, geüjk wij het reeds gemeld hebben, wal de uitleveringen betreft. Het was de wachtmeester Meeus die. in het begin van dit jaar, gelast werd T'Kint de Roo- denbeke naar Brussel over te brengen, die hij te Londen of te Dover gaan halen was. Hij was voorgesteld voor het kruis der Leopoldsorde te ontvangen. Ziehier nog eenige bemerkingen welke ten opzichte van die ontsnapping gemaakt worpen Van den exprestrein, die in volle vlucht is, springen, is voorzeker meer gevaar lijk en doodelijk voor eerlijke menschen, dan voor moordenaars. Het is nu bewe zen dat toen den gendarme Meeus den trein verliet, wat zijn leven kostte, zijn gevangene er niet meer in was. Het lijk van den armen wachtmeester, werd twee of drij minuten na den doortocht des treins opgenomen, op twee honderd me ters van de brug van het Snepkenuiter ste grenspaal van hetgrnndgehied Drongen en Gent. Het lijk werd gevonden op den rug liggende, na drie tot viermaal op den grond gebotst te hebben, waarop men sporen bemerkte; hel bevond zich van vijftien tot twintig meters van de plaats, waar het de eerste maal den grond raakte. Het hoofd was erg gewond en het bloed liep er met slroomen uit. Men vond op den ongelukkigen Meeus geene enkele der stukken welke met de aanhouding van Aublain betrek hadden of van het bevel dal hij uitvoerde; maar men vond integendeel een revolver, handboeien, eene beurs met, goudstukken en zijne horlogie. De ondervest was open, hel bovenste van het hemd ook open even als of het los gerukt was. Aublain sprong van den trein terwijl deze in volle vlucht voortrolde, op eenon afstand van drie of vier honderd meiers van de plaats waar Meeus gevonden werd, den weg die verhoogd was bij middel van eenders draagt gelijke sporen zooals die welke men op de plaats ziet waar Meeus opgenomen werd, doch zij zijn min diep en min lang. Indien men den tocht van den trein op dit oogenblik berekent op omtrent 12 mijlen per uur, vindt men dat Meeus eene halve minuut na zijn gevangene uit den trein gespron gen is. Wat is er van dezen laatste geworden? Hij is op den weg niet blijven liggen, hij is niet gevallen, hij heeft zich geen lid gebroken, maar hij heeft eenige slappen in de verkeerde richting van den trein gedaan, 't is te zeggen zich van Gent ver wijderende, vervolgens eene haag over- klommen, die lol sluiting dient aan den spoorweg; heeft de baan nog wal gevolgd en is vervolgens door een veld getrokken waar hij tot twee malen door een werk man, die verwonderd over zijne tegen woordigheid was, aangesproken werd, doch Aublain antwoordde niet. De werk man sprak vlaamsch; Aublain trok voor bij met een vasten tred, de handen in den zak. Het was nog geen 6 ure in den morgend. Aublain volgde den weg en kwam te Drongen aan. Het schijnt dat hij wat gerust heeft bij eenen schrijnwerker vervolgens de groole wegen ontwijkende en den binnenweg, langs de Leye, achter het groot geslicht der jesuiten volgende. Het signalement door de personen ge geven die hem gezien hebben komt overeen met dal van het gerecht en laat geenen twijfel over de identiteit van den verdachten moordenaar. Men leest in den Précurseur De gebeurtenis van Drongen die sedert zes en dertig uren onze stad in opschud ding brengt is stellig g.iene misdaad. Het is een betreurenswaardig ongeluk waarvan de oorzaak gansch in de onver slaanbare inrichting van onzen uilieve— ringsdienst gelegen is. Men begrijpt niet, hoe men een enkele gendarme, de bewaking van eenen per soon wil toevertrouwen, die onder eene zoo ernstige betichting staat en die mede plichtigen kan hebben om hem hulp te bieden in zijne poging om te ontvluchten; de aanzienlijkste belangen, die langs den eenen kant van de beteugeling der mis daden, langs den anderen de bijzondere belangen van eene niet mindere gewich tigheid, houden er aan dat het gerecht zijnen loop heeft en men gebruikt eenen enkelen bewaker, die alle oogenblikken blootgesteld is zijnen plicht niet te kun nen vervullen, 't zij door ziekte of door uitputting zijner krachten. Dit is eene zaak die waarlijk onver staanbaar is. Gendarmen, in groot getal besleden hunnen tijd aan de bewaking der wildstrooperij wij zien er in onze stad genoeg rondloopen om in min erge feiten aan de wel hulp te bieden uitle veringen van moordenaars worden door eenen enkelen agent en het vervoer wordt zonder celrijtuig gedaan in een gewoon compartiment voor reizigers zonder schijn van voorzorg. Wat kan de rede van eenen dergelijken staat van zaken zijn Het is misschien de spaarzaamheid, het verlangen om on kosten te vermijden, verlangens die men in menigvuldige gelegenheden kan ver- wezenllijken, maar die geen naam lieeft in omstandigheden zooals de onderhavige. AANHOUDING VAN OBLAIN. Vrijdag, 27 October. Eene depeehe gisteren avond door den prokureur der Republiek te Rijsel, aan hel parket van den prokureur des Konings te Brussel gezonden, meldt dat Oblain gisteren namiddag te Rijsel