Stadsnieuws. zooals nu. Voor de verspreiding der 12 geslachten schreef Joannes tot het volk, (o e kapittel, 16de vers) hunne zonden aan elkander te biechten en voor elkander te bidden. Indien het zoo is, zou de priester ook zijne zonden aan den biechteling moe ten biechten om absolutie te bekomen, want de priester is toch ook mensch en heeft zijne gebreken. In het heilig schrift zult gij nergens lezen dat de apostels of oversten der h. kerk de absolutie geweigerd of gegeven hebben. Niettegenstaande dat, beweren de geestelijken die macht te hebben en steunen zich daarvoor op den bijbel, dien zij naar hunne manier uitleggen. Maar, geachte lezers, de bijbel of schriftuur is door de geestelijken gemaakt, gefabrikeerd, gedrukt, herdrukt en ver beterd voor hunnen winkel. Men heeft aangevangen als de jongens met een klein balleken sneeuw, dat met lang voort te rollen zoo groot geworden is, dat geheel het menschdom ervan overrompeld en overmeesterd is geworden. Ziehier nog eenige bewijzen dat de priesters die macht niet bezitten, noch de sleutels van 't rijk der hemelen. In het kapittel II dat handelt over het Sinxen- feest, vinden wij dat Petrus en andere apostels lot het volk spreken over de zen ding van Christus, zijne dood en verrij zenis enz. Het volk was diep ontroerd en riep uit: wat moeten wij doen En Petrus ant woordde: Hebt berouw over uwe zonden en laat u doopen en uwe zonden zullen vergeven worden. Hier spreekt hij ook niet van de biecht. Wanneer de Heidenen en Joden zich tot de apostels wendden, zegden deze: gelooft in Christus en u zal vergiffenis geschonken worden. Nog eens geene oorbiecht! Zoo ook wordt verhaald dat de gevangenisbewaarder van koning Philippus zich op de knieën wierp en uitriep Heer, wat moet ik doen om ver lost te worden, en Petrus antwoordde Geloof in den Heer en gij en geheel uw huisgezin zal verlost worden. Altijd en overal 't zelfde, van de oorbiecht en de macht der priesters geen woord. De overgroole macht die de priesters zeggen te hebben moet u dus niet bevree- zen,zij heeft eeuwen lang kwaad gesticht en sticht er dagelijks. De vertroosting, die gij noodig hebt, kunt gij bij hem vin den, die 't begin is van alle goed; dit is in 't bereik van iedereen. Daar zult gij meer troost vinden dan in den biechtstoel bij den pastoor. Indien men u den biecht stoel weigert, troost er u over of beter acht er u gelukkig bij; richt u tot God alleen en wacht u wel er u opnieuw naartoe te begeven. Weet toch dat 't geen gij daar vertelt gij liet aan vader en moe der, aan uwen besten vriend niet zoudt zeggen, en gij zult u daar niet meer bege ven om getroost te worden. OPENBARE WEBKEN. Verslag door het Schepen-Collegie, voorgedragen in zitting van den Gemeente-raad, den 3 April 1886. Mijnheeren, Op 24 December 1875, wendcle liet Sclie- pen-Collegie zich tot het Staatsbestuur, ten einde het'afstaan, met vollen eigendom, te bekomen van een gedeelte der gronden voortkomende van de oude vestingen.Onder de beweegredenen welke het daartoe in bracht, deed het namelijk de volgende gel den: Met het verlangen bezield van, dichtbij de statie van den ijzeren-weg, een nieuw kwartier te zien oprijzen, wendt het Sche- pen-Collegie zich met vertrouwen tot het Staatsbestuur, om den definitieven afstand te bekomen, ten minste van liet gedeelte der militaire gronden,gelegen ten Westen der stad, den Boterplas inbegrepen, zon- der de voorwaarden die er tegenwoordig zoo nauw bet gebruik van beperken. Tbans is de stad nog omringd van grachten de Oost- West- en Zuidkan- ten zijn versmacht