Gazelle van 'I amiidissftment IJperen. DE NATIONALE RESERVE. Nr 7. 25® Jaar. Zondag 14n Februari 1880. BareelSHxnindestraat, IS. AANKONDIGINGEN 10 centiemen den regel. KECEAMEftI s S5 centiemen den regel. Brieven en pakken moeten vrachtvrij toegezonden worden Politiek. Stads-, kunst- en Letternieuws. Versolt Uiige Tijdingen, Markten, Bekendmakingen Zoo d as,wij liebben ze; maar, onder eenen.Zij is Vrijdag in de kamer der Volksvertegenwoordigers gestemd geworden Wal zegden,in Joni 1884,onze Representanten Strisye, Colaert en Herten Uit al onze krachten zullen wij de verbooging der militaire lasten,en vooral het. inrichten eener reserve tegen werken. Wij beschouwen deze laatste als eenen nieuwen slag voor. den landbouw, handel en nijverheid,welke reeds zoo ter neer gedrukt zijn Als een eerlijk man zijn woord gegeven heeft, is het alsof een notaris het geschreven hadde. Welnu, hebben zij bon woord gehouden Neen, zij hebben hunne beloften vergeten. Zij hebben de kiezers bedrogen. W ant zij hebben niet alleen de verhoogiog van militaire uitgaven gestemd maar daarbij nog de reserve, kiezers, wat zegt gij daarvan? kerk moeten luide meelezen: Van scho len zonder God, verlos ons Heere! En dat was op mij... Maar daar spreek ik niet meer van... Van dan af is mijn haar beginnen grijs worden; 't wil al iets zeg gen... En van alle kanten werd mij ge schreven en gezegd, dat ik moest kiezen: koster of schoolmeester... Vele nachten niet geslapen, vele..... Hadden ze mij voorgesteld: blijf het een en doe het ander kosteloos, met twee handen zou ik aan vaard hebben... Het kon niet. Eindelijk hadden we het gevonden: Louis, mijn zoon, was ondermeester te Veirlede gemeenteraad zag mij gaarne en ik bleef koster en Louis werd schoolmeester in mijne plaats. Hij kwam in onze woning, wij bleven bij hem. Maar het was nog geene acht dagen later, het was achter de mis en 'k was in de sacristij bezig alles weg te leggen; mijnheer de pastoor klopte op mijnen schouder en zei: Koster, ge hebt kunnen 'nen school meester doen benoemen zonder mij; ik heb nu ook 'nen koster benoemd zonder u. Ik verstond hetIk was afgezetIk kon mij op mijne beenen niet meer houden en viel op mijne knieën zonder te welen wal ik deed. Mijnheer de pastoor, riep ik, wat hebt ge toch gedaan! Hebt ge niet meer compassie met 'nen ouden man? Ik zou zoolang niet meer geleefd hebben, kondet gij niet wachten tol ik dood was? Ik weel niet, wat ik nogal zei, zoodat hij antwoordde: Ge vergeet tot wien ge spreekt, kos ter, en waar ge zijt. Ik ging uit de sacristij, maar kon niet voort en moest mij op 'nen stoel achter in de kerk neêrzelten en 'k zag mijn orgel, alles, en dan heb ik geschreid als een kind. Ja, wel twee uren bleef ik zoo en kon noch weg, noch op. Veva kwam zien en vond mij daar. Wel Heere God! riep ze, Jan, wat is er u overgeko men? 'k Zeg:« Roep zoo niet, Veva.., niets.» Spreek, spreek! smeekte ze; ik zag er zeker vreeselijk aardig uit, want zij begon zoo geheel te schudden en te beven. ABONNEMENT fs*. 4-@© Jaars vo®r de stad fr. 4-5 veer gelsec Bclgi Buiten!andsche verzendingen, 't port daarboven. 1© centiemen het nnmmer. Men schrijft in op al de postbureelon. Geeft Pi eters en Pauspeiioiogem! De heilige vader te Rome lijdt toch zooveel nood en vervolging, de arme man Men heeft hem zijn koningschap, zijnen troon, zijnen schepter, zijn wereldsch gezag, in een woord, alles ontnomem. Hem bleef enkel en alleen het pauzelijk paleis en eene heele schaar kardinalen. Een pauzelijk paleis, heel pracht en rijkdom! waar alles van onge looflijke geld verkwistingen getuigt; waar alles wereldsche genoegens en wellusten uitademt en waarbij de kasteelen onzer edelen en prinsen slechts eene schaduw heeten mogen. Ziedaar de woning, het verblijf van dien beklagenswaardige. Verbeeldt u daarin eene talrijke schaar kardinalen, die van zilver, goud en edelgesteenten afwegen en die er niets te verrichten hebben dan de wereldsche praal- en pronkzucht van zijne heiligheid te bevredigen,die er met uwe giften een lui en meestal wulpsch leven slijten en in pracht, weelde en genuchten zwemmen. Ziet daar de omgeving van hem, die zich de eerste dienaar van Christus noe men durft, van Christus die alom de armoede en de ontdoening der we reldsche goederen aanpredikte en die aan zijne