erschilSige tijdingen. Mengelingen. Reningiielst. Westodtek. Vlamertihghe, IJPEREN 30 Januari 6 Februari den 4 Februari I88Ö. Weerom nog 'ne keer een liefdadig werk! Het is reeds eenige weken geleden dat de nonnekens hier eenen schoonen trek uitge meten hebben. Elenne van bij den Noerdom, had drie kinders in de speldewerkschool. Rijk was zij voorzeker er moest gewerkt worden om aan brood te geraken. Zij had te IJperen eenen weeldigen oom wonen die besloot om haar wat te ontlasten en stelde haar voor twee harer kinders bun elk eene plaatse te bezorgen, en ze trachten gelukkig te maken. Aio voorzicht, ige en goede moeder, nam Elenne het voorstel met vreugde aan en de zaak was geklonken. Lie kinders brachten al gauw hunne voorwerpen uit de school meè, zooals kussen, enz., en vertrokken. Zoo als zij weg waren, schoten de zuster- kens in zoo eene kolei'ie, dat zij het derde kind, die een leerlinge was, aan de deur zetteden, zeggende: als zij kunnen werken, zij vertrekken, ue groote en de kleine blij ven, ga nu ook maar. Het kind weende pijn lijk, ging met zijne dingen bij eene kennis, het ging het gebeurde vertellen. Re Zondag opvolgende, ging Elenne oin uitlegging. Elenne. Hoe komt het, zuster, dat gij mijne kleine aan de deur gezet hebt? Wat heelt zij u misdaan? Zuster. Zoudt gij mij moeten vragen wat zij misdaan heelt en waarom ik haar weggezonden heb? Elenne. ik weet nog geen repen. Zuster. Ha! gij weet geen reden, welnu, luister: Als ik jaren lang mijn hoofd gebro ken heb om hen te leeren werken en als zij het kunnen, gij trekt ze dan uit de school, meent gij dat het wel gedaan is? Elenne. Hoor zuster, het verwondert mij u zoo te hooren spreken, ik heb mijne kinders uitgetrokken, dat is waar, maar bet was mijne plicht voor hun welzijn te zorgen, ik heb mij dus niets te verwijten en aan gaande dat gij mijne kinders hebt ieercii werken, ik ben er u dankbaar over maar gij deedt niets anders dan uwen plicht en o-ij weet zeer wel dat de kinders de school veriaten als zij bekwaam zijn tot iets. Ook zeg gij ons gansche dagen dat onze kinders moeten gaan dienen, om in hunne jonge jaren het stelsel van eene huisvrouw aan te nemen, waar is nu het kwaad dat ik gedaan heb? Zuster. Gij moest uwe kinders niet uit getrokken hebben Elenne. Wat, ik had ze hier moeten laten, terwijl hunnen oom ze wilde gelukkig maken! Neen, want wat zijn de speldewer- kers nu, dat ambaent is teniet en men zal welhaast er geen droogen brood mede meer kunnen verdienen. Ik wil niet dat mijne kinders later bedelen nu men mij het geluk aanbiedt. (Want de boeren zeggen het mij nu, doet uwe dochters gaan dienen.) Zuster. Wel, bedelen is geene schande, de kinders op het einde onzer straat doen het wel. Elenne.—Wat, bedelen is geene schande, voor u misschien met, maar voor mij wel, Voor u is het gemakkelijk, de rijke kwezels doen hunne beurzen altijd open, en ons, zouden zij aan de deur zetten. Thrèse van Kasemiers. Gij hebt gelijk, uwe kinders welzijn te bezorgen, ik ken die menschen waar zij zullen wonen en zij zullen daar gelukkig zijn. Elenne. Thrèse, gij kunt wel denken dat ik mijne kinders naar geene gevaarlijke stad zou laten gaan wonen zonder ze onder goede bewaking te stellen. Zuster. Uwe kinders waren hier ook onder goede bewaking. Elenne. Ik zeg niet van neen, daar zal men nog voor hunne opvoeding; die hun geluk is zorgen. Zuster. Nu, doe uwe goesting, ik zal de mijne doen. Elenne. Ach zuster, neemt mijn kind weêr en leert het speldewerken, ik zou zoo veel verdriet hebben indien zij met meer mag komen. Zuster. Neen, vrouwke, of zoudt gij op uw hoofd dansen om uwe beenen te sparen, ik neem ze niet weêr. De vrouw vertrok met de tranen in de oogen. Wat ik niet kan verstaan, is dat onder wijzeressen tegen het geluk hunner leerlin gen kunnen zijn. Zij zouden integendeel er zeer verheugd over moeten zijn en