Gazelle van 't arrondissement IJperen.
16 EN 17 DECEMBER 1266.
Nr 821.
16e Jaar.
Zondag 16» December 1877.
Politiek. 8tads-, Kunst- en Letternieuws. Verschil lige Tijdingen, Markten, Bekendmakingen.
BERICHT.
Politieke berichten.
Laatste tijdingen.
AANKONDIGINGEN
RECLAMEN
am aast;
ABONNEMENT:
Al de tijdingen die ons uit Frankrijk
toekomen brengen nog geene definitive
beslissing aan. Het ministerie is in '(wa
ter gevallen. De kandidaten-ministers
zijn het niet kunnen eens worden nopens
het programma.
Alle dagen wordt er eene andere lijst
van ministerie uitgegeven, die des avonds
wederom verdwijnt. De laatste lijst was
samengesteld als volgt:
MM. Rochebouël. voorzitter van den
raad zonder portefeuille; Lareinly, bin-
nenlandsche zaken du Demaiue, onder-
Staatssekretaris; Dupeyre, justitie; Go-
delle, onder-sekretaris; Ducrot, oorlog;
Gontaul-Bironbuileniandsche zaken;
Béhic, openbare werken; Monlgolfier,
koophandelLa Roncière Le Noury, zee
wezen; Pouyer-Querlier. finantiën.
Dit is de vijfde lijst sedert drie dagen.
Men vraagt: wie ze beurt is liet nu om
op de lijst te komen?
Eene depeehe meldt dal er bij M. Mac-
Mahon eene verandering is ontstaan in
zijn... humeur. Men weel hoe koel hij
de groote handelaars van Parijs en ook
den voorzitter van den Senaat M. d'Au-
diffret-Pasquier heeft ontvangen. Het
schijnt dat hij tot betere gedachten is
gekomen, want senaleurs en afgevaardig
den van de Vosges en van de Meutlhe-
en-Moselle, zijn zonder moeite bij hem
toegelaten geweest en hij heeft ze als
hertogen ontvangen.
Die heeren hebben hem petitiën over
handigd van handelaars en mjveraars die
hem verzoeken een einde aan het krisis
te stellen.
Daarop heeft hij zijn zelfde antwoord
gegeven: dat gaat mij niet aan, gij moet
u tot de Kamer der afgeveerdigden wen
den in andere woorden wil dat zeggen
vraagt aan de Kamer dat zij toegeeft, dat
zij zich aan mijn gezag onderwerpt, dit is
hel eenigste middel om de krisis te doen
eindigen.
De maarschalk heeft daarenboven eene
duidelijke verklaring gedaan aan deafge-
vaardigdenhij zegt dat hij noch voor
den graaf de Chambord, noch voor den
graaf van Parijs, noch voorden zoon van
Napoleon III was, maar dal hij de repu-
bliekeinschc instellingen, als God hem
het leven Iaat, lol in 1880 zal staande
houden.
Dit wil wel zeggen, dat hij niet voor
nemens is zijn ontslag te geven. In alle
geval als hij de republiekeinsche instel
lingen blijft verdedigen, zooals hij dit
sedert 8 maanden doel, zal er in 1880
niet veel van overblijven.
Maar Mac-Mahon heefter iets vergeten
bij te voegen als hij zegde dat hij voor
geen der drij pretendenten van den troon
was. Ilij heeft niet gezegd welke verbin
tenissen hij jegens de jesuïten in het bij
zonder en de geestelijkheid in bet alge
meen heeft genomen.
Indien het waar is dat bij voor de
bonaparlisten of voor de legitimisten niet
werkzaam wil zijn, is het zeker dat die
groepen hem spoedig zouden laten schie
ten. want, geen enkel van hen wil zich
opofferen voor den persoon van den
maarschalk zelfs.
Wat er aan den maarschalk overblijft,
dat is de klerikale partij en het is die
partij, in het vooruitzicht op den dood
van den paus, die den maarschalk kost
wat kost aan het bewind wil houden.
De Correspondance universel geeft
op zijne beurt de samenstelling van een
kabinet, met M. Batbie als voorzitter en
dit ministerie zou zich heden namiddag
in den Senaat ei1 de Kamer aanbieden
en eene boodschap van den voorzitter
lezen.
Wij twijfelen evenwel aan de echt
heid dezer tijdingen.