tusschen de oude ves- tingen. Ten Noorden ligt het Minneplein. De bouwgronden zijn raar en de ontwik- keling der stad is omzeggens onmogelijk. De openbare gezondheid eischt nochtans dat men, binnen stad, een aantal onge il zonde huizen doe verdwijnen, dat. men de straten verbreede in de volkrijke kwartie- ren, dat men vooral het gedeelte der stad zuivere waar zich de militaire gebouwen i) bevinden. Doch. alvorens af te bieden, dient men het opbouwen te verzekeren van beter geschikte woningen, en het doel dat het gemeentebestuur beoogt kan alleen bereikt wordt dan wanneer du a-ronden die de stad omringen bebouwd, en van eene soort van dooderhand die er op ligt verlost worden. Nutteloos ware het al de moeilijkheden aan te halen welke de oplossing dezer kwes tie ontmoette. De onderhandelingen weiden hardnekkig voortgezet, en na omtrent tien jaren werkzame pogingen, bekwam de stad eindelijk het volle en volkomen genot dezer glNifzij meester is erover te beschikken, heeft zij eenen plicht te vervullen. Bij het begin der onderhandelingen had het Ge meentebestuur voor doel niet alleen de stad te verfraaien, maar vooral ze gezondei te maken en bijzonderlijk de woningen der werkende klas te verbeteren. Ongelukkiglijk is liet maar al te waai dat talrijke huisgezinnen opgroeien in ongezon de kwartieren en straten, waar de lucht met moeite kan doordringen en waar het vuil water hijua niet kan wegvloeien. Niet nun waar is 'het dat het getal werkmanswoon sten, waarvan vele zich in eenen erbanne- lijken staat van onderhoud bevinden, te aerina is volgens het cijier der bevolking. Als gevolg daarvan, dat het getal personen die een en hetzelve huis bewonen, te groot is in evenredigheid van de grootte der ver trekken of kamers. Van daar ook dit aan tal beluiken, die mee .endeels bronnen van lichaamsgebreken en verderfelijke klingen zijn. Men hoeft enkel deze straten en belui ken, waar talrijke huisgezinnen als opeen gestapeld wonen, te bezoeken, om een ge dacht te hebben van de schrikverwekkende aevolgen welke er moeten uit voortspruiten voor de gezondheid en de zedelijkheid dei- werkende jeugd. Mijnheeren,de stadheeft groote opofierin gen gedaan voor de verstandelijke en zede lijke verbetering dezer jeugd. De scholen daartoe ingericht hebben, onder dit dubbel betrek, onschatbaro diensten bewezen, en bewijzen er nog; maar, het is niet voldoende aan liet kind eene gezonde ziel te hebben gegeven; een gebiedende plicht dwingt ons hem ook een gezond lichaam te verschaffen. Dit is het doei, Mijnheeren, waartoe onze pogingen moeten strekken. Om bette berei ken, zullen vele jaren en nieuwe opofferin gen noodig zijn; maar, ons dunkens, is liet een heilige plicht, aan welkende maatschap pij zich niet kan onttrekken. Maar. Mijnheeren, zooals wij het in ons verslag van December 1875 zegden, alvorens af te breken, moet men langs eenen anderen kant bouwendaartoe is grond noodig en dien grond bezitten wij thans. Het Collegie is van gevoelen dat men zou kunnen beginnen met, nabij de statie, een gansch nieuw kwartier te vormen, in het welk drie groote en breede, bijna gelijkloo- pende straten zouden uitkomen. Te dien einde zou men den Boterplas moeten aan vullen,ten minste dat gedeelte,zich uitstrek kende van de statiebrug tot de brug die de Elverdingstraat met de steenweg naar V eur- ne verbindt. Eens dat de grond effen zal zijn, zal het gemakkelijk zijn het plan dei- straten en hovingen op te maken. Daar zul len nieuwe gehouwen oprijzen; het binnenste der stad, waar de volksmenigte te groot is, zal aldus