als het mogelijk is er nog aan helpen. Nu, nu, er zijn vele van die zaken die Jar niet wel verstaat. Het is zijne schuld niet want er zijn dingen waar hij niet oolijk in is, het zal misschien beteren. Ik heb vernomen dat die fameuze jubilé, waarvan er zooveel spraak is, Donderdag begonnen is. De sermoenen ten zes uren 's ayonds, 't is wel laat, past maar op, gasten die naar de plaatse komen, en die in het moederhuis gaan, niet te verdolen. Jan zal er weêr iets van profiteeren, als ook de lezers zijner artikelen, maar hij wacht die stroom van woorden gedurig af. Tot Zondag. nOr> Mededeeling van Jan Straal uit PLECHTIGE INHALING VAN HET NIEUW ENGELTJE TE WESTOUTER Ik geloof dat, sedert de wereld bestaat, Westouter nog nooit eenen schooner dag beleefd heeft dan Maandag laatst. Van 's morgens vroeg zag men een onbeschrij felijk heèn en weêr loopen men zag vaandels wapperen, kranzen bloemen aan de huizen hech ten, in een woord, overal waren de Wesfoufer- naars aan het versieren, wel te verstaan, de leden der katholieke kerk. De stralen waren bezaaid met lelien en rozen, het was jammer dat M. De Wind zoo kwaad was en dat hij al de bloemen verstrooide; voor bijgeloovige menschen zou dit maar een slecht voortreken zjjn. Al dat geweld, welke ik hierboven beschreven heb, had voor gevolg, de installatie van een nieuw engeiken te Westouter. Kwilslabbe en Pé bril, mijne beste vrienden, hadden eene schoone cortege uitgedacht, die weerdig is, beschreven te worden. 1 GROEP. De ezel toilers met de ooren afgerond en gi kleed in het rood vlies (beteekende het bloed van Rohes Piere), opgeleid door den Olifant, opende den stoet. 2 GROEP. De bruiloft van Leot je, waar Henritje de Ster- rekijker met de wisse in de hand, zulke schoone kunsten deed. Zijne vrouw op ezel Co!geze ten, een opschrift dragende: als den grootsten liberaal V. zijne koe verloor, was het eene straf Gods, nu ik niet gaan kan is het eene beproeving van hem. 3 GROEP. De almachtige, hnone ooren latende hangen zooals: Henriije, den meester brijkkekuischer, kaïphas, de rijken van Antwerpen, de zuiveren geest, Vingt Cents, de ooliken d'Jêoen, Pé been kapper. 4 EN BELANGRIJKSTE GROEP. Beuterpander, vergezeld van den beenen ezel met elk eene roode mutse op. Op hem volgde: eene triomfwagen van O. L. V. van Loorden, waar het lief en'gelken, tol wiens eer die cortege ingelicht is geweest, op een vergulden zetel zat. Rond hem waren in halven cirkel een groot getal portaaldibben geschaard, als ook eenige jonge en aangename sehouwvagers. De wagen was bespannen met geiten-hokken, die geleid waren door den gekruldnn ezelkop met zijne huize va i achter, Achter den wagen waren er nog oude kennis sen, onder ander Pé bril eR den droogen ezel met kwilslabbe in hun midden al dansende, zij zongen een liedje die zij ter dier gelegenheid ge maakt hadden Erpels en karoten..., Selderij en poret. 5 GROEP. He' was den laatsten, maar niet te min be langrijk. De poesjes die Fie's plaats zouden bekleeden waren opgeleid door den Reninghelstschen H. Geest die een plankje droeg waar op te lezen stond: Ik zal nooit meer naar de kan'nulle gaan, omdat ik, met de kermis, geene schel hesp ge kregen heb. God den Zoon van Reninghelst houd dezelfde eer als den H. Geest, hij was vergezeld van zijne Amerikaanschen paternoster en prevelde; had zij gedaan als ik, zij zou nu niet aan den kant gezet zijn, die domme menschen, ik alleen ben slim, maar zij beeft maar wat zij verdient. De cortège deed een rondeken rond het schoolgebouw en vertrokken. Na die plechtigheid trok men op naar het oude mannenhuis waar ook een engelken zou ingehuldigd worden in de plaats van Fie. Daar gekomen, vielen zij bijna van hun zei ven van blijdschap, want zij zagen daar eene triomfpoort met een opschrift! In dit oud ge sticht word er veel goed verricht enz. Zij legde haar eed af, en bedankte