apostelen en volgelin gen als eerste voorwaarde oplegde aan alle aardsche rijkdommen en ge noegens vaarwel te zeggen. Ja, burgers en werklieden dat is de man met zijne omgeving,voorwien gij immer bereid zijt, als de eene of andere pastoor er u om verzoekt,uwe beurs te ontknoopen en aan wien gij maar al te dikwijls helaas! onder voorwendsel van St-Pieterspenning of nieuwjaargift voor den paus, de stuivers wegschenkt, welke in uw huishouden onontbeerlijk zijn. En wat doet de heilige man van Rome met uwe kluitjes? Eerstens, hem en zijn gevolg vet mesten en in allerhande smul- en braspartijen in weelde en overvloed laten baden. Tweedens.de jaarlijksche drie mil- lioenen,welke het italjaansche staats bestuur als schadeloosstelling voor zijn ontnomen koningschap hem aan bood, weigeren. üerdens, in zijne geboortestad, Carpineto, doet hij de familje kerk volledig herbouwen en zes andere kerken herstellen; hij doet er boven het familje paleis een observatorium inrichten en eene prachtige fonteyn plaatsen; hij doet er gasthuizen in richten en onderhouden en dat alles op eigen kosten. Millioenen verkwist hij daar, die u afgebedeld, zoo niet afgeperst worden, aan werken, die voor Carpineto misschien wel nut en waarde hebben, maar waarvan gij, burgers en werklieden nooit reuk, noch smaak hebben zult. Is het niet droevig en pijnlijk om zien dat. wij onze zuur en moeilijk verdiende penningen nog altijd met gretigheid schenken aan nooit ver zadigde, zwarte schooiers, die ze dan op bovengemelde wijze verbrassen gaan? Ja, dat is droevig en pijnlijk; maar nog veel droeviger en pijnlijker is het, wanneer men die zwarte bende aalmoezen ziet afpersen, van arme werklieden, die slechts een schraal dagloon verdienen, dat veelal ontoe reikend is om vrouw en kinderen be hoorlijk te voeden, te kleeden en te huizen. Ja, werklieden, laat uwe kinderen hongeren koude verduren om voor die vetlappen ook iets van uwe zuur verdiende daghuur te kunnen weg schenken; laat uwe kleinen van flauwte wegkwijnen en uitteren om iets te kunnen geven voor pastoor en oaus, die er zich dikke buiken en s.ale hoofden mede kweeken zullen; helpt hunne macht door uwe giften nog versterken, opdat zij te zeker der en te langer verdrukken en, doen kniebuigen kunnen. Geeft voor kerk, geloof en paus en zegt dan: ik heb de lafste en snood- sche der daden begaan. Een geus. Misera es. Vijf en zeventig jaar ben ik nu oud, mijnheer. Het wil al iets zeggen. Mijne vrouw is drie jaar jonger, dan ik. De kinders zijn hier en daar, en op 't kerkhof ook liggen er twee: Gust en Marie. En dertig jaren ben ik te Voorne meesier en ook koster... Ik ben er weg om er nooit meer weer te keeren, nooit meer, nooit... Hetwi! al iets zeggen! Ik ben altijd sterk geweest, anders zou ik er niet meer loo- pen: ik heb mijn deel gehad van miseries. En dertig jaren in hetzelfde buis ge woond. Als ge er voorbij gaat, dan zult ge 'nen grooten perelaar aan den gevel zien: dien heb ik er geplant, de eerste week dat ik er was. De druivelaars er nevens, ook van mij; bel zomerhuisje in den hof, de fruitboomen, de beziestruiken: alles van mij. 't Was er zoo een schoon plekje, mijnheer, voor mij geen schooner op de wereld. Alles is nu gedaan, mijn heer, en 'k zal hel niet meer zien, nooit, nooit... En 'k had aan Veva mijne vrouw, mijnheer'k had aan Veva gezegd, als we samen in de deur stonden en nog niets voorzagen Veva, kind, we worden oud, zoo dag voor dag... We branden stilletjes uil, als twee kaarsjes... 't Is een geluk, als men zoo alles in orde achterlaat, en m.n zeg gen kan: als er geene ongelukken gebeu ren, dan zullen we in dat bed sterven; langs deze deur zal men ons uitdragen; daar op 't kerkhof, vóór 't beenderhuis, zullen we samen liggen; onze klok zal voor ons luiden, mijn orgel voor ons spelen. We waren niet bevreesd van sterven, mijnheer, we zagen dal zoo rustig aan komen... Maar nooit hadden we voorzien, wat er gebeuren zou... Dertig jaren meester geweest, en velen zien groot worden, en ook bij het graf van velen geslaanEn van iedereen was ik gaarne gezien, van iedereen, dat mag ik zeggen... En altijd veel eer van mijne school gehaald... Maar de wet veranderde. Dan heb ik wat afgezien, miinheer, eii dikwijls in de DE TOEKOMST,

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 1