kunnen ontlast worden, en de afbraak der ongezonde straten en huizen zal kunnen voortgezet worden. Het driedubbel te bereiken doel is dus: gezond maken, ver fraaien en verzedelijken. Het zal, Mijnheeren, eene bron van werk zijn voor de toekomst en een middel om, tegenwoordig aan een deel der bevolking toe te laten zich te onttrekken aan den pijnlij ken nood van tot de openbare liefdadigheid haren toevlucht te nemen. Het ontwerp dat wij u de eer hebben u voor te stellen is slechts een eerste stap. Het zal omtrent, 20000 franks kosten doch, de gunstige toestand onzer finantiën zal toela ten dit werk te doen zonder eene leening aan te gaan. Overigens, de aldus effen ge maakte grond zal grootelijks in waarde op klimmen. Het oogenblik is gekomen van den definitie ven afstand der militaire gron den ten nutte te brengen.Reeds bezit de stad eene zwemschoolde rechttrekking van den weg die tot dit gesticht geleidt en het aan vullen van verscheidene putten, zullen de inkomsten der aanpalende eigendommen driemaal vergrooten. De fortuin der stad in onroerende goederen groeit met snelheid aan. Mocht het lot der werkende klas er debeste vruchten van inoogsten. In de tegenwoordige omstandigheden, wanneer de algemeene krisis zoo hard de werklieden treft, zal het werk dat wij voor stellen ten minsten eene tij lelijke verzach ting zijn voor een groot getal onder hen. Het zij ter harer eere gezeid, onze werkende klas verdraagt hare dervingen, men mag zen-gen hare ellende, met eene wonderbare onderworpenheid. Vergeten wij niet, MM., dat, voordezen, toen de kantennijverheid bloeiend was, de vrouw ten grootendeele voorzag in de noodwendigheden van het huishouden. Heden is, voor velen, deze dub bele bron uitgeput; het kantwerk is niet meer vergeld en de man bevindt zich zonder werk. Uit de opzoekingen welke wij gedaan hebben, blijkt het, dat het getal eerlijke werklieden welke van alle bezigheid beroofd zijn, en waarvan het meerendeel aardewer kers zijn, dicht bij de honderd bedraagt. Laat ons hen ter hulp komen, Mijnheeren, niet door de aalmoesen, die vragen zij niet, maar door hen het middel te ver schaffen hun brood te winnen. Uit het verslag door M. Leleup opge maakt, blijkt dat de te doene uitgaven be dragen zooals volgt 1° Aankoop van kortewagens, planken en andere materialen, fr. 750-Ou 2° Doorbreken van 250 m3 mettelwerk, aan4fr., 1000-00 3° Vervoer van 34014 in3 aarde, aan 50 c., 17,007-00 4° Onvoorziene uitgaven. 1,243-00 Te samen fr. 20,000-00 In geval de Gemeenteraad het ontwerp goedkeurt, ten einde werk te verschaffen aan de werkende klas, en do noodige kredie ten ter beschikking van het collegie stelt, kan men terstond de hand aan 't werk slaan. De uitgaven zouden gedekt worden door de volgende middelen 1° Overschot van het Gemeente-fonds voor 1885, fr. 10,000-00 2° Overschot van den op brengst der boom-ver- koopingen, 5,800-00 3° Vermoedelijke opbrengst der boomen, staande op den weg te ruimen grond, 1000-00 4° Te nemen op het overschot der voorgaande Gemeente rekeningen, 3,200-00 Te samen fr. 20,000-00 Wat het afbreken van den muur betreft, wii verhopen dat de Oénie zich daarmede zal gelasten, zooals dit in andere steden geschied is, zonder verdere kosten dan het aankoopen van poer en dynamiet, benevens eene kleine vergelding. WARE VOLKSVRIENDEN. In zijne zitting van 3 dezer heeft onze Gemeenteraad een besluit genomen, dat bij onze bevolking de algemeenste goedkeuring verworven heeft en dat getuigt van de va derlijke bezorgdheid, waarmede ons Stads bestuur de belangen der werklieden