Gazette vast 't arrondissement IJperen.
Nr 14.
25e Jaar.
Zondag 4n April 1886.
Politiek. Stads-, Kunst- en Letternieuws. Verschiilige Tijdingen, Markten, Bekendmakingen.
Parlementaire schandalen
Bareel: Dlxmndestraat. 18.
AANKONDIGINGEN 10 centiemen den regel.
RECLAMED 95 centiemen den rejrel.
Brieven en pakken moeten vrachtvrij toegeaonden worden.
ABONNEMENT
tw. 4-00 'a jaar» voor de stad ft». 4-50 voor geheel Belgie.
Buitenlandsche verzendingen, 't port daarboven.
10 centiemen bet nnmmer.
Men schrijft in op al de postbureelen.
ItfZEBEl-WEG. lFebrüari 1886.
Vertrekuren van IJperen naar
Poperinghe, 6-50 9-09 10-00 12-07
5-00 4-00 6-25 9-05 9-58.
Poperinghe-Hazebrouck,6-5012-07 6-25.
Houthem, 5-30 8-20 11-16. 5-20.
Comen, 5-30 8-05 8-20 9-58
10-10 11-16 2-41 2-53 5-20
8-58.
Comen-Armentiers, 5-30 8-05 11-16
2-53 8-58.
Roeselare, 7-45—10-45—12-20—4-10-6-50.
Langemarck-Oostende, 7-23 12-22 3-58
6-22.
Kortrijk, 5-30—8-20 —9-58—11-16 2-41
5-20.
Kortrijk-Brussel, 5-30 9-58 11-162-41
5-20.
Kortrijk-Gent., 5-30 8-20 11-16 2-41
5-20.
"Wij lezen in Le Progrès nagenoeg
dees:
Ze zijn waarlijk niet meer te tellen!
Eerst Colaert en nu baron Sur-
mont deVolsberghe.
Eerst de knecht en nu de baas.
Hadden de heeren Colaert, Berten
en Struye ons prachtige en heerlijke
beloften gedaan en op hunne eer,
welke eer goede God!) gezworen van
krachtdadig op te staan tegen alle
verzwaring der militaire lasten, de
heer baron? Surmont was hij onze
drie achtbare vertegenwoordigers niet
ten achteren gebleven.
Niet eene gelegenheid liet hij ont
snappen zonder zich tegen de over
dreven militaire uitgaven en de im
mer verzwarende lasten, die op ons
volk wegen, te verzetten.
Onze lezers weten reeds hoe Colaert
en Cie hunne beloften gestand bleven,
hoe zij hun woord hielden, maar zij
weten nog niet hoe onze senateur
zijne verbintenissen nakwam of beter
hoe hij ze geschonden en verbroken
heeft.
In den beginne kwamen de daden,
de stemmingen des heeren baron
Surmont volkomen met zijne verkla
ringen overeen; 't is te zeggen dat,
van af zijne intrede in het Senaat,
hij telkenjare niet alleen tegen de
oorlogsbegrooting, maar ook nog te
gen het getal manschappen van het
leger stemde.
Het was hem zelfs niet genoeg er
tegen te stemmen, maar iedere maal
dat de gepaste gelegenheid zich voor
deed, wettigde hij zijne handelwijze
in bewoordingen, die hem in
korten tijd onder de hevigste anti
militaristen der klerikale partij in
het Senaat rangschikken deden.
Ook was hij er fier over en op
zekeren dag verklaarde hij het zelfs
rechtuit aan eenen onzer medebur
gers in de volgende omstandigheid:
De heer Lheeft eenen zoon,
onder-officier bij het paardevolk, die
reeds sinds eenigen tijd voorgesteld
is om officier benaamd le worden en
die, tengevolge van zekere kuiperijen,
stond om daargelaten te zijn en bloot
gesteld te blijven nog eenige maan
den, zoo niet eenige jaren de kazerne
te moeten bewonen.
Als goede vader en bekommerd
met de toekomst zijner kinderen,
wendde de heer L.... zich tot den
heer baron? met de bede zijnen in
vloed bij den heer minister van oorlog
wel te willen doen gelden, opdat den
jongen recht gedaan werde.
En de baron? antwoordde zoo blij
en fier mogelijk.
Dat kan niet! ik ben anti-milita-
rist, ik stem alle jare tegen het
oorlogsbudget en daarom zou ik
r kwalijk gekomen zijn, beken het,
wanneer ik gelijk wat aan het
hoofd van dat departement vragen
ginge.
Dat is duidelijk en klaar, hé
Doch dat is nog niets bij den hier-
navolgenden speech, dien wij in de
Annates parlementair es van 1884-85,
bladzijde 59 vinden
De heer baron Surmont deVolsber
ghe.«Mijnheer-en, het Senaat zal
mij toelaten van de stem die ik uiten
zal, in eenige woorden te wettigen.
Sedert ik de eer lieb in deze omhei
ning te zetelenheb ik gedurig teqen
de wet op het getal manschap>pen en
tegen de oorlogsbegrooting gedemd.
Niet dat ik het leger vijandig ben,
verre van daar, maar men kan tegen
strever zijn van een inrichtings- en
toepassingsstelsel, zonder eventwel
het bestaan van bet leger zelve te
bestrijden.
