Gazelle van 'i arrondissement IJperen.
9
ft* 8
J*
25® Jaar.
Zondag 21n Februari 1886.
Politiek. Stads-, Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen, Markten, Bekendmakingen.
Jesuietenj.
Mis
cries.
9nreeï: Dixmndeatraat, IS.
AANKONDIGINGEN 10 centiemen den regel.
RECLAMES 95 centiemen den regel.
Brieven en pakken moeten vrachtvrij toegezonden wo-rden.
ABONNEMENT
tr. 4-M jaar» voor de etad fr. 4-5» vaar geheel Bïljl
Buitenlandsche verzendingen, 't port daarboven.
10 centiemen het nummer.
Men sehrijft in op al de poathuraeian
IJZEBEN-WEG. lFebruari 1886.
Vertrekuren van IJperen naar
Popei'inghe, 6-50 9-09 10-00 12-07
3-00 4-00 6-25 9-05 9-58.
Poperinghe-Hazebrouck,6-5012-07 6-25.
Houthem, 5-30 8-20 11-16. 5-20.
Comen, 5-30 8-05 8-20 9-58
10-10 11-16 2-41 2-53 5-20
8-58.
Comen-Armentiers, 5-30 8-05 11-16
2-53 —8-58.
Roeselare, 7-45—10-4512-204-106-30.
Langemarck-Oostende, 7-23 12-22 5-58
6-22.
Kortrijk, 5-30 8-20—9-58— 11-16 2-41
5-20.
Kortrijk-Brussel, 5-30 9-58 11-162-41
5-20.
Kortrijk-Gent, 5-30 8-20 11-16 2-41
5-20.
Groot is reeds het getal ofüaieële
scholen, die onder de zeisen van onze
gematigde meesters vielen. Maar
groot ook was de algeaüteene veront
waardiging, die in het land uit alle
borsten opsteeg bij het zien vernieti
gen van ons nationaal onderwijs En
Voor die verontwaardiging wordt
krijscher Thonissen bang. Hij vreest
misschien reeds voor zijn postje en
f nog meer voor zijne een en twintig
duizend franks.
Men mocht niet opentlijk tegen de
volksschool optreden en men moest
een middel vinden om het waar on
derwijs, zonder dat het opspraak
maakte, te vernietigen,
In een woord, men moest de scho
len zich van zelve doen sluiten en
de onderwijzers dwingen uit eigen
beweging te vertrekken. Uan heett
men nog een tweede voordeel: men
moet hun geen wachtgeld betalen,
Onze meesters of hunne hand-
langersvonden allichteene reddings
plank. Onder het bestudeeren der
gevloekte wet van 1884, vonden zij
dat er enkel sprake is van de lagere
onderwijzers in de paragraaf, die
zegt dat de jaarwedde voor werkelij-
ken dienst van eenen onderwijzer
nooit minder zijn mag dan het mini
mum der wachtgelden; dus onder de
1000 franks niet dalen mag.
Voor de bewaarscholen zijn de
gemeenten dus heel vrij de jaarwedde
der onderwijzeressen in werkeiijken
dienst, zoo laag te brengen als zij het
goed vinden. Zoo zijn er gemeenten
in Braband die de onderwijzeressen
hunner bewaarscholen niet in be
schikbaarheid stellen, maar haar
eene jaarwedde van300 heele fr.
toestaan.
Hoe vindt ge't, lezer, in beschik
baarheid gesteld, 't is te zeggen, voor
niets te doen, moeten die jufvrouwen
ten minste 1000 franks wachtgeld
trekken en wanneer zij 7 uren daags
verplicht zijn in verpesten deongezon-
de, ademhalingen en uitwassemingen
kinderen te onderrichten en op te
leiden, dan laat de wet toe haar eene
bespottelijke jaarwedde van 300 fr.
toe te staan.