behar tigt. Met eenparige stemmen hebben de 14 te genwoordig zijnde leden, op voorstel van den Schepenenraad, besloten de noorderlijke helft van den Boterplas bij de statie te vullen. Dat zal, zegt de heer Burgemeester, eene onuitputtelijke bron zijn van werk voor het toekomende en een zeker middel om, binst deze ongelukkige tijden van krisis en nijver- heidsverkwijning aan een honderdtal ijper- sche werklieden, die sinds verscheidene maanden geen het minste werk vinden kun nen en die niets beters vragen dan te mogen bezig zijn, eene broodwinning te verschaffen en ze zoo aan de pijnlijke noodzakelijkheid van te moeten gaan bedelen te onttrekken. Dat werk zal daarenboven toelaten, niet alleen aan onze stad een fraaier aanzien te geven, maar nog van daar een heel nieuwe wijk te bouwen, die voorzeker veel bijdragen zal om de werkerswoningen veel geschikter, veel gezonder te maken. Het zal dus aan onze werklieden brood verschaffen en hun de gelegenheid, het mid del in de hand werken om eens die ongezon de. verpestende wijken en straten te ont vluchten, waar noch zonnestraal, noch ge zonde lucht in doordringen kan, en waar de keukenwaters en de huishoudelijke afval onmogelijk wegvloeien kunnen en derhalve daar zooveel verpestende poelen vormen zonder te gewagen van al hetgeen daar aan leiding geeft tot verderf en zedeloosheid. Onze werklieden brood verschaffen, hun gezondere en ruimere woningen bezorgen en van daar voor hunne verzedelijking veel bijdragen, dat was en is het driedubbel doel van ons wijs Stadsbestuur. Met vreugde vernemen wij dat de heer Burgemeester van gevoelen is, dat het veel heter zijn moet de hulpgelden van stad in nuttige werken te steken dan ze aan de weldadigheids-instellingen te schenken. De werkman heeft ook zijn eergevoel en veel liever verdient hij den kost voor hem en de zijnen, dan genoodzaakt te zijn lui te blij ven en zijne hand voor het ontvangen van aalmoezen uit te reiken. Hij gevoelt maar al te dikwijls hoe de aalmoes, het bedelen hem vernedert en verlaagt, terwijl het werk hem verheft en veredelt. En daarom is het dat de verspreiding van dat goed nieuws onder onze werkende bevol king, een blijde kreet, een algemeen gejubbel uit alle borsten opstijgen deed. Bravo dus gul en hartelijk bravo voor onzen Raad in 't algemeen en voor de heeren Burgemeester en Schepenen in 't bijzonder, die zoo klaar bewezen hebben dat de belan gen onzer werkersklassen hun zeer nauw ter harte liggen en die ware, echte volks vrienden zijn in den vollen zin des woords. Kattefecsi. De IJperlingen vieren sedert-,eeuwen twe> jaarlijksche feesten in het begin van n vasten,de Katte!eesten in deuOogsanaanu, den vermaarden Tuindag. Thans is onze eerste jaarlijksche kermi.s heel voorbij en wij kunnen aan den ust niet weérstaan, zegt Ftandriu, er bier een woord over te schrijven, omdat <ie ^esclue- denis van .haar ontstaan ons toelaat een blikje te werpen op ue zeden onzer heiden- sche voorouders. De vlatningen waren onder de nuurdscne volkeren de eersten, die zich up tiet laken weven toelegden; deze nijverheid was hier- reeds in zwang, onder de regeenng ad Boudewijn Hapken, alhoewel wij hei ju.s e tijdstip van haren oorsprong riiel keiu.ua. De ijpersche lakens wer i .n dour gansch Europa om hunne schiuerenue en onnavolg bare kleur geprezen; onze wevers wisten er, die helderheid aan te ge en, itaufc zij ue scheikundige eigenschippen der waters van de iJpertée of IJpertje. Menige gemeente in Vlaanderen hield toen reeds fooren of jaarmarkten. Op, *27 Februari 1126, zijnde de 2° Zondag