Charles lapbroek voor het voordeel dat hij haar gedaan had en werd daarmêe feestelijk het gebouw rondgeleid. Beuterpander met zijne roode mutse aan kwilslabbe, Pé bril en consoorten vertrok ken vol blijdschap dat hunne slimme trekken zoo goed afgeloopen waren. Ja zij zijn volgens uwe begeerte afgeloopen, maar zal het in de toekomst ook zoo zijn? Men speelt maar met het vuur tot dat men zich ver brand en met u, heeren bestuurders, zal het ook zoo gaan; nu speelt gij zonder nadenken rnet de kat, maar wacht u van hare klauwen. Gij zijt bezig met gansch Westouter ondersten boven te keeren en te verbrijzelen wat u in den weg staat. Waar is nu de katholieke liefdadigheid? Waar is nu dat schoon gebod van liefde, dat God de Schepper der wereld, ons voorschrijft: Bemin uwe naasten als u zeiven. Welnu kwil slabbe, beuterpander, Pé bril enz wat zoudt gij zeggen indien gij aan de deur gezet waart en indien men uw brood ontnam. Wat zult gij antwoorden in het zoo gezegde laatst oordeel, als God u zal vragen naar uw goed en naar uw kwaad? Welnu, ik verzeker u dat Lucifer met zijn volk gereed zal staan, om u allen meè te doen. Onthoudt maar goed Jan Straais voorzegging, hij zou wel kunnen verwezentlijkt worden. De zitting van den 29 Januari is tot Zondag. Jan Straal. den 3 Februari 1886. Sedert eenige dagen is Gusten zeer bevangen door de nonnenziekle en hij gelooft dat die be smettelijke gevolgen voortkomen van Belle-Marie, de overgewaaide frontieren-bazin. Indien ik mij nog slechter gevoel, zal ik ge noodzaakt zijn, onzen achtbaren dokter te ver wittigen en mijne artikels te verzetten. Wacht eens, vrienden, ik heb eene andere re medie uitgevonden om mijneziekte weg te ma ken. Gij weet allen dat den H. Hubertus, geen werk meer heeft om de razende onnoozelaars moed in te boezem want sedert eenige maan den is hij van zijne dienst beroofd, door den vermaarden dokter Puit Parijs, denwelken reeds vele menschen die door razende hooden gebeten waren, genezen heeft. Zelfs komt men uit de Vereenigde Staten om door den wijsge- leerden dokter, van eenen akeligen dood verlost te worden. Daarom is het dat ik naar den H. Hubeilus, kom te schrijven, om bijstand in mijne ziekte te vragen. Ziehier het brief-getuigschrift die ik hem in aller haast gezonden heb Zeer beminden en af gezelten patroon der razende onnoozelaars H Ik neem de achtbare vrijheid, U te laten we ten dat sedert de komst van Belle-Marie, de non nenziekle mij een klein bezoek te weeg brengt. Wetende, H. Hubertus, dat gij door eenen vermaarderen en getrouweren wijsgeleerden ver vangen wordt, hoop ik dat gij mijne vraag zult willen aanveerden, want, lieven afgrstelden, gij zondt niet kunnen begrijpen hoe groot die pijn is die ik moet onderstaan. >i Gelieft terzelfderlijd, de goedheid te heb ben, van mij eenige inlichtingen te geven nopens de komit van Belle-Marie, de afgestelden heili- gennonnendag, ii Ik laat u ook welen, dat de kwildibbe hare meid weggezonden heeft. n Hoe komt het, H. Hubertus, dat het ver maard brusselsch jufvrouwleen, reeds zoovele dienstmeiden gehad heeft sedert den tijd dat ze in huwelijk getreden is met haren lederen blaasbalg. Zou de oorzaak der weggezonden meid geene zekere gevolgen der toekomende vrouw van Charletje, dewelke eene belachelijke beris ping ontvangde van kwildibbe, omdat zij naar de kakschool niet wilde gaan om Rigabertje, eenen nieuwen doek rond het lijf te trekken. li Ik vraag u ook, lieven Hubertus, indien Charletje welhaast in huwelijk zal treden, roet zijne liefdadige en toekomende echtgenote. n Ook heb ik door mevrouw kwildibbe verno men, dat zij reeds eene nieuwe dienstmeid (eene elverdinghenaarster) gehuurd beeft, en dewelke binDen eenige dagen, zegt ze, hare dienst zal aannemen daarover hoop ik, afgezellen patroon der razende onnoozelaars, eenige goede en nut tige inlichtingen van u te