w ESTOOTER, STA» IJPEREN. tan om ze voort te verpachten en alzoo die pachters in uwen winkel te trekken Gij inoet weten, Trimoes, (lat al de winkeliers ver bitterd geraken op den gemeenteraad, die u zou moeten het wmkelhouden verbieden of de zestien honderd franken intrekken, waarin (ie andere winkeliers ook betalen. Rechtzinnig gesproken, mij dunkt dajt een door de gemeente betaalde onderwijzer gee- nen winkel zou mogen houden; elders vindt men dat niet. Trimoes.De winkeliers klagen van mijnen winkel; maar, cm de waarheid te zeggen en niet te liegen, ik en zou waarachtig niet kunnen leven met mijne schooi. Leo. Dat verwondert mij, Trimoes, in wiens beurze gaat nan de zestien honderd franks van de gemeente, hei schoolgeld der betalende leerlingen, de omhaling van dit, de altnoes voor dat, enz.? ik geloof dat alle winkeliers zouden hunnen winkel gaarne sluiten, muien zij ontvingen hetgeen ik al heb hooreu noemen. Trimoes. Ja, ik zou wel kunnen bestaan indien ik maar alles ontvinge wat gij zegt, maar.... maar ik mag niet meer zeggen, want Leo. Hoe! gij zult nu beginnen klagen? Zwijgt maar, ik Keu dat liedje al lang; dat is van Delen üaelewyns praat; alzoo klappen al de zakvuluers en 111 uissCüeiUij.l doen zij hunnen oogst op. Het klagen, vriend Tri moes, is eeue plaag die men aldeelt vaa zijne familie, by weet wel uat gij nog in Ue kooien zaat wanneer uwe ouders ue liuerale hotste de van 41. n. pachtten. Welnu, door klagen en kermen, alsook door de lusschenkoiust van dl. Bayart, (tegen wieu gij menig artikel in den iieeneiisoiieii leugenaar geschreven heoLy z.ji gy, op üüeraat goed, gekweekt ge- weesu, eti uoor voorspraak van nog andere liberalen tot onderwijzer van ii. genoemd geweest. Alnoewel gij tot in 1879 voordeelen geuad hebt van liberalen, durft gij nu leu gens en valschheid uitkramen, waarover een eerlijk mensch zou blozen. Trimoes. Maar Leo, ik meende dat wij vrienden waren en gij zegt mij zulke harde dingen. Leo, Vergeef het mij, Trimoes, maar ik zeg het zooals ik het meen en gelijk geheel de wereld spreekt. Trimoes. - Laai ons daarvan zwijgen,Leo. Leo. Maar aangezien wij hier alleen zijn, mogen wij wel ons herte openen en eens overleggen wat de menschen al zeggen. Geloof mij, Trimoes, dat uw winkel, uwe 1ÖUÜ fr. en het schoolgeld, enz., enz. erg gehekeld zijn, voornamelijk door de win keliers. Trimoes. Buiten die 1600 fr., welke ik van de gemeente trek, is al net overige uit goedwilligheid gegeven voor onze katholieke scholen. Leo. -—Ja,ja. ik ken die goedwilligheid. Als M. de pasmoor of M. de kapelaan rond gaat, ge-en vele menschen omdat zij liet niet durven laten maar wel met tegenzin, want het zijn toch geene boerejaren om veel te kunnen geven voor zoogezeide goede werken. Trimoes. De boeren ge' en maar wat zij willen, zij zijn hiertoe niet gepraamd, Leo. Leo. Hola! Trimoes Eene boeiinne uit den Zuidhoek, die twintig fr. gaf voor de katholieke scholen, kreeg nog eene snauw toe. omdat zij niet genoeg gaf. Trimoes. Wat is dat 20 fr. voor weel- dige boeren Leo. - Indien ik het u mag zeggen, Tri moes, de boeren geven meer dan zij kunnen, so innige geven zelfs wat hun niet toebe- iiO 'ft. Trimoes. Hoe, Leo, ik versta u niet. Leo Gij hebt nogtans meer studiën gedaan dan ik, maar ik ve. neem nu het eene en dan het andere* Wag ik u alles platuit zeggen? Trimoes. Ja, Leo, zeg maar. Leo.Ik wil zeggen dai