Donderdag nacht heeft de Indèpen-
dance eene depeehe ontvangen van zijnen
parlementairen correspondent die de
mogelijkheid van een nieuw beroep op
M. Dufaure aanduidt.
Het is evenwel niet zeker dat M. Du
faure zich naar het Elysce zal willen be
geven.
Dit gerucht ter beurs bekend zijnde,
zijn de fondsen gestegen.
Dit zou een duidelijk bewijs zijn, in-
djen M. M ac-Mahon de oogen wilde
openen, om le zien wat hij moet doen om
de rust en de welvaart van Frankrijk te
verzekeren.
Wij vinden den volgenden welgepas-
len oproep in het Weekblad van Dix-
mude, die verdient in aanmerking geno
men te worden door al de liberalen en
die veel waarheid bevat. Nu dat de kleri-
kalen ongehoorde pogingen aanwenden
om het verspreiden der liberalen bladen
le beletten, is liet hoogst noodzakelijk
dat er met eene vaste en krachtdadige
hand wordt te werk gegaan, om, door
voordrachten en het verspreiden der libe
rale dagbladen, de lieden op den buiten
het gevaar bekend te maken waarin de
ullramonlaansche partij het land wil
brengen.
Ziellier het artikel van het liberaal
blad, dat in het midden der buitonmen-
schen levende, zeer wel weet wat er al
daar om gaat
Men weet dat de liberalen met eene
onvergeeflijke onverschilligheid bezield
Bureel: Dixmiidcstraat. 39.
10 centiemen dien regel.
'15 centiemen den regel.
Brieven en pakken moeten vrachtvrij
toegezonden worden.
?:yL-
fr. 4-00 jaar» voor de stad,
S'r. 4-50 voor geheel Belgie.
Buileniandsche verzendingen,'l port daarboven.
SO centiemen het nummer.
Men schrijft in op al de poslbnreelen.
DE TOEKOMST
IJZEREN-WEG.
VERTREKUREN VAN IJPEREN NAAR
Poperinghe-Haze,brouck. 6-50. - 12-07. - 6-50.
Poperinghe. 6-50. - 9-07.- 12-07. - 3-57. -
6-50. - 8-45. - 9-50.
Kortrijk. 5-34. - 9-46.- 1 1-20. - 2-55. - 5-25.-
Roeselare. 7-50. - 12-25. - 6-50.
Langemark-Oostende. 7-00. - 42-06. - 6-07.
Langhemarck, den zaterdag, 5-50.
De personen die hegeeren een
abonnement voor 1878 op de
TOEKOMST te nemen, zijn verzocht
het bedrag ervan in een mandaat
op den Post, of in Postzegels ons
te laten toekomen.Zij zullen alsdan
van heden af tot 31 December aan
staande ons blad gratis ontvangen.
b «sssESto-BEsaara
Te recht is mijn zangster nog droevig bekreten,
De hevigste smarte benijpt haar de borst.
Hoe kan, nokt ze, een kind zijnen vader vergeten,
i> Een dankbare Belg zijn weldadigen vorst?
Neen, 't juichen betaamt niet op treurige stonden
Of neemt zij nog somtijds de lier in de hand,
Zij poogt, ofschoon snikkend, zijn' lof te verkonden
En meldt hoe hij zich voor zijn volk heeft verpand
Getuige van Belgie's roemruchtig verleden,
Zij fluistert hoe hij door zijn krachtig beleid
Ons hielp in den rang van de volkeren treden
Langs de eerbaeo der blijde onafhankelijkheid.
Zij schetst hem de hand aan de grondwet geslagen,
Die hij steeds bewaarde als ons duurbaarst kleinood.
Wat vorst heeft zoo waardig zijn kroon ooit gedragen,
Roept ze uiten als hij er den prijs van vergroot
Zij zegent hem voor dien onschatbaren vrede
Die staag onzen bodem zoo glansrijk bestraalt
Zij heet hem der Koningen raadsman alsmede
Den held die zoo menigen palm heeft behaald.
Gezegend die zoo vele bronnen deed vloeien
Van roem en van welvaart vervolgt zij ontroerd,
ii Leve eeuwig door wien kunst en wetenschap bloeien,
Door wien Belgie's faam werd dóór 't heelal gevoerd!