van den vasteD, kwam karei de Goede, graafvan Vlaanderen, ons jaarfeest bezoeken, dat destijds in de St-Pieterskerk gehouden werd. De geestelijkheid liet dat zeer gaarne toe, uit hoofde van het aanzienlijk profijt dat zij uit de opbrengst der standgelden trok. (Dan reeds geldduivels 1) Onder Filips van den Elzas werd de jaar markt op eenen grond aan de Tempeliers behoorend gehouden, en wat later in de lakenhalle zelve. De jaarmarkt, gezegd Kaltefeest, is dus zoo oud als de bloei onzer alouue lakennij verheid. Op den feest-Woensdag of Kaltedag klom een ambachtsgezel, in ijpersch schar laken gekleed, op het belfort en wierp er eene levende kaï rriet allerlei gekleurde strikken en linten getooid naar beneden. liet beest kwam in de menigte, die te dier gelegenheid op de markt samengeschoold was, terechi, en iedereen haastte zich een stuk lint, waarmede men de kat versierd had, af te rukken en aan den Schepenenraad te dragen, die daarin het voorwendsel vond om liefdadigheid jegens hei volk te plegen. Daarom begint ons huidig kattefeest nog op den Woensuag of Kaltedag van de tweeue vastenweek. Dit gebruik duurde verscheidene eeuwen, en werd eerst in 1674 afgeschaft, doch in 1714 hersteld, om eindelijk met het begin van onzen tijd heel en gansch te verdwijnen. Het smijten der katten van den toren, wordt door eenen kroniekschrijver als eene godvruchtige ghewoonte aanzien, waar door de IJperlingen een bewijs gaven hun ner volledige afzwering van Freya 's eere» dienst. Men weet dat volgens de fabel, deze oorlogs godin, zuster van Odin, eenen wagen met katten bespannen, voerde! Eïe nacEttwasudelaars. In den nacht van verleden Donderdag en Vrijdag hebben twee jongheden (te samen 134 jaren oud) onzer stad, na een goed gla- zeken gedronken te hebben, besloten eene wandeling op de stadsvestingen te doen om wat lucht te scheppen komende tusschen de Rijsel- en de Meenenpoort alwaar zij wat gingen rusten op den ringmuur der vesting die 10 nieters hoog is, dachten zij aan hunne eerste jeugd en, van zinnen beroofd, vie len zij plotselings van de muur het water in. Door hun geweldig kermen en roepen van moord, brand, hulp, enz., hebben eenige personen toegesneld om uit hun uiterste ge vaar te helpen; de agenten Deramaut en Sierens wierden onmiddellijk verwittigd, deze zijn spoedig ter plaats gekomen, en heb ben, met behulp der bijstaande mannen, met koorden dit lieflijk paarke uit hunnen nood gered, maar toen het jong meisje (65 jaar) half opgetrokken was, brak de koorde en plofde wederom in het water en bekwam op nieuw eene tweede spoeling. Het wonderbaarsie van al, dat niet een van het jeudig paartje verongelukt ofdoode- lijk gewond is geweest. Maar neen, de jon geling (69 jaar) heeft van denzelfden mor- gend vroeg zijn gewoonlijk werk voortgezet en het meisje is ook, al inkelen, naar haar logement gesukkeld, zetlede er een grooten borrel op,riep met vreugd dat zij nog in lang geene zoo goede spoeling had ondergaan. Eene schoone les voor de verliefde nacht wandelaars! Eene kna&sHicct aan Sorinoiit. In zijn laatste nummer drukt het Nieuios- bladje ter gelegenheid der bespreking van het voorstel-Verschaeve in onzen Siadsraad, eene zinsnede, die aan baron Surmon dé Volsberghe eene duchtige oorveeg toedient. Het wenscht den heer schepene Bossaert geluk, omdai hij, niettegenstaande de vooiloopige afkeuring der liberale gazet ten van stad, moed genoeg gehad heeft cm zijne zienswijze niet af te gaan. Is dat niet duidelijk zeggen dat zij alleen

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 2