is aange houden. Om zich onkennelijk te maken, had hij zijnen baard afgeschoren. Die tijding is ons door eene officiële depeehe bevestigd geworden. Oblain heeft in Frankrijk vier veroordeelingen te zij nen laste. Daarom zal hij in Frankrijk te recht staan en 't zou zeer wel kunnen gebeuren dat men hem aldaar een kop korter maakt. Hij zou er dus niet veel bij gewonnen hebben door te Drongen te ontvluchten. Daar Oblain een fransch inboorling is, kan zijne uillevering niet gevraagd wor den, maar hij zal evenwel in Frankrijk voor de misdaad in Belgie gepleegd, te verantwoorden hebben. Het proces zal voor de assisen van Douai plaats hebben. De heer Englebert, bevelhebber der gendarmerie der provinlie Brabant, schrijft den volgenden brief aan den Echo dit Parlement Brussel, 25 october 1876. Wal de bemerkingen betreft, welke ik in het nummer 299 van uw blad lees, over de zaak Oblain, veroorloof mij u te doen opmerken, dal voor redenen die ons heden onbekend zijn, de ongelukkige Meeus, de geschrevene onderrichtingen die hij ontving, om de hulp in te roepen van eenen gendarm der brigade van Oostende, welke hem door het artikel 94 van het regclment der gendarmerie voorgeschreven is, niet heeft nagekomen. Wat de zelfmoord betreft, die een abonnent aan Meeus toeschrijft, uit wan hoop zijnen gevangene te hebben laten ontsnappen, die veronderstelling is niet aannemelijk, mits de sporen van het uit springen van Oblain uit den trein ont dekt geworden zijn op den ijzerenweg, op 800 meters verder dan de plaats waar zijnen wachter viel. Hel is dus mogelijk dat de eene na den anderen uit den trein, bijna op het zelfde oogenblik zal gesprongen zijn, die alsdan tien mijlen per uur aflegde. De kapitein, L. Englebert. Zekeren Dallen, oud 62 jaren, gewe zen arrondisscments-raadsheer, tegen woordig lid van den municipalenraad en voorzitter van den Katholijken Kring van St-Remi (Frankrijk), is in beroep lot drij maanden gevang en 200 fr. boet veroordeeld, voor het plegen vtui schan delijke feiten op meisjes min dan 13 jaren oud. (Wordt voortgezet.) KOORMAATSCHAPPIJ. De Koormaatschappij heeft woensdag laatst hare winterfeesten hernomen. Deze muziekale avondstonden zijn ware l'amil- jefcesljes, zooveel te aangenamer daar dezelve gegeven zijn uit zuivere liefde lol de kunst. Men trof er een, schoon gezelschap aan waaronder men bemerkte de heeren schepen Bossaert, stedelijke raadsheeren. hoofdofficieren en een aantal nieuwe leden. Het is te hopen dat deze schoone maat schappij, door de vriendelijkheid en den moed van haren voorzitter, de goede wil en de stiptheid harer uitvoerende leden, de bezorgdheid der heeren commissaris sen, het goed opstellen der programmen, alles zal medehelpen om de goedkeuring van alle ware kenners te blijven ver dienen. De maatschappij kon niet beter hare concerts beginnen dan door het uitvoeren der Ouverture de la Sirène, van Auber. en door eene Marche, zeer wel gearran geerd dooi'M. Beyer. Wanneer dezen laatste verscheen, werd hij door een donder van handgeklap toegejuicht, een schitterend bewijs van de altijd aangloeiende toegenegenheid en waardeering voor het orkest dat dien heer zoo kundig bestiert. De Koo rzangers vervuldden weerdig- lijk hunne taak zij waren bestierd door M. Mathieu. Die kundige muziekant heeft voor zijn debut blijken van kennis van zaken gegeven wij maken er hem ons compliment over. Wij hebben twee romancen hooren zingen waarlijk betooverend, door de kunde waarmede zij voorgedragen zijn. De aanhoorders waren medegesleepl en men hoorde niemand adem halen, ook nooit lievere tenorstem heeft men te be wonderen gehad, die beter geleid en aangenamer was, daarenboven verloor men geene lettergreep en dezen die op het uiteinde der zaal zaten konden het zoowel verstaan als dezen die er dicht bij waren. Die kunstenaar is ons niet bekend, doch hel is geen onbekende voor velen onzer, daar men menigvuldige handdrukkingen heeft zien verwisselen. MM. Lombaerd en Brunfaut, hebben ons ook veel plezier gedaan, doch dezen moeten trachten den indruk van hel pu bliek te overmeesteren, de eerste cou pletten lijden er door. M. Verduyn, verdient een eermelding voor zijn lief gezang en bovenal voor zijn vlaamsch gezang, hij heeft bewezen dat IJperen zich nog hare moedertaal herinnert. De verwaarloozing van de vlaamsche taal bij onze feesten komt meest omdat er bij onze bezetting veel officieren zijn die deze taal niet verstaan, andersde vlaamsche romancen en kluchtliederen moeten dus duim niet leggen voor de fransche. M. Mailüard, heeft met zijne twee kluchtliederen ons tot tranen doen lachen, de Pompier en Oscar Pitou heeft hij meesterlijk voorgedragen doch hij vcrmijJe, zoo als in zijnen Pompier, die kleine haperingen, deze nemen de begoo cheling weg. Dit zij gezegd in 't voor- 3,000 FRANKS BELOONING. Yperen, den 28" October 1870.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1876 | | pagina 2