menschen die schulden hebben, kwaad doen met te geven voor allerlei goede werken, want het geld dat zij gftVGn behoort aan hunne schuldei- schers. ïüj dunkt dat menschen die iets kun nen geven, ook beter zouden doen van, in dezen slechten lijd, aan den armen te geven. Trimoes. Hola, Leo! goede werken vooruit en boven alles Leo. Dat was vroeger alzoo niet. Mijne ouders, zaliger memorie, kenden al die nieu we goede werken niet en gaven hunne aalnioesen aan oen arme, waarvoor zij zeker wel beioond geweest zijn van God. Trimoes.—Gij zoudt bijna tegen de goede werken der tl. kerk durven spreken, Leo. Leo. Hola, Trimoes! Ik zeg u alleenlijk wat ik overal hoor. Ik heb u, als vriend, alles verteld, omdat de menschen toch zoo klagen dat de gemeente moet 1600 fr. beta len" voor eene school die veel. zeer veel schoolgeld omvangt dat in de kas der ge- m ente zou gaan indien uw betalende leer- lnjj-en in de gemeenteschool waren. Trimoes. - Wie zegt u dat. Leo? Leo. Iedereen ondervindt dat nu, Tri moes. Het schoolgeld van de betalende bin ders der gemeenteschool wordt gestort in de kas van den gemeenteontvanger en m wiens zak gaat het gold van de betalend» kinders nwer school Trimoes. Ik heb u daarvan geene reke ning te geven, Leo. Leo.Zijtgij gram dan, Trimoes? Ik zeg u maar hetgeen ik verneem. Als ik alles overleg, vind ik'ook dai, indien het school geld uwer betalende kinders in de kas d->r gemeente ginge gelijk dat van de betalende der gemeenteschool, het abonnement niet meer zou moeten verhoogeri, maar wel zou mogen wat afslaan. Trimoes.Zwijg maar van dat school geld, Leo. Leo. Hetware nogtans een groot pro fijt voorde gemeente indien het schoolgeld van al de scholen in de gemeentekas ge stort wierde. Triemoes. Wie heeft u dat nu in bet oor geblazen. Leo Wat zult gij nog al uitbellen Leo. 't I< jammer dat ik nu geen tijd genoeg heb om u nog vele andere dingen te vertellen, maar ik beloof u, bij eene naaste ontmoeting, alles mede te deelen, indien gij mij belooft u niet gram te maken of baat te dragen tegen eenige winkeliers. Trimoes. Wat, hebben winkeliers zich met mij te bemoeien Leo. Ja,Trimoes!... gij zult bet. allichte gaan hooren; men zegt dat al de winkeliers, zelfs uw f'eetje-oom, eene petitie zullen tee- ken om te reklameeren tegen uwen winkel of uwe 1600 franks. Tot later. Trimoes ft EN ING IIELST. den 18 Maart 1886 Voor Zondag zal ik', over baas sermoen handelen die hij op 28 Februari gedaan heeft. Als ook de wederkotnste van baas en haring van Kemraei, vergeleken met hot eerste vas ten sermoen door ons haringsken gedaan, zoohaast mogelijk eenen artikel van geven. Zoo ik bemerk, en laat taring geen een ser- moentje voorbij gaan zonder dat hij Jan en de gazet afschilderd gelijk een moordenaar. Gelijk het vasten en bijgevolg dagen van verstervingen zijn, heb ik nog al veel boet- veerdiglieid ie hoen, en tot uwe groote vol doening zal ik nota nemen van al de vastene sermoenen; God gaf dat gij Jan eenen dag in zijn wezen zou laten zoo ik het ook doen. Dus, Reninghelsche vrienden, tot Zondag en boud u kloek want den vasten en is nog met gedaan. Mededeeling van Jan Straal uit den 18 Maart 1886. Xlirakel gebenrd op den bnirerberg. Samenspraak tusschen den schaper en zijn wijf. Scnaper. Wijf, er zijn hier'eenige rui ten gebroken in de kamer, wij zouden wel doen van ze te doen inzetten, niet waar De vrouw. Ja, man, want het