Alom blikt de glans zijner weldaan ons tegen
a 'T vernuft dat de schitterendste bloemkransen spant
i. De handel, de nijverheid, de ijzeren wegen,
ii De landbouw 't voelde alles zijn' weldoende hand
Zij meldt hoe een woelgeest der huldigen tijden
De stevigste tronen zelfs w aggelen deed
Hoe hem Belgie's Maagd dan wéér hulde ging wijden
Door haren vernieuwden getrouwigheids eed.
Ja, teeder voelt zich mijne zangnimf bewogen
Daar zij nog dal droevige tijdstip geheugl
Toen aan aller liifde onz' vorslin werd onttogen,
Die niets aan haar kroon droeg dan paarlen van deugd.
Dien aartsvader groet ze in zijne afstammelingen
Vaak denkt ze aan het edelste hHwIijks verbond
Zij had eene aanminlijke stofle lol zingen,
Daar zij wtér Maria-Theresia vond.
II.
Neen, 't is geen droom aan kroost en onderdanen
Heeft hem, eilaas de wreede dood ontrukt
Neen, ons gekerm, ons sineeken, onze tranen,
Niels heelt de pijn die onze harten drukt.
'T is of wij nog, als eerst, die nare woorden
Hij is niet meer slechts door elks hart herhaald,
Als renen slag des bliksems klett'ren hoorden,
Terwijl we elkaar bestaarden als verdwaald.
Naar Brussel vlood uit steden, dorpen, vlekken,
Een stroom van volk, dat als een liefdrijk kroost,
Zijn' vader nog in zijne wezenstrekken
Aanschouwen ging tot laatste heul en troost.
De dagmonark scheen zelf van druk bevangen,
Hij daagde ongraag, beroofd van glans en gloed,
'T gelaat door 't floers van damp en mist behangen
Natuur als wij was rouwig van gemoed.
Door welke taal wordt ooit getrouw beschreven
Hoe men ten laatst den Koning hulde bracht
Die burg'renschaar godsdienstig voortgedreven
Naar't doodverblijfden dag verkeeid in nacht;
Der eed'lenrei, de blikken neêrgeslagen
Aan elke woon de in 't zwart gehulde vlag,
En ginds eilaas dien rijk gesierden wagen
Waarin het lijk van onzen vader lag
Van stond tot stond het krijgstuig Tosgeborsten,
Voor elks gemoed een steeds herhaalden schok,
En in den stoet onz' leêrgeliefde vorsten
Wier blik hervroeg hem wien hun God onttrok
Dat plechtige uur toen hem de Godsdienst plaatste
In 't grafgewelf voor hem hij ons berrid
Het fakk'lenlicht dat op ons wederkaalste
Als werd ons dus een laatst vaarwel gezeid
Kan 't woord alleen eens redenaars vertolken
Hoe Belgie alsdan hem dankte voor zijn lot
De erkentenis is de eerste plicht der vólken
'T was eene schuld die 't dan betaalde aan God.
O streng gerecht der oude Egijplenaren,
Vergeefs zondl gij thans pleiten bij dit graf
Om elke daad des levens op te klaren
Want 't heelal spreekt dien heerscher vrij vooraf.
Ons krijg'renheir, de vreemden en de Belgen
Begeven zich gelalen en vereend
Naar Brussel weêr slechts hoort men dóór de telgen
Van 't naakt geboomt' den wind die huilt en weent.
Uilheemsch gezucht vermengt zich bij ons rouwen
Geen smadend woord ontheiligt dezen stond.
De wereld kome in ons klein Belgie aanschouwen
Hoe vast een troon op volksliefde is gegrond.
Zoo de eikenboom, dien men zoo fraai zag prijken,
Ten einde ook 't lot des lijds moet ondergaan,
Gods goedheid laat zijn vruchten niet bezwijken,
Eer ze uit dit zaad heeft heesters doen ontstaan
Ook heeft ze ons nog een kloeken steun gegeven,
Ai nam zij ons den vader-Koning af,
Wij zien hem weèr in zijne kindren leven,
Neen, Leopold is niet geheel in 't graf.
III.
Een zacht gejuich breékl door en brengt ons tot bedaren
Mijn zangster volgen wij die saamgedrongen scharen
Zij worden door de sier der blijde hoop gericht
Ofschoon de schim des doods nog zweeft voor ons gezicht.
Kanon- en klokkenklank^ zoo dof een wijl te Yoreo3