Dezen keer ook zal ik tegen het
budget stemmen.
De redens welke ik vroeger gelden
deed bestaan altijd. Ik steun niet
meer op de redens van godsdienstige
en zedelijke orde, door de voorgaande
sprekers genoegzaam ontwikkeld.
Ik ben vijandigMijnheeren, van de
overdrevene uitbreiding van ons mili
tair stelsel en ik bestatig dat die strek
king naar overdrijving immer bestaat.
In lange bijzonderheden nopens dat
onderwerp zou ik treden kunnen, ik
wil mij bij eenige algemeene feiten
bepalen.
Het getal manschappen in het le-
gerwerd over eenige jaren op 400,000
man bepaald. Dat cijfer is overschre
den.
Het leger telt hedendaags veel
meer dan 100,000 man, alhoewel de
huidige wet geduriglijk dat cijfer
bevestigt.
De 9de en 10" klassen, die vroeger
in rekening kwamen, zijn nu daar
gelaten. Zij zijn eene soort van reser
ve geworden, waar de militaire over
heid de mannen vinden zal, die on
misbaar zijn om de eerste leemten in
geval van oorlog aan te vullen.
De reserve van 30,000 mandie
reserve, tegen welke de openbare mee
ning zekerlijkuitspraak gedaan heeft,
blijft aan het dagorde en is enkel
voorloopiglijk verschoven.
Zekere militaristen gaan veel ver
der; zij zijn aanhanger, de eene! van
den persoonlijken en verplichtenden
dienst, de andere van den verplich
tenden dienst, en wij komen de in
voering der militaire oefeningen zelfs
in de lagere school allen lof te hooren
toezwaaien.
Men schijnt niet te vermoeden
welke bedenkelijke gevolgen uit de
toepassing van zulke stelsels vloeien
zouden.
Ik wil van de burgerwacht, die
zooveel misnoegdheden baart, niet
gewagen, ik zou kunnen beschuldigd
worden afwezigen aan te randen.
Er is gezegd geweest, Mijnheeren,
dat het leger een noodzakelijk kwaad
is. Ik zou niet zeggen durven dat het
leger een kwaad zij, want ik zou de
afschaffing er van vragen moeten;
maar ik erken dat het leger noodza
kelijk is aan het land om zijne volken
verplichtingen na te komen en zijne
onzijdigheid te verdedigen; noodza
kelijk om de binnenlandsche orde te
handhaven en de rechten der burgers
te doen eerbiedigen.
Ik erken die noodwendigheidmaar
van daar tot het aannemen van het
overdrijvingsstelsel dat aangang is en
dat weldra buitensporig worden zal,
is liet verre.
Wij gaan naar een stelsel, dat te
veel mannen en te veel geld cischen
zal. Zulke groote diensten zijn niet
onmisbaar
Voor wat de mannen aangaat, gij
weet waarschijnelijk niet, Mijnhee
ren, tot waar wij gekomen zijn. Zoo
men er eene statistiek van opmaken
wilde, men zou zien dat wij heel
nakend zijn van in ieder geslacht
voor soldatenlichting alles te nemen
wat goed, kloek, gezond en best is.
Dat werk heb ik over eenige jaren
voor een arrondissement gedaan en
ik ben ten volle overtuigd geweest.
Ik bid u, Mijnheeren, te willen aan
stippen, dat het arrondissement, dat
voor mijn werk tot basis diende, een
van deze is, waar de bevolking de
beste heeten mag.
Die opofferingen worden tot groot
nadeel van den landkouw en de nij
verheid, dus van den nationalen rijk
dom, gedaan.
Overbodig, meen ik, Mijnheeren,
van lang uit te weiden op de gelde
lijke zijde. Het immer klimmende
cijfer van het oorlogsbudget is gekend
Niemand heeft vergeten wat de reeds
gebouwde versterkingen kostten en
iedereen ziet met angst het getal mil-
lioenen, die door de nog te bouwen,
zullen verzwolgen worden, zoo de
ontwerpen, welke men bespeuren
laat, eene oplossing krijgen.
liet is te veel, Mijnheeren, ik denk
niet dat het goede politiek is zoo onzen
militairen toestand te overdrijven.
Ik ben overtuigd dat een min tal
rijk, maar meer. geoefend, beter on
derricht leger, waar de soldaat lange
voorbereid is, den voorrang verdient
en werkdadiger diensten bewijzen
zal. Men wint in diepte en degelijk
heid, hetgeen men in de uitgestrekt
heid verliest.
Deze beweegredens, die ik zooveel
mogelijk ingekort heb want ik zou
veel andere argumenten kunnen doen
gelden schijnen mij genoegzaam
om mijne weigerende stem te wetti
gen.»
Derhalve stemde de heer baron?
Surmont deVolsberghe met nog vier
andere zijner collega's tegen de oorlogs
begroeting.
Maar in 1886 is het een heel ander
paar mouwen.
Niet dat onzen baron? van gedacht
veranderd is, nopens de kwestie der
militaire uitgaven. O neen!
Een klerikale senateur, zooals de
eerste, de beste der eerlijke lieden,
heeft maar eene overtuiging, een
woord, 't is aangenomenDoch dat
belette hem niet dit jaar niet alleen
DE TOEKOMST,