is koud om met gebroken ruiten te zitten. Schaper.Wie zullen wij vragen; ik heb gedacht van Jul van Reninghelst te doen komen. De vrouw. Ja, vraag Jul, hij kent nog goed zijn werk want hij doet het dikwijls. De schaper. Zoo, wijf, wij zijn 't ac- coord. Ga en vraag dat hij zonder uitstel zou willen komen. De vrouwe ging naar Reninghelst en Jul beloofde des anderen daags te komen. Jul was op het appel. Jul. Dag schaperinne, ik ben hier om de gebroken ruiten te vernieuwen. Schaperinne. GoeJ Jul, zijt zoo goed in de kamer te komen ik zal u toonen waar de ruiten moeten ingezet worden. Jul en de schaperinne gingen te samen binnen. D« schaperinne nadert bet raam en toont aan Jul waar de ruiten moeten ver nieuwd zijn. Jul had te veel eten hij stond te kloek maar hij had nog wel een dessert gewild; hij was verdoold en hij meende dat hij den en gel Gabriel was die tot Maria gezonden was, om haar aan te kondigen dat den H. Geest ging over haar dalen, hij vroeg: Vrouw ik heb het beste glas van gansch de omstreek en bezit den schoonsten diamant, wil ik eene ruit in het onuerraam zetten, gij zult zeer te vreden z jn over tnij. Schaperinne. Jul. gij loopt verdoolt en ook doe wat ik u gebied en begeert anders niet, want dat is u recht niet. Jul. Om Gods wil, schaperinne, laat, mij die ruit vermaken, het zal mij aangenaam zijn. Schaperinne. Aangenaam of niet laat mij met vrede of zoo niet ik gooi u buiten. Schaper. Wuk, wuk. wat hoor ik hier, men zou zeggen dat men aan het vechten is. Schaperinne.Wel, schaper, ik ben con tent u te zien. want Jul wilde hier baas spe len en zou willen ruiten .reks en links in zetten. Schaper. Ik ben hier baas. en Juitje zal ruiten in die ramen zetten en anders niet en als hij nog goeste heeft zal ik hem een schop onder den broek geven zooals men met de kinders doet. Juitje. Wie zoudt gij schoppen, mij toch niet zeker Schaperinue. Jultje gij kunt van den H. Geest te Reninghelst spelen hier gaat het niei; zet maar uwe ruiten in en uan ue deur uit. Na dat Jultje de ruiten ingezet heeft, valt hij op de knièti en vraagt vergiffenis zeggen de, verteld toch deze gevaarnis aan nimaan ik heb leedwezen en zal braaf zijn. Schaperinne, Wat, aan niemand ver- verteilen, vandaag ga ik naar plaatse et het zal mijn eerste nieuws zijn ook mag iedereen wel weien boe sterk gij in het ruiten zetten zijt, gij zult misschien kalanten krijgen en daarmede vloog Jultje met zijne kas buiten en vertrok naar Reninghelst Ha, Juitje, wat gevaarnis niet waar!! Dat zal u leereu willen een ambacht doen die het uwe niet is. Ik zou u aanraden in hetivervolg wat beter op uwe zaken te passen, want gij zoudt niet altijd zoo wel varen, bad den schaper u bij den nek gestekt en u eene ferme ranseling gegeven gij zoudt het wel onthouden hebben, maar nu zult gij het tmssciiien gauw vergeien, maar Jan is bier die op u wat zal passen. Tot wederziens Jultje. JAN STRAAL. Vlajsertingme, den 18 Maart 1886 Hoe schoon, hoe aangenaam, hoe lieflijk was eertijds ons dorp, wanneer er den vre de en eendracht heerschte. De gemeente school die thans alleen bestond en weelderig bloeide, en die eenieder, zoowel geestelijk als wereldlijk tot tiet, hoogste toppunt prees wordt nu, elaas maar al te diep miskend en misprezen. Eene school zonder God, een geuzenboel roepen de zwartjes uit en och arme het is daar dat zij bijna allen, hunne opvoeding ontvangen