Is dat geene schandelijke jesuiete-
rij? Is dat niet tot de klerikale ge
meenten, die van degelijk onderwijs
vijandig zijn, toeroepen: houdt uwe
scholen in stand en iaat uwe onder
wijzeressen in dienst; maar hongert
ze uit; maak dat zij zelfs geene korst
droog brood meer verdienen kunnen
en verplicht ze alzoo uit eigen bewe
ging haar ontslag in te dienen en
hare school te sluiten; ontdoet u op
die wijze van de scholen, waar men
de binders van jongs af leert denken,
opmerkenzaam zijn en redeneeren;
verjaag zoo de onderwijzeressen die
voor 's priesters wil niet buigen wil
den en die 's kinds verstand ontwik
kelen willen. En dan kunt gij ze
gemakkelijk en vooral onkostelijk
vervangen door zustertjes-scholen,
waar men de kleinen van de eerste
jaren af zal verkwezelen, verstompen;
waar men ze van hunne vroegste
jeugd af aan onwetendheid en ver
slaving zal gewennen en waar men
ze tot een geslacht opleiden zal, im
mer bereid om rozenkranzen en lita-
niën te prevelen en om de beurs altijd
te openen wanneer de eene of andere
zwarte vos zijne zuurverdiende oor
tjes zal komen afbedelen.
Dat is de scbreeuwenste nog van
alle onrechtveerdigheden en ware het
niet dat wij hier den omzendbrief
van krijscher Thonissen, die aan
den gouverneur van Braband gericht
is, en die zulke schelmerij als wettig
erkent, niet onder liet, oog, wij zouden
het niet gelooven kunnen, noch dur
ven.
Doch laat «onze meesters maar de
eeneonrechtveerdigheid op de andere
doen volgen; laat ze maar begaan in
hun werk van volksverdrukking en
politieke vervolging; laat ze maar de
heiligste volksrechten en vrijheden
onder de voeten trappen en laat ze
maar voortdoen aan de verbittering
der gemoederen,want een dag zal ko
men op welken de bol zal ten einde
geloopenzijn. opwelken het verdrukte
volk het hoofd verheffen zal om met
gebalden vuist zijne rechten en vrij
heden terug te eischen en opwelken
de bom der volkswoede ontploffen
zal. Dat de weerwraak dan niet al te
verschrikkelijk zij!
Een misnoegde.
Vervolg en slot.
De menschen zagen mij gelukkiglijk
nog gaarne, en Louis is altijd de beste
jongen ter wereld geweest; ja, 'k mag
zeggen, dat hij mijn beste vriend ter we
reld is, hij en Veva...
En 'k had de gewoonte, om elf ure,
een druppeltje te gaan drinken in den
MolenDoodbrave menschen, bijzonder
Melia, de bazin, er. daar kon ik zoo nog
een weinig praten: door haar wist ik, dat
de nieuwe koster zoo goed niet speelde,,
als ik.
En op 't kasteel, tot nu altijd onbe
woond, was de baron gekomen en die
begon zich zoo een weinig de zaken aan
te trekken. Door Louis wist ik, dat hij
het niet goed op ons gemunt had eu ons
de geuzen noemde.
En als ik om elf ure weer om mijn
druppeltje ging, zag ik, dat Melia, de
bazin, zoo bleek was.
Toch geen ongeluk gebeurd! vroeg
ik zoo. Schenk mij 'nen druppel en drink
eens meê, Melia.
- Meester, ge moogt hier niet meer in
huis komen, zei ze.
Nog nooit in mijn leven had ik een
affront ondergaan en dat zei ze mij zoo.
'k Heb u toch nooit iets misdaan,
Melia?
Neen, meester, antwoordde ze. En ik
en Ivo, mijn man, zijn zelfs bij u ter
schole geweest. Ze begon te schreien:
Maar ge moogt hier niet meer komen of
de baron zal ons doen verhuizen...
Och, ja, ik heb al mijn deel gehad,
maar zoo iels had ik nooit verwacht... En
op 'nen noen kwam ik Pieter den timmer
man legen, die nam zijne muts voor mij
niet meer af. 'k Dacht: hij zal mij niet
herkend of niet gezien hebben... Maar op
het einde waren er meer, die geen' goeden
dag zegden, dan die het deden. En op 'nen
avond riep men achter mij.
De wet was opnieuw veranderd; het
was ook dezelfde gemeenteraad niet meer
en de baron was nu burgemeester.
Ik ging niet meer uit, om geene men
schen te zien en Louis kon mij zoo goed
doen gelooven, dal alles zou beteren, dat
alles een einde zou nemen en telkens hij
l'huis kwam, wist hij iets. te vertellen van
menschen, die vriendelijk geweest waren
en hij hielp mij in den. hof werken, en
bracht mij alle soorten zaad... Ik was
gelukkig, als ik op niets dacht.