hebben. ii't Is ook jammer, nietwaar, H. Hubertus? dat Gusten getrouwd is en eenen z. keren ouder dom begint te hebben; zoo niet, zou hij welhaa.t in vriendschap zijn met de nieuwe meid; want de Elverdinghenaarsters zijn nog al dikwijls door de trouwziekte bevangen, ik heb dat vernomen door den achtbaren Jan Wijsneus. I, Ik hoop, St Hubertus. dal gij voor mijne gezondheid zult zorgen en mij eenige inlichtin gen zult willen genu over de Iner bovengemelde personen. Daarmede sluit ik mijnen brief, cri blijf uwen loegein gen, Gusten Nieuwsgierig op de vijf geboden. Vlamertinghe, den 29 Januari 1886. Ware het niet, beminde lezers, dat ik een weinig hoop heb op dien heiligen man;dewijl hij van zijnen dienst beroofd is en dal n tijd hem nu toelaat van voor mij te zorgen, anders zou de nonnenziekle welhaast geheel onze paiocuc bedorven hebben. Geldflesch en Smit drijvuldigheid, aanbidden God, voor Gusten in den afgrond der hel (zeggeu zij) te werpen. Maar den almachtigen aanhoort hnnne vraag niet, omdat hij weet dat ze niets anders dan geld kennen en aanbidden. Gusten Nieuwsgierig. Moordpoging en poging tot zelf moord. - De genaamde Constant EI wo nende Groentenstraat te Brussel, die Be scheiden leeft van zijne vrouw, isZondag namiddag,rond 3 1/4 ure, «aar een huis der Lange Hagenstraat gegaan waar zij Ul dienstmeid woont, onder *0™^^ te vragen hare toestemming te g h zich te verkoopen, maar eigenlijk om terug bij hem te komen. De vrouw weigerde, B.., haalde eensklaps een revolver uit en ging schieten, als eene andere dienstmeid van het huis hem »eleWe- B.. liep dan in den kelder en toste zich een schot in den mond. Hij is naar gasthuis overgebrachtzijn toestand is niet gevaarlijk. Maandag morgen, rond half tien,is een ketel van een locomotief, dat in een - remise in de statie van Esschen stond, in al- wachting van de aankomst van den trein u t Holland, waarmede het ten 11 ure b m naar Antwerpen moest vertrekken, gesprongen. De ontploffing geleek aan een kanonschot. De locomotief werd gedeeltelijk verbrijze De brokken die in alle richtingen werden geslingerd, hebben insgelijks een gedeelte der remise vernield. Al de vensterruiten van eene naburige herberg werden in stukken geslagen dooi het geweld der ontploffing. Het bovendeel van den ketel, wegende 500 kilos,is terug in eene weide,op ongeveer 100 meters afstand, gevonden. Er zijn geene ongelukken te betreuren. Het alles bepaalt zich bij stoffelijke schade die op ongeveer 15,000 frank berekend wordt. n De heer V... ontving het bezoek van een oud kameraad die hij in langen tijd niet ge zien had Mijn beste, ik ben gelukkig u weer te zien en vermits gij in de stad blijft, komt ons maar dikwijls bezoeken, er zal altijd een telloor voor u op tafel zijn. Denzelfden dag, vervolgens des anderen daags en zoo voort, kwam de kameraad op het uur van den diner, zette zich aan tatel en at er voor vier. Hoe hem doen verstaan, aan die tafel schuimer, dat het te veel is, zegde de heer Y... Gij zult het niet kwalijk nemen, zegt zekeren dag M. V... tegen zijnen ouden ka meraad, mijne vrouw en ik moeten ergens bij vrienden gaan dineren. Oh dat is jammer maar dat geeft er niet aan, zegt de kameraad, gij moet u voor mij niet generen, voor dezen keer zal ik wel hier alleen eten. In een restaurant komt een heer binnen en vraagt Garcon wat hebt gij warms. Mijnheer is al te goed... Ik heb tegen woordig altijd warme voeten sedert ik sayet- te kousseri draag... Maar nu het warm we- GRANEN ei-z. verkochtte kwantiteit middenprijs p. iOOkilo. verkochtte kwantiteit raiddttuprij p. 10G kilo. Tarwe Rogge Haver Erweten Boontjes Aardap. Boter 18,200 44900) 1,800 1,400 600! 5,000 7,365' 17-50 14-75 17-50 20-50 21-00 6-00 290-00 16,400 3,800 1,900 1,500 2,200 4,000' 6,450 17-50 14-87 16-50 19-50 20-00 6-00 290-00

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 3