hebben. Wij allen, vrienden, weten maar al te wel, tot hoe verre de twist en tweedracht ons gebrachten wie het is die hem gezaaid heeft. De duivels zitten in ons dorp en gij zult mij waarschijnlijk vragen, wie deze 'hoos- aards zijn. Ehwel, 't zijn geldflesch, smet drijvuldig- heid en den rnysterieusen kromtneuek, met eeneti uoop vaische, schijnheilige mensciien- foppers, die niet kunnen verdragen dat de goede God, zijne gunsten aan anderen uit deelt. Het zijn die satans die onseenen doo- delijken haat gez-voren hebben het is de drift van den nijd, de laagste aller driften, die niets dan kwa.id willen en niemand be minnen. dan wanneer zij ongelukkig zijn ge worden en hun tot den bedelzak gedompelt hebben. Onze vorige dorpherders gingen nooit het eene of het andere arm huis bezoeken, zon der de brave lieden troost in het hart te spreken; zonder hen te doen hopen op betere toekomst en aan de huismoeders een deel hunner spaarpenningen in de hand te stop pen. Maar nu de duivelszak is nooit vol en van geld kunnen zij niet scheiden. Ja, Vlamertinghenaars, die nachtelijke tooneelspelers hebben het voorzeid. dat' zij nooit zouden rusten, tot dat zij ons had len doen kniebuigen.en voor dat zij ongeluk vol slagen bewerkt hadden. Dat zijn voorzeker inkwisiteurs. En als zij uwe duitön hebben afgeschooidt,welke gij somwijlen uit eerlijke schaamte niet durft weigeren te geven en nogtans wel weet noodig te hebben voor uw huishouden, dan komen zij op vleienden toon: ach, wat hebt gij een goed hart, 't zal een parel zijn aan uwe kroon in den hemel. Zouden wij onzen evenmensch durven ha ten? Neen, niet waar,maar gij, onbeschaam de schooiers, gij vergeeft nooit. Zegt men niet, dat de haat, dien gij uwen broeder toe draagt, op God zeiven terugvalt Judas de verrader kreeg wel een kus van vergeving, en de Heer vergaf aan de beulen die Hem zoo vreed mishandelden. Wij volgen het voorbeeld, maar gij .zwar tjes, volgt liet, niet. Vrienden, gij zult met Gusten spreken en oordeeten, welk een verschil ons vreedzaam dorpje van voorheen hij het hedendaagsche. Bij ons, goedheid en liefde; bij de zwartjes, biltere nijd en afgunst en verwaarloosing van alle gevoelens,die hen gemakkelijk doen kenmerken Bij ons, huizen te vredenhéid, gelatenheid en betrouwen in de voorzienig heid, en bij de zwartjes, zitten de galachtige kwaadsprekemlheid en de brandende haat op den drempel, en do twee gedrochten zullen niet heen gaan,voor dat het volkomen onge luk eens broeders overkomen is. Wat zijn wij gelukkig, die ons met een zuiver gewe ten boven de wisse valligheden des werelds weien te verschaffen. Wij kennen geen mis trouwen geene achtterdacht, geen kommer, en zonder onrust zien wij de toekomst te- kant, zou er niet durven aan denken, die vraag te beantwoorden, want het is boven mijn verstand. Ehwel, groot kaltejong, 'k zou willen weten wie van ons beiden,het meeste schan daal is. Van den eenen kant weten, Gusten en zijne vrienden, dat zij allen slecht volk zijn Nu, dat bekennen wij, maar alleenlijk onder uwe oogen, sm oon meubel dat ge zijt. Nogtans ookwel doorgrieven onze artikels den sctiedel u wer zusters die ons als deug nieten uitscheld in 't stille Ja,vrienden van Vlamertinghe, gij die, Siet.jes gedrag boter kunt. oordeelen en weerleggen dan ik Zij, da zui\ere maagd van het Gidsenregiement, de bloem der infanterie, was eertijds zoo braaf, zoo stil, dat