Ik had onzen hof gelegd, dat een koning
er zijn plezier zou in gevonden hebben...
Ik had salade en radijzen. Maar dat ware
te lang om te vertellen... En op'nen
morgen was ik naar gewoonte vroeg op-
geslaan en 'k hield nog den hofdraad in
mijne hand, ais Louis bij mij kwam.
Vader, zei hij, en hij zag er uit als
zot, vader, zei hij, werpt dien draad
weg.
'k Zeg: Ge spreekt zoo aardig, Louis;
waarom, zou ik dat doen?
Vader, we verhuizen.
Geen zottigheden, jongen.
Maar 't was geen' zottigheid, want zijne
lippen begonnen te beven, de tranen
sprongen uit zijne oogen en 'l was ik
'die moest de stof'/ste zijn. Hij viel pan
mijn hert, 't lien, van zijnen armen, ouden
vader en bij slikte
Vader, 'k hen afgesteld We hebben
twee dagen om te verhuizen. Och, dat ge
wist, hoe ik gewerkt heb, wat ik geleden
heb... En. zelfs geen woordje dank.
Pm ik, ik hnb hem getroost, mijn'-
Och, het wil -"iels zeggen. Twee d
dan verhaheri; er kwam een
plaats.
Die twee dagen, was het bij mij, als in
een sterfhuis en dan stond de wagen vóór
de deur. Ik zag alles buiten dragen, alles,
alles... We trokken naar Willem, mijn
oudsten zoon, te Deurne, drie uren hooger
op, en de menschen kwamen op straat en
keken toe. Ik en Veva aanzagen elkander,
wij hadden hetzelfde gedachtwe waren
beschaamd zoo buiten te trekken...En als
de wagen gereed was, zegden we:
Louis, gaat gij meê voorop, dan zal
al dat volk vertrekken.
Hij deed het en Veva en ik gingen nog
eens rond.
Zie, Jan, sprak ze zoo: in deze kamer
hebben we dertig jaren geslapen; hier zijn
al onze kinders ter wereld gekomen; in
deze kamer is Gust en ook Marie gestor
ven.
En dan 'kon ze niet verder en keek door
't venster naar de kerk.
Gaan we hier nog weêrkeeren
vroeg ze.
Gij? vrceg ik
Nooit! antwoordde ze.
Ik ook niet, Veva, het is jammer dat
we niet eerst op 't kerkhof gegaan zijn
op 't graf van Gust en Marie, en van va
der en moeder.
Onze twee kinders zijn in deze kamer
gestorven,» zei ze en nam mijne muts van
mijn hoofd; daar hebben we alle twee op
de knieën voor de laatste maal gelezen.
Als we recht stonden, sprak Veva; het
volk staat nog altijd voor de deur.
Ze zullen niet weggaan, zei ik.
We zijn toch geene deugnieten, Veva,
laat ons courage hebben. Ik nam haren
stok, want ze moest al drie, vier weken
met 'nen stok gaan; ik deed de deur open
en we kwamen buiten. Ze stonden daar
al te zien, maar ik keek niet op.
Couragezei Veva. Jan, de
menschen nemen hunne muts in hunne
hand; zeg ook goedendag. Dat deed ik
ook en keek op, maar mijne oogen waren
te nat.
Daar kwam Melia, de bazin uit den
Molen, pakte ons vast en zei:
«Zoo zult ge niet weggaan, als h'
den. Moeten we daarom verhuize
Gods name!
Dat we wilden of niet, ze br
in den Molen, in de beste k-
stond koffie en wit brood
Melia, dat zal God
,o, in'
En de baas was
pen, en bracht hr
we wilden etc
maar ge
niet goed
En -
meer
vee
/achten ons
.atner, en daar
Veva zei
u vergelden'.
acbtema^<J>-
b\e°dnenb ons best,
.staat wel» mijnbeer, dat het
J'X-vertrokken om -oif
weèr te keeren. ^jnheer
Dat aües hebben we a|roagtt zegger
^^X^t weten waar^
m tjnheer. aar w
.zui Ten
i w niet meer duren» or»
Maar lang zal hew0vden
dan twee z\jn en
bc omen wu
£za li verplant worden
„«dé mefficto, t«
vaars mm op de wen
'^5-
Marietta
DE TttKliD.1l ST
m«a—mu—iiuiiiinii—iHMiHTnn minimin mun mnrr—rnwiuma mini
.jn-