zij met niemand wilde in aanraking komen, en tiet ging zoo verre, dat zij in de kas was gekropen om haar te ver bergen, ten ein.de het visiet des doktors, ja zelfs tot nrij maal toe niet te moeten onder staan. Het moet zijn dat ze toch deugdzaam was. en wat meer is, de roode broeks heb ben het best ondervonden OhLa fine fleur En gij nog eens. groot kattejong. of be ter gezegd. Madame de Panipadour, loopt maar gedurig bij den ouden schoolvos om uwe gal uit te braken, want gelijk gij niet veel meer te maken hebt met uwen Jan, zal hij u wel de piano leeren Gij zult de eerste niet zijn, want Snuiter Fint/e, weet tr wel van te spreken. Oh. valschaards, welhaast zal ik u andero zaken voor oogen leggen, tot nu toe had ik uwe bedriegerijen nog niet ondervonden, maar ik zal u in 't korte afschilderen van het hoofd tot de voeten. Schoolvos gij moogt er u op verwachten, gij zult dan waarschijn lijk uw bek stoppen. Tot Zaterdag. Gusten Nieuwsgierig. Mengelingen. Een pastoor van een dorp vroeg aan een jon gen waarom God eeuwig is. Omdat hij een begin heeft gehad, zegde de jongen, en nooit van honger zal sterven. In eene annonce vr agt een koophandelaar een bediende, maar voegt er bij dat hij 13 tot 14 uren daags moet werken. Des anderdaags biedt zich een persoon aan. Denkt gij, vraagt de handelaar, zoolang opgesloten te kunnen blijven. Zekerlijk mijnheer, antwoordt de bediende, 'k heb nog zeven jaren in het gevang opgesloten gezeten en daarmede ben ik het watgewoon. Tuschen twee professors. Ik heb een goed boek gemaakt van devoirs die trapsgewijze vermoeilijken. Ik, zegt deandere. geeftaanmijne leerlin gen devoirs die langsom gemakkelijker worden; alzoo hebben zij het air van vooruit te gaan. De kleine Felix is een zeer lief kind. maar kan liegen gelijk gedrukt Deze week vraagt zijne moeder hem waarvan hij gekwetst is aan het voorhoofd. Oh mamatje, zegt hij, ik ben het zelf, die mij gebeten heb. Bedelaar. Oh, mijnheer, hebt medelijden met een armen wees! Voorbijganger. Zijt gij wees. Bedelaar Ja. een vader hebix nooit gehad, en mijne moeder is als kind gestorven. Oh,mijn heer, een centje als 'tu belieft, want als ik niet t' huis breng, krijg ik van mijne ouders slagen! IJPEKEN 13 Maart 20 Maart Tarwe 11.800 18 50 Rogge 5,100 15 25 Haver 2,600 17 50 Er weten 2,100 20 50 Boontjes 7,300 20-75 Aardap. 3 000 6 75 Boter 8,050 293 00 6.700 2,600 4.000 1,600 2,200! 3,000 8.5281 19-23 13 30 17 30 23-50 23 50 6 75 290 00 liet gemeente-bestuur verwittigt de inwoners dat de rol des gemeente taks op de paarden, voor het jaar 1886, voorloopiglijk vastgesteld is door den gemeente-raad, en ter in zage der belanghebbende in bet se cretariaat zal berusten gedurende veertien dagen, te rekenen van beden. Uperen, den 20 Maart 1886. De Burgemeester en Schepenen, L. VAMHEÜL2. De Secretaris, lïï«ORRISSEft. Messieurs, J'ai l'honneur de vous annoncer quejeviens de m'établir en cette ville, rue de Thourout, 22, comme Décorateur, Peiatre en bailments et équipages. Les soins que je mettrai a l'exé- cution de vos ordres me font espéier de mériter votre confiance. Veuillez agréer. Messieurs, mes sincères salutations. II V ERLAND-LEROY. -in .l.l. - mmmmnrnmmmmmmMmaBwammKmtMnmtmammHMmwsmcwttmmaamm* GRANEN enz. verkochtte kwantiteit middenprijs p 100 kilo. verkochtte kwantiteit midden pril p. 100 k 1)0.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 3